ECLI:NL:RBROT:2025:4436

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
C/10/694916 / JE RK 25-374
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 6 maart 2025, wordt de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], verlengd. De zaak betreft de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die betrokken is bij de zorg voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft de procedure met gesloten deuren gevoerd, waarbij de moeder, de pleegmoeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige], die momenteel verblijft in een open groep van [naam instelling] te [plaatsnaam]. De kinderrechter heeft eerder al een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verleend, en op basis van de recente ontwikkelingen en de noodzaak van zorg voor [minderjarige] is besloten de machtiging te verlengen tot 11 juli 2025. De kinderrechter oordeelt dat de verlenging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige], gezien de zorgen rondom de thuissituatie bij de moeder en het gedrag van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/694916 / JE RK 25-374
Datum uitspraak: 6 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in Rotterdam,
advocaat: mr. G.E. van der Pols, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam pleegmoeder],
hierna te noemen: de pleegmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 24 februari 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het e-mailbericht van de pleegmoeder van 27 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam];
- de pleegmoeder.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft op een open groep van [naam instelling] te [plaatsnaam].
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 juli 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 11 juli 2025. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 11 juli 2025.
2.4.
Bij beschikking van 24 februari 2025 is met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier weken, te weten tot 24 maart 2025.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De GI verzoekt met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Hiervan zijn reeds vier weken verleend. Er resteert nu een beslissing op de periode tot 11 juli 2025.
3.2.
De GI handhaaft het verzoek en licht het ter zitting als volgt toe. De jeugdbeschermer heeft [minderjarige] vorige week opgehaald bij de pleegmoeder en haar naar de open groep van [naam instelling] te [plaatsnaam] gebracht. Zij verblijft hier nu een week en de overplaatsing is, naar omstandigheden, goed gegaan. [minderjarige] kwam aan in de vakantieperiode en kon direct deelnemen aan alle activiteiten. De afgelopen periode heeft de moeder samen met de pleegmoeder en de pleegzorgmedewerker van Enver begeleide omgang gehad met [minderjarige].
Het is lastig dat [minderjarige] zo ver weg verblijft, maar de bedoeling is dat deze omgang doorgang vindt. Ook hebben [minderjarige] en de moeder elkaar telefonisch gesproken. [minderjarige] is in [plaatsnaam] geplaatst omdat er in de regio Rotterdam geen plek was. Zij verblijft nu op een groep die haar ook behandeling kan bieden. Echter, omdat er sprake is van een crisisplek zal de behandeling nog niet starten. De GI hoopt [minderjarige] zo snel mogelijk in de regio Rotterdam te kunnen plaatsen, maar er is helaas sprake van lange wachtlijsten. [minderjarige] zal daarom aangemeld worden voor zorgbemiddeling. Op dit moment heeft de GI twee groepen op het oog waar zij [minderjarige] wil aanmelden, maar dit moet eerst met de gedragswetenschapper worden besproken. De ene groep is ‘de Hobbit’ van Enver. [minderjarige] krijgt hier al behandeling, dus zij zou dezelfde behandelaar kunnen houden. De keerzijde is dat de wachtlijst 20-30 weken is. De andere groep is ‘Fluiterkruit’ van Yulius, maar een vereiste hiervoor is dat [minderjarige] in het weekend elders verblijft en ook hier is sprake van een wachtlijst. De GI zal binnenkort verder onderzoek doen naar mogelijke plekken zijn waar zij [minderjarige] kunnen aanmelden in de regio Rotterdam.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder wordt ter zitting kenbaar gemaakt dat zij het eens is met het verzoek van de GI. De moeder heeft onlangs begrepen dat de situatie bij de pleegmoeder thuis niet langer houdbaar was. Dit betreurt de moeder ten zeerste, nu zij goed contact met de pleegmoeder heeft. De moeder had het liever anders gezien, maar snapt de plaatsing van [minderjarige] op de open groep van [naam instelling]. Wel baalt de moeder ervan dat [minderjarige] in [plaatsnaam] is geplaatst, nu dat ruim twee uur reizen is en de bewindvoerder van de moeder hiervoor geld moet vrijmaken. De andere twee kinderen van de moeder zijn al in Arnhem geplaatst. Het is daarom de wens van de moeder dat haar kinderen samen worden geplaatst, maar zij begrijpt dat dit lastig is aangezien de leeftijd van de kinderen uit elkaar ligt. De moeder hoopt dat een plek voor [minderjarige] in de regio van Rotterdam wordt gevonden, bijvoorbeeld bij Pameijer, Bergse Bos of iHub. Een plaatsing op een open groep is belangrijk aangezien [minderjarige] behandeling nodig heeft. De moeder hoopt dat er snel een passende plek gevonden wordt, aangezien het een crisisplaatsing betreft en de kans klein is dat [minderjarige] op de huidige groep behandeling zal krijgen. Positief is dat er al een persoonlijkheidsonderzoek bij [minderjarige] is afgenomen en hopelijk bespoedigt dit de zoektocht naar een passende plek.
