Op 11 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak waarin verzoekster, mevrouw [verzoekster], een verzoek indiende tot heropening van de vereffening van de besloten vennootschappen [vennootschap 1] B.V. en [vennootschap 2] B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vennootschappen op 23 december 2019 zijn opgehouden te bestaan, maar dat er mogelijk nog baten aanwezig zijn. Verzoekster, die enig bestuurder en aandeelhouder was van [vennootschap 2], verzocht zichzelf tot vereffenaar te benoemen en om de vennootschappen in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot heropening van de vereffening toewijsbaar was, omdat er voldoende aannemelijkheid bestond dat er baten waren na de ontbinding van de vennootschappen. De rechtbank benoemde verzoekster tot vereffenaar en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De vennootschappen werden niet in de proceskosten veroordeeld, aangezien zij geen partijen waren in deze procedure.