ECLI:NL:RBROT:2025:4353

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
10/041859-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor artikel 6 Wegenverkeerwet na ernstig verkeersongeval veroorzaakt door afleiding door telefoon

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 augustus 2023 een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, geboren in 1995, heeft haar telefoon intensief gebruikt voordat zij een rotonde opreed, waardoor zij afgeleid was en geen overzicht had over het verkeer. Bij het verlaten van de rotonde heeft zij geen voorrang verleend aan een fietser, die zij niet opmerkte en die zij aanreed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot het ongeval en lichamelijk letsel bij het slachtoffer. De rechtbank legde een geldboete van € 900,- op en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor drie maanden, met een proeftijd van één jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich niet voldoende heeft geconcentreerd op de verkeerssituatie, mede door het gebruik van haar telefoon en de laagstaande zon, en dat zij haar verantwoordelijkheid als bestuurder niet heeft genomen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/041859-24
Datum uitspraak: 11 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. J.C.P. van Kollenburg, advocaat te Etten-Leur.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 900,- subsidiair 18 dagen vervangende hechtenis, alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 1 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat haar verkeersgedrag niet kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerwet. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte haar telefoon niet heeft gebruikt terwijl zij reed, maar enkel wanneer zij stilstond voor een stoplicht of zebrapad. Zij was dan ook niet afgeleid door haar telefoon ten tijde van of kort voor het ongeval. Door de relatief hoge snelheid van de (elektrische) fietser in combinatie met een relatief lage snelheid van de auto bevond de fietser zich mogelijk in de dode hoek van de auto. Daarbij komt dat de verdachte hinder ondervond van de laagstaande zon. Uit de jurisprudentie blijkt dat in dergelijke situaties artikel 5 van de Wegenverkeerwet wordt toegepast. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerwet.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft op 21 augustus 2023, omstreeks 9:05 uur, in Rotterdam een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. De verdachte reed in een personenauto op het kruispunt van Klein Nieuwland, de Kreekhuizenlaan en de Groeninx Van Zoelenlaan. Dit kruispunt is uitgevoerd als rotonde.
Het slachtoffer reed op het fietspad van die rotonde. Op het moment dat de verdachte op de rotonde afsloeg richting de Groeninx van Zoelenlaan, heeft zij het slachtoffer geen voorrang verleend en heeft zij het slachtoffer aangereden. Het slachtoffer heeft als gevolg van de aanrijding lichamelijk letsel opgelopen. Hierdoor heeft zij een tijd niet kunnen werken.
Op basis van het onderzoek in de telefoon van de verdachte heeft de politie geconcludeerd dat het ongeval moet hebben plaatsgevonden tussen 09:01:03 uur en 09:01:34 uur en dat de verdachte haar telefoon tussen 08:56:56 uur en 09:01:17 uur veelvuldig heeft gebruikt. De verdachte heeft daarover ter zitting verklaard dat zij haar telefoon toen inderdaad veel heeft gebruikt, maar alleen op de momenten dat zij stilstond voor onder meer stoplichten (de dode verkeersmomenten) en dat zij de twee afbeeldingen heeft verstuurd via Whatsapp toen zij stilstond voor het zebrapad voor de rotonde voordat zij deze is opgereden. De verdachte zegt haar telefoon niet te hebben gebruikt tijdens het rijden op de rotonde. Zij heeft echter geen fietsers gezien en het slachtoffer pas opgemerkt toen zij haar bij het afslaan op de rotonde aanreed.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gereden en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank kan niet vaststellen dat de verdachte haar telefoon tijdens het rijden op de rotonde heeft gebruikt. Wel stelt de rechtbank vast dat de verdachte haar telefoon direct voorafgaand aan het oprijden van de rotonde en eerder op de door haar afgelegde route intensief heeft gebruikt. Door het gebruik van de telefoon voorafgaand aan het oprijden van de rotonde had de verdachte onvoldoende overzicht over welk verkeer zich toen op en nabij de rotonde bevond. Daarbij komt dat de verdachte wist dat haar zicht bij het afslaan door de laagstaande zon zou worden belemmerd.
Gelet op al deze omstandigheden had de verdachte bij het oprijden van de rotonde de situatie op die rotonde goed in ogenschouw moeten nemen, zodat zij had kunnen anticiperen op het verkeer op die rotonde. Vervolgens had zij in de gegeven omstandigheden bij het verlaten van de rotonde moeten stoppen om de verkeerssituatie ter plaatse te overzien, maar dat heeft zij niet gedaan. Ook wanneer de verdachte, zoals zij verklaart, niet veel harder dan 20 km/u op de rotonde is blijven, had zij gedurende de tijd die zij bij die snelheid op die rotonde heeft gereden de fietser kunnen opmerken of in ieder geval moeten stoppen om zich ervan te vergewissen of zij bij het verlaten van de rotonde het fietspad veilig kon passeren. Dit heeft zij niet gedaan; zij heeft het slachtoffer in het geheel niet opgemerkt, waarna zij haar op het fietspad van de rotonde heeft aangereden.
