ECLI:NL:RBROT:2025:4357

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
10.065383.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gevaar op de weg door onoplettend rijgedrag met letsel als gevolg

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 juni 2023 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de Dordtselaan in Rotterdam. De verdachte, geboren in 1984, heeft een overstekende voetganger aangereden, waardoor het slachtoffer ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich onoplettend heeft gedragen in het verkeer door de voetganger niet op te merken, wat heeft geleid tot de aanrijding. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uren geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 40 uren op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden met een proeftijd van een jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend had gehandeld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, maar wel gevaar op de weg had veroorzaakt in de zin van artikel 5 van dezelfde wet. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar het subsidiair ten laste gelegde feit werd bewezen verklaard. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het letsel van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.065383.24
Datum uitspraak: 11 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. R. Delgado, advocaat te Hoogvliet Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit in die zin dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, waarvan 60 voorwaardelijk (subsidiair 30 dagen hechtenis), met een proeftijd van 1 jaar;
  • een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden met een proeftijd van 1 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie
Het primair ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte had het slachtoffer, [slachtoffer] , bij het oversteken van de Dordtselaan via het zebrapad voorrang moeten verlenen. Doordat de verdachte onvoldoende heeft opgelet, heeft hij [slachtoffer] niet tijdig opgemerkt en vervolgens aangereden. Daarmee heeft de verdachte niet de benodigde voorzichtigheid en oplettendheid in acht genomen en is sprake van aanmerkelijke schuld, waardoor bij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
4.2.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft weliswaar een voetganger aangereden op een plaats waar hij voorrang had moeten verlenen, echter is geen sprake van aanmerkelijke schuld bij de verdachte in de zin van artikel 6 WVW. De verdachte heeft immers slechts één verkeersfout gemaakt. Er is niet gebleken van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de verdachte nog andere fouten zou hebben gemaakt. Zo had hij niet gedronken, reed hij niet te hard en was evenmin sprake van telefoongebruik tijdens het rijden. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een overtreding van artikel 5 WVW, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Beoordeling
De verdachte heeft op 24 juni 2023 omstreeks 22.41 uur als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt op de Dordtselaan in Rotterdam, ter hoogte van het kruispunt met de Mijnsherenlaan. Het dossier biedt verder geen aanknopingspunten dat de verdachte daar de ter plaatse geldende maximumsnelheid heeft overschreden.
Op de rijbaan van de Dordtselaan is zowel voor als na het kruisingsvlak met de Mijnsherenlaan een zebrapad op de weg aangebracht. De verdachte heeft verklaard dat hij op weg naar die kruising dit eerste zebrapad al had gescand, daar toen niemand zag staan, en zich daarna heeft geconcentreerd op het tweede zebrapad.
Toen de verdachte bij het eerste zebrapad aankwam, bevond zich daarop (inmiddels) wel een overstekende voetganger, die de verdachte niet heeft opgemerkt. De verdachte is met onverminderde snelheid doorgereden, heeft niet tijdig meer kunnen remmen en heeft deze voetganger aangereden.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW?Om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit te komen, moet de verdachte schuld hebben in de zin van artikel 6 WVW. Of dat het geval is, hangt af van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Ook een beperkte, tijdelijke, onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren. Concreet betekent dit, dat hoe erg de gevolgen van een ongeluk ook zijn, daaruit niet automatisch volgt dat de bestuurder strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid.
Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt.
De verdachte heeft de overstekende voetganger over het hoofd gezien en aangereden. Het slachtoffer was voor hem gewoon waarneembaar geweest, als hij zijn aandacht bij de eerste voetgangersoversteekplaats was blijven houden. Dit moment van onoplettendheid is hem zeker kwalijk te nemen, maar wordt niet door ander onjuist verkeersgedrag versterkt of omlijst. Hoewel de gevolgen van het verkeersongeval voor het slachtoffer zeer ernstig zijn, biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten dat de verdachte zich onder de omstandigheden van dit geval
aanmerkelijkonvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, zoals wordt verlangd bij een overtreding van artikel 6 WVW. Van bijkomende omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, is namelijk niet gebleken. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
Artikel 5 WVW
De rechtbank acht wel bewezen dat de verdachte door zijn gedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW. De verdachte heeft een voetganger, een zwakkere verkeersdeelnemer, op een voetgangersoversteekplaats geen voorrang verleend waar dat wel had gemoeten.
