ECLI:NL:RBROT:2025:4419

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
10/173267-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor diefstal in vereniging met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 februari 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die werd beschuldigd van diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 106 dagen, met aftrek van voorarrest, en een onvoorwaardelijke werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 juli 2023, waarbij de verdachte samen met medeverdachten een slachtoffer heeft beroofd van zijn elektrische step onder bedreiging van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte actief betrokken was bij de diefstal en de bedreiging, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft geen strafblad en er zijn geen risicofactoren vastgesteld in zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, maar heeft desondanks een jeugddetentie opgelegd om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/173267-23
Datum uitspraak: 6 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijman, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 23 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 106 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feiten 1 en 2
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van beide feiten. Daartoe heeft zij ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld aangevoerd dat de verdachte geen oogmerk heeft gehad op de diefstal van de elektrische step. Hij had geen interesse in de elektrische step en heeft geen rol gespeeld in de diefstal. Uit de bewijsmiddelen kan slechts worden afgeleid dat de verdachte naar de aangever en de getuige gebaarde dat zij moesten wachten en dat de verdachte achter hen aan jogde. Deze handeling houdt echter geen verband met de tenlastegelegde diefstal met geweld en bedreiging. De andere drie verdachten gingen ook achter de aangever aan. De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] trokken op enig moment een sprint, bleven achter de aangever aanrennen en verdwenen vervolgens uit het zicht van de verdachte. Toen ze terugkwamen, had de medeverdachte [medeverdachte 1] een step. De verdachte heeft echter niet gezien wat er is gebeurd en had geen wetenschap van de diefstal.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde bedreiging heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte geen bedreiging heeft geuit en niet wist dat er een wapen bij iemand aanwezig was dan wel dat deze is getoond. De verdachte heeft ook niet ‘tira, tira’ geroepen.
4.1.2.
Beoordeling
In de nacht van 12 juli 2023 is de aangever beroofd van zijn elektrische step onder bedreiging van een vuurwapen. De verdachte heeft verklaard dat hij in die nacht medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gebeld, waarna hij samen met [medeverdachte 3] door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is opgehaald met de auto. Vervolgens zijn zij met z’n vieren naar de Van Brienenoordbrug gereden, waar zij in de buurt hebben geparkeerd en zijn uitgestapt. De getuige [getuige 1] heeft de verdachten horen praten over ‘op de uitkijk staan’ en gezien dat de jongens zich opsplitsten, waarbij een van de jongens op de dijk bleef staan en de rest van de groep uit het zicht verdween. Nadat hij daar even heeft staan wachten, liep deze jongen achter de andere jongens aan. Na enige tijd wachten bij een nabijgelegen tunneltje zagen de verdachten de aangever en zijn zwager, getuige [getuige 2] , voorbijkomen. De aangever en zijn zwager verklaren beiden dat er jongens in de buurt van een tunneltje stonden te wachten. Zij hoorden dat de jongens achter hen aanrenden, zagen dat twee van de jongens hen sneller naderden en één van deze twee jongens dicht bij de aangever kwam. Zij zagen dat deze jongen in het zwart gekleed met een regenjas aan een vuurwapen toonde en dat doorlaadde. Daarbij is er door een van de jongens gezegd: “Hier met die step”. De jongen met het vuurwapen zei “geef die step, anders schiet ik” en ander riep “tira tira”, wat volgens aangever “schieten” betekent. Daarna heeft aangever zijn step laten vallen en is hij weggerend. De verdachten hebben de achtervolging hierop gestaakt. Vervolgens hebben de verdachten de step meegenomen en in de achterbak van de auto geplaatst, waarna zij gezamenlijk zijn weggereden. De getuige [getuige 1] heeft gezien dat de verdachten terugliepen naar de auto en iets zwaars in de achterbak van de auto plaatsten en gehoord dat een van hen riep: het is een ‘gunu’, waarvan de getuige weet dat hiermee een vuurwapen wordt bedoeld.
Gezien het bovenstaande en de overige inhoud van de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat er sprake is van medeplegen door de verdachte bij beide feiten. De verdachte heeft niet, zoals de advocaat heeft bepleit, slechts een gebaar gemaakt en een klein stukje gejogd. Integendeel, de verdachte was vanaf het begin tot aan het einde aanwezig. Hij heeft de medeverdachten gebeld om op pad te gaan. Bij het zien van de aangever en diens zwager heeft de verdachte naar hen gebaard te stoppen en is hij achter de aangever gaan rennen. Dit komt overeen met de verklaring van de aangever. Uit de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt bovendien dat de verdachte niet is gestopt met ‘joggen’, maar juist met de medeverdachte [medeverdachte 1] achter de aangever aan is blijven rennen. Deze verklaring wordt ondersteund door de herkenning van de medeverdachte [medeverdachte 1] door de aangever als de persoon met het vuurwapen en de herkenning van de verdachte door de aangever als de persoon die erbij was. Vervolgens is naar de aangever -onder bedreiging van een vuurwapen- geroepen dat hij zijn step moest geven. Nadat de step op de grond is gegooid door de aangever, heeft de verdachte [medeverdachte 1] de step opgepakt en zijn ze met zijn vieren teruggelopen naar de auto, is de step ingeladen en zijn alle verdachten in de auto gestapt en weggereden. De verklaring van de verdachte dat hij geen betrokkenheid had en niets van de diefstal en bedreiging wist, acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig. Door aldus te handelen is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de gedragingen van de verdachte en de medeverdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm waren gericht op het wegnemen van de step.