Het slachtoffer heeft als gevolg van de aanrijding tijdelijk niet kunnen werken.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het door de verdachte veroorzaakte verkeersongeval, waarbij het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen, aan haar schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is te wijten, zodat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 21 augustus 2023 te Rotterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen
dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door met
dat motorrijtuig aanmerkelijk
onoplettend te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, te weten over de rotonde die de Kreekhuizenlaan verbindt met de Groeninx
van Zoelenlaan, gaande in de richting van de Groeninx van Zoelenlaan
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar
een mobiele telefoon heeft bediend en(aldus doende) haar aandacht niet
voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden en voornoemde rotonde heeft verlaten terwijl zij, verdachte,
gehinderd door de zon, zich niet of in onvoldoende mate heeft overtuigd dat zich
geen fietsers over het om de rotonde liggende fietspad bevonden en/of naderden
en
- aldus niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een fietser, genaamd [slachtoffer],
doende was de rijbaan van de Groeninx van Zoelenlaan van rechts naar links over te
steken via dat om de rotonde liggende fietspad en
- die [slachtoffer] niet heeft laten voorgaan en
- daardoor tegen die [slachtoffer] is aangereden waardoor die
[slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkrach van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Zij heeft voordat zij een rotonde opreed haar telefoon intensief gebruikt waardoor zij nog tot kort voor het oprijden van de rotonde werd afgeleid van het verkeer en geen overzicht had over wat er toen al op en nabij die rotonde reed. Daar komt bij dat zij haar auto niet tot stilstand heeft gebracht bij het verlaten van de rotonde, ondanks dat zij door de zon onvoldoende zicht had om het kruisende verkeer goed te kunnen zien. Mede hierdoor heeft zij het slachtoffer, dat op het om fietspad van de rotonde fietste, niet opgemerkt en heeft zij haar aangereden. Het slachtoffer heeft hierbij letsel opgelopen.
Het verdient daarbij bepaald geen schoonheidsprijs dat de verdachte kort na de aanrijding de berichten op haar telefoon direct voorafgaand aan het tijdstip van het ongeval van haar telefoon heeft verwijderd en zo haar gebruik van de telefoon heeft willen verhullen. De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
Voor de strafoplegging heeft de rechtbank gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 februari 2025 over de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de conclusie dat de door de officier van justitie geëiste geldboete van € 900,- en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 1 jaar passend en geboden zijn.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel van 5, 177 en 179 van Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 900,- (negenhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
18 dagen hechtenis;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar;
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Stevens, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 11 maart 2025.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 21 augustus 2023 te Rotterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen
dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door met dat motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend, onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de ten dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten over de rotonde die de Kreekhuizenlaan verbindt met de Groeninx van Zoelenlaan, gaande in de richting van de Groeninx van Zoelenlaan welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar
- een of meer mobiele telefoon(s) heeft bediend en/of haar blik (continu) gericht hield op die mobiele telefoon(s) en/of (aldus doende) haar aandacht niet voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden en/of
- ( vervolgens) voornoemde rotonde heeft verlaten terwijl zij, verdachte, (mogelijk) gehinderd door de zon, zich niet of in onvoldoende mate heeft overtuigd dat zich geen fietsers over het om de rotonde liggende fietspad bevonden en/of naderden en/of
- ( aldus) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een fietser, genaamd [slachtoffer],
doende was de rijbaan van de Groeninx van Zoelenlaan van rechts naar links over te
steken via dat om de rotonde liggende fietspad en/of
- die [slachtoffer] niet heeft laten voorgaan en/of
- ( daardoor) tegen die [slachtoffer] is aangebotst en/of aangereden waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat vdaaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij, op of omstreeks 21 augustus 2023 te Rotterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het verkeer openstaande weg, te weten over de rotonde die de Kreekhuizenlaan verbindt met de Groeninx van Zoelenlaan, gaande in de richting van de Groeninx van Zoelenlaan, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar,
- een of meer mobiele telefoon(s) heeft bediend en/of haar blik (continu) gericht hield op die mobiele telefoon(s) en/of (aldus doende) haar aandacht niet voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden en/of
- ( vervolgens) voornoemde rotonde heeft verlaten terwijl zij, verdachte, (mogelijk) gehinderd door de zon, zich niet of in onvoldoende mate heeft overtuigd dat zich geen fietsers over het om de rotonde liggende fietspad bevonden en/of naderden en/of
-(aldus) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een fietser, genaamd [slachtoffer],
doende was de rijbaan van de Groeninx van Zoelenlaan van rechts naar links over te
steken via dat om de rotonde liggende fietspad en/of
- die [slachtoffer] niet heeft laten voorgaan en/of
(daardoor) tegen die [slachtoffer] is aangebotst en/of aangereden.
( art 5 Wegenverkeerswet 1994)