4.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat hij op 24 juni 2023 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Dordtselaan:
- een voetgangersoversteekplaats met onverminderde snelheid is
genaderd en opgereden en
- (daarbij) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast aan de verkeersomstandigheden dat hij, verdachte, zijn motorrijtuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en hij, verdachte, de weg kon overzien en
- (daarbij) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een voetganger doende was die
voetgangersoversteekplaats over te steken
en aldus rijdende tegen een op die voetgangersoversteekplaats overstekende voetganger, te weten [slachtoffer], is aangebotst of aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gevaar op de weg veroorzaakt door zich onoplettend te gedragen in het verkeer. Hij heeft een overstekende voetganger niet opgemerkt en aangereden, als gevolg waarvan het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Blijkens de toelichting door het slachtoffer op de terechtzitting is hij nog altijd hulpbehoevend. De gevolgen van het handelen van de verdachte zijn daarmee groot. Het heeft het slachtoffer ook erg geraakt dat de verdachte na het ongeval geen contact meer met hem heeft opgenomen.
De verdachte heeft ter zitting alsnog zijn spijt betuigd en zijn medeleven voor het slachtoffer getoond. Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit voor het slachtoffer te laat komt, laat dit de rechtbank wel zien dat de verdachte het onjuiste van zijn handelen heeft ingezien.
Uit het uittrekstel justitiële documentatie van 5 februari 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Hij heeft zijn leven verder op orde.
Gelet op de ernst van het feit en de gevolgen daarvan zal de rechtbank een hierna te noemen taakstraf opleggen. De taakstraf is lager dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, het subsidiair tenlastegelegde feit bewezen verklaart.
De rechtbank is verder met de officier van justitie van oordeel dat gezien de ernst van de overtreding het opleggen van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid passend is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart
bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
Veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de
duur van
zes maanden, met een proeftijd van een jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G van de Grampel, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 24 juni 2023 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Dordtselaan en/of de kruising van de Dordtselaan en de Mijnsherenlaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de ten
dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op die weg, welk onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of onzorgvuldig rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar
-
een voetgangersoversteekplaats met een hogere snelheid dan voor een veilig
verkeer ter plaatse geboden was en/of (vervolgens) met onverminderde snelheid is
genaderd en/of opgereden en/of
- (daarbij) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast aan de
verkeersomstandigheden dat hij, verdachte, zijn motorrijtuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en/of hij, verdachte, de weg
kon overzien en/of
- (daarbij) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een voetganger doende was die
voetgangersoversteekplaats over te steken en/of
- gezien de omstandigheden ter plaatse te hard heeft gereden
en aldus rijdende tegen een op of nabij die voetgangersoversteekplaats
lopende/overstekende voetganger is aangebotst of aangereden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten
meerdere gebroken ribben aan de linkerzijde van de borstkas en een longloslating
van een gedeelte van de linkerlong en een breuk van de 12e borstwervel en
meerdere breuken in het bovenste gedeelte van de rechter bovenarm en een breuk
van de rechter bovenarm net boven het ellebooggewricht en meerdere breuken in
de pink van de linkerhand en een breuk van het rechter onderbeen en twee breuken
van het linker scheenbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 juni 2023 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Dordtselaan en/of de kruising van
de Dordtselaan en de Mijnsherenlaan,
-
een voetgangersoversteekplaats met een hogere snelheid dan voor een veilig
verkeer ter plaatse geboden was en/of (vervolgens) met onverminderde snelheid is
genaderd en/of opgereden en/of
- (daarbij) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast aan de
verkeersomstandigheden dat hij, verdachte, zijn motorrijtuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en/of hij, verdachte, de weg
kon overzien en/of
- (daarbij) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een voetganger doende was die
voetgangersoversteekplaats over te steken en/of
- gezien de omstandigheden ter plaatse te hard heeft gereden
en aldus rijdende tegen een op of nabij die voetgangersoversteekplaats
lopende/overstekende voetganger, te weten [slachtoffer], is aangebotst of aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )