ECLI:NL:RBROT:2025:4379

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
10/128530-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en overlijden van het slachtoffer

Op 25 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een ernstig verkeersongeval op 29 december 2023. De verdachte, een 64-jarige man, bestuurde een vuilniswagen en heeft zonder voldoende in de spiegels te kijken vanuit stilstand opgetrokken, waardoor hij een fietser, het slachtoffer, heeft aangereden. Het slachtoffer heeft door de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen en is later overleden aan complicaties na operaties. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet voldoende oplettend is geweest en niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, maar heeft hem vrijgesproken van de primair ten laste gelegde schuld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt. De rechtbank legde een geldboete van € 1.000,- op en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van één jaar. De rechtbank hield rekening met de impact van het ongeval op zowel de verdachte als de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/128530-24
Datum uitspraak: 25 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. F.A. Dudok van Heel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 1 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt en dat geen sprake is van evident en concreet gevaarzettend gedrag. De verdachte heeft alle voorzichtigheid in acht genomen die van hem kon en mocht worden verwacht. De verdachte keek in zijn spiegels en is stapvoets vanuit stilstand weggereden.
Niet is gebleken dat de verdachte het slachtoffer heeft kunnen of moeten zien. Veel waarschijnlijker is het dat de verdachte het slachtoffer niet heeft kunnen zien, omdat het slachtoffer zich met haar fiets in de dode hoek van de vrachtwagen heeft begeven. Dat is niet een omstandigheid die aan de verdachte kan worden verweten. Dat betekent dat geen sprake is van overtreding van de artikelen 5 en 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen staat vast dat op 29 december 2023 op het kruispunt van de Pannekoekstraat met de Halstraat te Rotterdam een ernstig verkeersongeval heeft plaatsgevonden. De verdachte stond met zijn vuilniswagen met draaiende motor stil op de kruising van de Pannekoekstraat met de Halstraat. [slachtoffer], hierna verder het slachtoffer, reed op de fiets op de Pannekoekstraat, komende uit de richting van Meent en gaande in de richting van de Nieuwemarkt. Hierbij passeerde zij de stilstaande vuilniswagen aan de rechterzijde. De vuilniswagen is in beweging gekomen op het moment dat het stuur van de fiets zich ter hoogte van de rechtervoorbumper van de wagen bevond.
Om de concrete toedracht van het ongeval te achterhalen heeft de rechtbank ook de cameraopnames afkomstig van de camerasystemen van de winkels ‘Blick Brillen’ en Fair Welness bekeken en beluisterd. Op de camerabeelden ([bedstandsnaam]) is te zien dat het slachtoffer de stilstaande vuilniswagen van de verdachte rechts passeert en in eerste instantie nog rechtdoor fietst. Het voorwiel van de fiets staat dan namelijk nog in één lijn met de lengteas van de fiets en het stuur dat de fietser met twee handen vasthoudt is niet ingedraaid. Op het moment dat de wielen van de vuilniswagen in beweging komen is een duidelijke beweging naar links van de fietser te zien. Ook is te horen dat het geluid van de tot dan toe stationair draaiende motor van de vuilniswagen op het moment dat de fietser zich ter hoogte van de rechtervoorbumper van de vuilniswagen bevindt aanzwelt, een geluid dat naar het oordeel van de rechtbank past bij het intrappen van het gaspedaal door de verdachte. Vervolgens ziet de rechtbank dat het slachtoffer direct haar stuur weer naar rechts draait, van haar fiets afstapt waarna zij wordt aangereden en overreden door de vuilniswagen.
Gezien het waargenomen gedrag van het slachtoffer acht de rechtbank aannemelijk dat het slachtoffer, toen zij de vuilniswagen passeerde en ter hoogte van de rechtervoorbumper van de vuilniswagen was gekomen, is geschrokken van (het geluid van) het optrekken van de vuilniswagen aan haar linkerzijde, waardoor zij met haar fiets naar links is afgeweken.
Deze schrik of verwarring is ook af te lezen uit het daarop volgende handelen van het slachtoffer. Zij stuurt immers direct weer terug naar rechts en stapt af. Onmiddellijk daarop wordt zij aangereden door de vuilniswagen.