De rechtbank concludeert dan ook dat de verdachte door aldus te handelen zich mede schuldig heeft gemaakt aan de beide tenlastegelegde feiten.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde zijn wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 12 juli 2023 te Rotterdam, op de openbare
weg, te weten de Bovenstraat,
tezamen en in vereniging met anderen,
een (elektrische)step, die aan [slachtoffer]
toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- zich dreigend op te dringen aan die [slachtoffer] en
- een vuurwapen (gaspistool),
(dreigend) te tonen aan die [slachtoffer] en
- ( vervolgens) dit vuurwapen door te laden en
- aan die [slachtoffer] (dreigend) de woorden toe te voegen "tira, tira" en "hier met die
step" en"geef mij die step, anders schiet ik"2
hij op 12 juli 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door
- zich dreigend op te dringen aan die [slachtoffer] en
- een vuurwapen (gaspistool),
(dreigend) te tonen aan die [slachtoffer] en
- ( vervolgens) dit vuurwapen door te laden en
- aan die [slachtoffer] (dreigend) de woorden toe te voegen "tira, tira"
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van
1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
2.
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging en medeplegen van bedreiging met geweld. De verdachte en de medeverdachten zijn achter het slachtoffer aangerend en hebben het slachtoffer bedreigd met een vuurwapen. Uit angst liet het slachtoffer de elektrische step vallen en is weggerend. De verdachte heeft laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor andermans eigendommen. Ook hebben de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer veel angst aangejaagd. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven nog lange tijd de (psychische) gevolgen hiervan kunnen ondervinden. Hiermee hebben de verdachte en de medeverdachten geen rekening gehouden. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De jeugdreclasseringheeft een gezinsplan voor de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 januari 2025. Dit gezinsplan houdt - zakelijk weergeven en voor zover van belang - het volgende in. Er worden vooral beschermende factoren gezien binnen de domeinen gezin, school en relaties. Er lijkt geen sprake te zijn van risicofactoren. [voornaam verdachte] doet het op alle leefgebieden goed. Het algemeen recidiverisico (ARR) en het dynamisch risicoprofiel (DRP) wordt heel laag ingeschat.
De jeugdreclassering adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf met een verkorte proeftijd, omdat het een feit betreft van anderhalf jaar geleden, met als bijzondere voorwaarden:
- meewerken aan begeleiding door de jeugdreclassering;
- volgen van onderwijs en een zinvolle dagbesteding;
- meewerken aan de inzet van hulpverlening indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
Ter zitting is door jeugdreclasseerder, [persoon A], aanvullend naar voren gebracht dat
het strafadvies te maken heeft met de zorgen die [voornaam verdachte] heeft over het kunnen krijgen van een Verklaring Omtrent Gedrag (hierna: VOG). Indien de verdachte schuldig wordt bevonden, verzoekt de jeugdreclassering een voorwaardelijke straf op te leggen, zodat de verdachte geen problemen krijgt met het verkrijgen van een VOG. Het gaat verder goed met de verdachte en hij heeft perspectief hoe hij zijn leven wil invullen. De verdachte volgt nu een opleiding Social Work en voor de banen die daarbij passen, is een VOG noodzakelijk. Indien hij door de opgelegde straf geen VOG kan krijgen, moet hij wellicht een opleiding gaan doen die hij niet leuk vindt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank gelet op de ernst van de feiten ook een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur opleggen.
De rechtbank neemt bij de straftoemeting verder in aanmerking dat de redelijke termijn is overschreden waarbij bij de strafoplegging rekening is gehouden. In artikel 6 lid 1 EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een jeugdstrafzaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn in deze zaak is aangevangen op 12 juli 2023 (te weten de dag van inverzekeringstelling van de verdachte). Tussen 12 juli 2023 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 18 maanden en 26 dagen. Nu van bijzondere omstandigheden niet is gebleken en het eindvonnis op 6 februari 2025 wordt gewezen, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ongeveer 2 maanden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 106 dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op een
1 (een) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Jordaan, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en Ü. Gümüs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 februari 2025.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, op de openbare
weg, te weten de Bovenstraat,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een (elektrische)step, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer]
[slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich dreigend op te dringen aan die [slachtoffer] en/of
- een vuurwapen (gaspistool), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
(dreigend) te tonen aan die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) dit vuurwapen althans dit voorwerp door te laden en/of
- aan die [slachtoffer] (dreigend) de woorden toe te voegen "tira, tira" en/of "hier met die
step" en/of "geef mij die step, anders schiet ik", althans woorden van gelijke
(dreigende) strekking en/of aard;
2
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door
- zich dreigend op te dringen aan die [slachtoffer] en/of
- een vuurwapen (gaspistool), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
(dreigend) te tonen aan die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) dit vuurwapen althans dit voorwerp door te laden en/of
- aan die [slachtoffer] (dreigend) de woorden toe te voegen "tira, tira", althans woorden
van gelijke (dreigende) strekking en/of aard;