ECLI:NL:RBROT:2025:4420

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
10/173284-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor rijden zonder rijbewijs en bewezenverklaring van diefstal met geweld in vereniging

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het rijden zonder rijbewijs, maar verklaarde de andere tenlasteleggingen bewezen. De feiten vonden plaats op 12 juli 2023, toen de verdachte samen met medeverdachten een elektrische step van een slachtoffer heeft gestolen onder bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte actief betrokken was bij de diefstal en de bedreiging, en dat er sprake was van een eendaadse samenloop van diefstal met geweld en bedreiging. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op van 180 dagen, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/173284-23
Parketnummer vordering TUL VV: 10/144427-21
Datum uitspraak: 6 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 23 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde;
  • toepassing van het volwassenstrafrecht;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 4 (rijden zonder rijbewijs)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 3 (voorhanden hebben wapen en munitie)
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feit 1 en 2 (diefstal met geweld)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte enige uitvoeringshandeling heeft verricht ten aanzien van de diefstal met geweld, dan wel de bedreiging. De verklaringen van de medeverdachten die zien op de rol van de verdachte zijn dermate wisselend en tegenstrijdig dat deze onbetrouwbaar zijn en om die reden van het bewijs moeten worden uitgesloten. Ook uit de overige stukken in het dossier kan niet blijken dat de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de feitelijke gang van zaken die als medeplegen of medeplichtigheid kan worden beschouwd. Het enkel in de buurt aanwezig zijn of zich niet distantiëren is daarvoor onvoldoende. Daarbij komt dat niet kan worden vastgesteld dat het wapen waarmee gedreigd is het wapen is dat de verdachte had meegebracht.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn verweer dat de verklaringen van de medeverdachten niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De rechtbank stelt vast dat de verdachte en medeverdachten op onderdelen wisselend verklaren over de feitelijke gang van zaken bij de Van Brienenoordbrug en ieders rol daarbij. Anders dan de verdediging betoogt, zullen de verklaringen van de medeverdachten echter niet van het bewijs worden uitgesloten. Voor de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten is niet nodig dat deze verklaren op alle onderdelen gelijkluidend zijn. Daarbij komt dat de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de tenlastegelegde feiten genoegzaam blijkt uit de overige bewijsmiddelen, zodat dit onderdeel van het verweer wordt verworpen. Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
In de nacht van 12 juli 2023 is de aangever onder bedreiging van een vuurwapen beroofd van zijn elektrische step. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij die nacht door een vriend, te weten medeverdachte [medeverdachte 1] is gebeld, omdat deze ruzie had met twee jongens. Daarop heeft de verdachte een auto geregeld en heeft hij een vuurwapen meegenomen. Vervolgens heeft hij samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] met de auto opgehaald en zijn zij met zijn vieren naar de Van Brienenoordbrug gereden. Aldaar heeft de getuige [getuige 1] de verdachten horen praten over ‘op de uitkijk staan’ en gezien dat de jongens zich opsplitsten, waarbij een van de jongens op de dijk bleef staan en de rest van de groep uit het zicht verdween. Nadat hij daar even heeft staan wachten, liep deze jongen achter de andere jongens aan. Na enige tijd wachten bij een nabijgelegen tunneltje zagen de verdachten de aangever en zijn zwager, getuige [getuige 2] , voorbijkomen. De aangever en zijn zwager verklaren beiden dat er jongens in de buurt van een tunneltje stonden te wachten. Zij hoorden dat de jongens achter hen aanrenden, zagen dat twee van de jongens hen sneller naderden en één van deze jongens dicht bij de aangever kwam. Zij zagen dat deze jongen in het zwart gekleed met een regenjas aan een vuurwapen toonde en dat doorlaadde. Daarbij is er door deze twee jongens gezegd: “Hier met die step”, “geef die step, anders schiet ik” en “tira tira”, wat volgens aangever “schieten” betekent. Daarna heeft aangever zijn step laten vallen en is hij weggerend. De jongens hebben hierop de achtervolging gestaakt. De aangever heeft medeverdachten [medeverdachte 2] bij een fotoconfrontatie herkend als de persoon met het vuurwapen. [medeverdachte 1] werd eveneens herkend en was er volgens de aangever ook bij. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte een van de twee jongens is geweest die meer op afstand heeft gestaan. Nadat een van de verdachten de step had meegenomen, zijn ze met zijn vieren naar de auto gelopen en is de step in de achterbak van de auto geplaatst. De getuige [getuige 1] heeft daarover verklaard dat een van hen toen riep: het is een ‘gunu’, waarvan de getuige heeft verklaard dat hij weet dat hiermee een vuurwapen wordt bedoeld. Hierna zijn ze gezamenlijk weggereden.