De suggestie dat het slachtoffer van plan is geweest om voor de (toen nog stilstaande) vuilniswagen linksaf te slaan of dat zij daar toen aanstalten toe maakte vlak voordat de vuilniswagen optrok acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Op het moment dat de wielen van de vuilniswagen in beweging kwamen was het slachtoffer namelijk nog maar net voorbij de voorbumper van de vuilniswagen, had zij beide handen aan het stuur, keek recht voor zich uit en haar fietsstuur was niet ingedraaid om linksaf te slaan. Een dergelijke wijze van fietsen past niet goed bij een fietser die bezig is linksaf te slaan, laat staan dat zij dit dan direct voor de cabine van een vuilniswagen met draaiende motor zou hebben gedaan.
Vooropgesteld wordt dat van de verdachte als bestuurder van de vuilniswagen verwacht mag worden dat hij bij het wegrijden uit stilstand oplet of hij andere weggebruikers daarbij kan hinderen en daartoe zijn spiegels en camerasystemen gebruikt en zo nodig zijn hoofd of lichaam beweegt om te controleren of de weg rondom vrij is.
Uit het technisch onderzoek aan de vuilniswagen is gebleken dat de voor het zicht rondom de vuilniswagen benodigde spiegels aanwezig waren en dat de wagen was voorzien van een camera-monitorsysteem waarvan het gezichtsveld ruimschoots voldeed aan de vereiste gezichtsvelden van de vooruitkijk- en de trottoirspiegel.
De ruiten en de spiegels waren schoon en de spiegels vertoonden geen gebreken, noch heeft de afstelling van de spiegels en het camera-monitorsysteem van invloed kunnen zijn op het ontstaan van het verkeersongeval.
Uit het onderzoek is verder gebleken dat het hele weggedeelte rechts van de vuilniswagen, waar het slachtoffer vóór het verkeersongeval heeft gereden, vanaf ruime afstand achter de vuilniswagen tot voorbij de voorzijde van de wagen doorlopend zichtbaar is geweest in de rechterbuitenspiegel, de rechterbreedtespiegel en de trottoirspiegel.
De rechtbank stelt op basis van deze constateringen vast dat de verdachte het slachtoffer heeft kunnen en moeten zien, zou hij voor het wegrijden uit stilstand eerst in de hiervoor genoemde spiegels aan de rechterzijde van de vuilniswagen hebben gekeken.
Het feit dat de verdachte haar in het geheel niet heeft gezien brengt dus mee dat hij niet of in ieder geval niet voldoende van die spiegels gebruik heeft gemaakt.
Het bestaan van een ‘dode hoek’ wordt door dit technisch onderzoek weerlegd. Het verweer dat de verdachte geen blaam treft omdat het slachtoffer zich toen in de dode hoek van de vrachtwagen had begeven wordt dan ook gepasseerd.
De rechtbank acht het zeker mogelijk dat het slachtoffer langs de vuilniswagen is gefietst toen de verdachte aan de linkerzijde nog in gesprek was met de bestuurder van de vrachtwagen in de Halstraat en dat hij haar toen niet heeft gezien, maar dit onderstreept nog eens temeer de noodzaak voor de bestuurder om vóór het optrekken eerst het verkeer aan alle zijden van de vuilniswagen in ogenschouw te nemen.
Dit fatale moment van onoplettendheid heeft geleid tot een ongeluk met een tragische afloop. De rechtbank is echter van oordeel dat deze onoplettendheid van de verdachte niet dusdanig is geweest dat die kan worden aangemerkt als schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW wel bewezen. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wel degelijk gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Het verweer van de verdediging dat de verdachte geen verwijt kan worden gemaakt, omdat het slachtoffer zich in de dode hoek van de vrachtwagen had begeven, wordt zoals hiervoor overwogen gepasseerd. De subsidiair ten laste gelegde overtreding is bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 29 december 2023 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Pannekoekstraat , zich zodanig heeft
gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt;
welk genoemd gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-vanuit stilstand is opgetrokken en
-niet via de spiegels en de camera-monitor in het voertuig heeft opgemerkt dat
de bestuurster van een fiets, genaamd [slachtoffer], rechts dicht naast die door
verdachte bestuurde vrachtwagen reed en die [slachtoffer] zich inmiddels naast de
cabine en/of de rechter voorbumper van die vrachtwagen bevond en
-in botsing is gekomen met die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen is gebaseerd
De verdachte heeft een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Hij is zonder dat hij (goed genoeg) in de spiegels had gekeken met zijn vuilniswagen vanuit stilstand opgetrokken en is vervolgens met deze zware wagen tegen en daarna over het slachtoffer heen gereden.