4.2.
De pleegmoeder is het eens met het verzoek en licht het ter zitting als volgt toe. Er is sprake van een trieste situatie met alleen maar verliezers. De pleegmoeder heeft er hard aan gewerkt om [minderjarige] een plek te kunnen blijven bieden, maar de situatie werd steeds heftiger. De pleegmoeder en de behandelaar konden geen vat meer op [minderjarige] krijgen en de pleegmoeder maakt zich ernstige zorgen over de geestelijke gemoedstoestand van [minderjarige]. [minderjarige] heeft last van extreem lange driftbuien en zij heeft de pleegmoeder en haar andere pleegdochter met de dood bedreigd. Zij kan non stop razen, schelden en creëert gevaarlijke situaties. De andere pleegdochter van de pleegmoeder dreigde hieraan onderdoor te gaan. Er was sprake van een onveilige situatie waardoor [minderjarige] helaas moest vertrekken.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
[minderjarige] verbleef voorheen bij de pleegmoeder, samen met haar pleegzusje. In 2023 is zij uit huis geplaatst vanwege ernstige zorgen rondom de thuissituatie bij de moeder. Bij de moeder was sprake van fysieke en emotionele verwaarlozing waardoor [minderjarige] niet de opvoeding kreeg die zij nodig had. Het verblijf van [minderjarige] bij de pleegmoeder is een langere tijd goed gegaan en de samenwerking tussen de moeder en de pleegmoeder is nog altijd positief. Helaas is er sinds december 2024 sprake van een verandering in het gedrag van [minderjarige]. [minderjarige] vertoont dreigend en manipulatief gedrag richting de pleegmoeder en haar pleegzusje. [minderjarige] heeft last van driftbuien, scheldt veel en vertoont fysieke agressie. Er is de afgelopen periode op verschillende manieren geprobeerd om de situatie te verbeteren. Er is met spoed hulpverlening voor de pleegmoeder ingezet, [minderjarige] voerde extra gesprekken met haar behandelaar van Enver en verbleef als time-out tijdelijk in een ander gezin. Helaas heeft dit niet het gewenste effect gehad. De veiligheid bij de pleegmoeder thuis kon niet langer worden gewaarborgd en de maximale draagkracht van de pleegmoeder was bereikt. [minderjarige] is daarom met spoed overgeplaatst naar een open groep. In de regio waren er geen passende plekken beschikbaar, waardoor zij op een groep van [naam instelling] in [plaatsnaam] is geplaatst.
5.3.
De overgang van [minderjarige] naar de open groep is goed verlopen en zij lijkt het hier naar haar zin te hebben. Een thuisplaatsing bij de moeder is op dit moment niet mogelijk, omdat de zorgen rondom de opvoedsituatie bij de moeder nog onvoldoende zijn afgenomen. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat het belangrijk is dat het verblijf van [minderjarige] op de open groep wordt gecontinueerd. De GI is nu op zoek naar een passende plek voor [minderjarige] waar zij ook behandeld kan worden, zodat zij zo snel mogelijk passende hulp krijgt. Daarnaast is het de aankomende periode van belang dat de omgang tussen de moeder en [minderjarige] – ondanks de reisafstand – doorgang blijft vinden evenals het contact tussen [minderjarige] en de pleegmoeder. De pleegmoeder heeft immers langere tijd een belangrijke rol in haar leven heeft gespeeld en [minderjarige] is aan haar gehecht geraakt.
5.4.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 11 juli 2025.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 11 juli 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2025 door mr. S. Riege, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.T. van Ringelesteijn als griffier, en op schrift gesteld op 1 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.