Gezien het bovenstaande en de overige inhoud van de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat er sprake is van medeplegen door de verdachte. De verdachte was niet, zoals de advocaat heeft bepleit, slechts aanwezig of in de buurt. Integendeel, de verdachte was vanaf het begin tot aan het einde aanwezig en heeft achtereenvolgens de auto geregeld en een vuurwapen meegenomen, heeft de anderen opgehaald, is vanuit de auto meegelopen naar het tunneltje, in de nabije omgeving geweest van de beroving en is vervolgens samen met de anderen terug naar de auto gelopen alwaar de gestolen step in de auto is gelegd. Het vuurwapen, dat de verdachte bij zich had, heeft de politie op de vluchtroute van de verdachte bij zijn aanhouding gevonden. Er is geen ander vuurwapen gevonden door de politie. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van de verdachte dat hij het vuurwapen bij de Van Brienenoordbrug in het dashboardkastje van de auto heeft achtergelaten en dat hij bij de auto is blijven staan, ongeloofwaardig. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte zijn vuurwapen ter beschikking heeft gesteld bij de beroving en dat dit vuurwapen door de medeverdachte [medeverdachte 2] is gebruikt om aangever te bedreigen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering is komen vast te staan. De bijdrage van de verdachte is wezenlijk en van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zijn wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair
hij, op 12 juli 2023, te Rotterdam, op de
openbare weg, te weten de Bovenstraat,
tezamen en in vereniging met anderen,
een elektrisch step, die aan [slachtoffer]
toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- zich dreigend op te dringen aan die [slachtoffer] en
- een vuurwapen (gaspistool),
(dreigend) te tonen aan die [slachtoffer] en
- ( vervolgens) dit vuurwapen door te laden en
- aan die [slachtoffer] (dreigend) de woorden toe te voegen "tira, tira" en "hier met die
step" en "geef mij die step, anders schiet ik";
2
hij, op 12 juli 2023, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door
- zich dreigend op te dringen aan die [slachtoffer] en
- een vuurwapen (gaspistool),
(dreigend) te tonen aan die [slachtoffer] en
- ( vervolgens) dit vuurwapen door te laden en
- aan die [slachtoffer] (dreigend) de woorden toe te voegen "tira, tira"
3
hij op 12 juli 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1
Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de
zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een
gaspistool van het merk Umarex, model Walther P22, kaliber 9MM P.A.K., en
(daarbij) (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder
4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
knalpatronen, kaliber 9MM P.A.K, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van
1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
2.
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
3.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging, medeplegen van bedreiging met geweld en het voorhanden hebben van een (geladen) vuurwapen. De verdachte en de medeverdachten zijn midden in de nacht op een fietspad achter het slachtoffer aangerend en hebben het slachtoffer bedreigd met een vuurwapen. Uit angst liet het slachtoffer de elektrische step vallen en is weggerend. De verdachte heeft laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor andermans eigendommen. Ook hebben de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer veel angst aangejaagd. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven nog lange tijd de (psychische) gevolgen hiervan kunnen ondervinden. Hiermee hebben de verdachte en de medeverdachten geen rekening gehouden. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage en verklaringen van de deskundige op de terechtzitting
Het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 januari 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Er zijn enige zorgen over de verdachte, vanwege onder meer zijn woonsituatie, zijn sociale netwerk en het feit dat hij in aanraking blijft komen met de politie. Het psychosociaal functioneren van de verdachte is volgens de reclassering een andere risicofactor, nu vermoed wordt dat verdachte een licht-verstandelijke beperking heeft. Dit heeft verschillende gevolgen, onder andere met betrekking tot het inschatten van de gevolgen van eigen keuzes en handelen en zijn weerbaarheid tegen negatieve beïnvloeding door anderen. Daarnaast zou
verdachte impulsief zijn. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich meldt bij de reclassering,
- deelneemt aan een gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden,
- meewerkt aan verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering,
- zich houdt aan een contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachten,
- meewerkt aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, in de vorm van onderwijs en/of werk.
Ter zitting is door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en jeugdreclassering, vertegenwoordigd door [persoon A]onder meer naar voren gebracht dat het in het algemeen goed gaat met de verdachte. De verdachte was aangemeld voor begeleid wonen bij Maaszicht, waardoor hij werd uitgeschreven bij zijn moeder. De plaatsing is niet doorgegaan, omdat de verdachte niet wilde instemmen met de regels over zijn financiën. Hierdoor stond hij tijdelijk nergens ingeschreven. Inmiddels staat de verdachte weer ingeschreven op het adres van zijn moeder. Gelet op het begeleid wonen traject is het van belang dat de verdachte wordt begeleid door de volwassenreclassering, die hem daarmee sneller kan helpen. Ook is het van belang dat de verdachte meewerkt aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, zodat hij leert de juiste keuzes te maken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Volgens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Het uitgangspunt is dan dat berechting plaatsvindt volgens het volwassenenstrafrecht.