Het slachtoffer heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen en moest meermalen aan haar benen geopereerd worden. Ruim een maand later is het slachtoffer aan de gevolgen van een na die operaties opgetreden bacteriële infectie alsnog overleden. Uit de verklaring die door de partner van het slachtoffer op zitting is afgelegd blijkt dat het ongeval ook een grote impact op zijn leven heeft. Hij wordt nog dagelijks geconfronteerd met het feit dat zijn vrouw er niet meer is. Hij heeft verteld dat het slachtoffer nog midden in het leven stond,
een grote maatschappelijke betrokkenheid had en dat hij samen met haar een vol en actief leven had. Zij hadden nog grote plannen voor de tijd dat zij samen met pensioen zouden zijn. Hij zal het gemis de rest van zijn leven blijven voelen.
De verdachte is 64 jaar en heeft een blanco strafblad. Hij reed al dertig jaar zonder noemenswaardige problemen op de vuilniswagen, maar durfde na het ongeval lange tijd niet te werken vanwege stress en angsten naar aanleiding van het ongeval. Op de zitting is gebleken dat het ongeval tot op de dag van vandaag ook op hem een grote impact heeft.
De verdachte realiseert zich dat het leed voor de nabestaanden van het slachtoffer nog veel groter is dan de gevolgen die voor hem zijn ingetreden. Tegelijkertijd is het leed dat de verdachte ervaart ook voor hem een dagelijks terugkerende realiteit.
De rechtbank heeft ten aanzien van de strafoplegging aansluiting gezocht bij straffen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn opgelegd. De rechtbank realiseert zich dat een strafrechtelijke reactie in welke vorm dan ook het leed voor de nabestaanden niet ongedaan kan maken. Daarnaast houdt de rechtbank ook rekening met de impact van het ongeval op de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank voor de bewezenverklaarde overtreding een geldboete van € 1.000,- en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 1 jaar passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 1.000,- (duizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
20 dagen hechtenis;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 25 maart 2025.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 december 2023 te Rotterdam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen), zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden
zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
Pannekoekstraat en/of de Halstraat;
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-op of ter hoogte van de kruising met de Halstraat midden op de rijbaan, althans
niet (voldoende) rechts op de rijbaan van de Pannekoekstraat (gedurende 9
seconden) heeft stilgestaan en/of
-tijdens dat stilstaan geen gebruik heeft gemaakt van waarschuwingslichten en/of
(een) richtingaanwijzer(s) en/of
-vanuit stilstand is opgetrokken (zonder gebruik van de richtingaanwijziger naar
rechts) en/of
-niet (via de spiegels en/of de camera-monitor in het voertuig) heeft opgemerkt dat
de bestuurster van een fiets, genaamd [slachtoffer], rechts dicht naast die door
verdachte bestuurde vrachtwagen reed en/of die [slachtoffer] zich (inmiddels) naast de
cabine en/of de rechter voorbumper van die vrachtwagen bevond en/of
-in botsing of aanrijding of aanraking is gekomen met die [slachtoffer];
als gevolg waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en door die vrachtwagen werd
overreden;
waardoor die [slachtoffer] werd gedood, althans zwaar lichamelijk letsel (te
weten beenletsel) werd toegebracht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 december 2023 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Pannekoekstraat en/of de Halstraat, zich zodanig heeft
gedragen dat gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden
veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
welk genoemd gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-op of ter hoogte van de kruising met de Halstraat midden op de rijbaan, althans
niet (voldoende) rechts op de rijbaan van de Pannekoekstraat (gedurende 9
seconden) heeft stilgestaan en/of
-tijdens dat stilstaan geen gebruik heeft gemaakt van waarschuwingslichten en/of
(een) richtingaanwijzer(s) en/of
-vanuit stilstand is opgetrokken (zonder gebruik van de richtingaanwijziger naar
rechts) en/of
-niet (via de spiegels en/of de camera-monitor in het voertuig) heeft opgemerkt dat
de bestuurster van een fiets, genaamd [slachtoffer], rechts dicht naast die door
verdachte bestuurde vrachtwagen reed en/of die [slachtoffer] zich (inmiddels) naast de
cabine en/of de rechter voorbumper van die vrachtwagen bevond en/of
-in botsing of aanrijding of aanraking is gekomen met die [slachtoffer].