De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de reclassering en de toelichting van de deskundige ter zitting, van oordeel dat het volwassenenstrafrecht dient te worden toegepast.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. In strafverzwarende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met de eerdere veroordeling van de verdachte voor een soortgelijke zaak. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank constateert dat de verdachte al ruim 18 maanden onder toezicht staat van de reclassering. De rechtbank ziet, evenals de officier van justitie, daarin reden om de proeftijd tot een jaar te beperken met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd. De verdachte staat open voor de hulpverlening om zijn leven verder te stabiliseren.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf, zoals gevorderd door de officier, passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 28 maart 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van zware mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk, met aftrek, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 12 april 2022.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering af te wijzen, nu de proeftijd inmiddels is verlopen en de vordering niet meer passend is gelet op de door haar geformuleerde eis.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft afwijzing van de vordering bepleit.
8.4.
Beoordeling
De rechtbank zal, zoals gevorderd door de officier van justitie en bepleit door de verdediging, de vordering afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 55, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit en heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 136 (honderdzesendertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
1 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2003 te [geboorteplaats 1] en met de medeverdachten [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2008 te [geboorteplaats 1] , [medeverdachte 3] , geboren [geboortedatum 4] 2007 te [geboorteplaats 2] en [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 5] 2006;
- zich gedurende de proeftijd zal inzetten voor vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, in de vorm van betaald werk met een vaste structuur en/of het volgen van een opleiding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst afde gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis met parketnummer
10/144427-21 van 28 maart 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Jordaan, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en Ü. Gümüs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 februari 2025.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 12 juli 2023, te Rotterdam, althans in Nederland, op de
openbare weg, te weten de Bovenstraat,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een (elektrische)step, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer]
[slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-
zich dreigend op te dringen aan die [slachtoffer] en/of
- een vuurwapen (gaspistool), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
(dreigend) te tonen aan die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) dit vuurwapen althans dit voorwerp door te laden en/of
- aan die [slachtoffer] (dreigend) de woorden toe te voegen "tira, tira" en/of "hier met die
step" en/of "geef mij die step, anders schiet ik", althans woorden van gelijke
(dreigende) strekking en/of aard;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (nog) onbekende gebleven perso(o)n(en), op
of omstreeks 12 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een (elektrische)step, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer]
[slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of
die [medeverdachte 3] en/of die (nog) onbekende gebleven perso(o)n(en) en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
door
-
zich dreigend op te dringen aan die [slachtoffer] en/of
- een vuurwapen (gaspistool), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
(dreigend) te tonen aan die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) dit vuurwapen althans dit voorwerp door te laden en/of
- aan die [slachtoffer] (dreigend) de woorden toe te voegen "tira, tira" en/of "hier met die
step" en/of "geef mij die step, anders schiet ik", althans woorden van gelijke
(dreigende) strekking en/of aard,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 12 juli 2023 te
Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
-
een voertuig (personenauto) te regelen en/of
- een ontmoeting te regelen tussen die [slachtoffer] en die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3]
en/of die [medeverdachte 2] en/of die (nog) onbekende gebleven perso(o)n(en), althans te
zorgen deze personen elkaar zouden treffen en/of
- (zich) samen met die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die (nog) onbekende
gebleven perso(o)n(en) (met dit voertuig) naar voornoemde Bovenstraat te (laten)
rijden en/of
- (vervolgens) een vuurwapen (gaspistool), althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp mee te nemen en/of (vervolgens) dit vuurwapen althans dit vuurwapen
ter beschikking te stellen;
2
hij, op of omstreeks 12 juli 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door
- zich dreigend op te dringen aan die [slachtoffer] en/of
- een vuurwapen (gaspistool), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
(dreigend) te tonen aan die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) dit vuurwapen althans dit voorwerp door te laden en/of
- aan die [slachtoffer] (dreigend) de woorden toe te voegen "tira, tira", althans woorden
van gelijke (dreigende) strekking en/of aard
3
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, alleen, althans
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1
Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de
zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een
gaspistool van het merk Umarex, model Walther P22, kaliber 9MM P.A.K., en/of
(daarbij) (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder
4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
vijf althans één knalpatro(o)n(en), kaliber 9MM P.A.K, voorhanden heeft gehad;
4
hij, op of omstreeks 12 juli 2023, te Rotterdam, als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto(kenteken [kentekennummer] )) heeft gereden op de weg, de Bovenstraat, zonder
dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van
de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van
motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;