ECLI:NL:RBROT:2025:4470

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
10/277301-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van cocaïne en witwassen van geldbedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren van cocaïne en het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag. De verdachte, geboren in 1988 en niet ingeschreven in de basisregistratie, was preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 augustus 2024 in Rotterdam betrokken was bij de overdracht van cocaïne, waarbij hij samenwerkte met medeverdachten. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor het vervoeren van ongeveer 2986 gram en 4986 gram cocaïne, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de (voorwaardelijke) opzet op de uitvoer van de cocaïne. De verdachte werd vrijgesproken van enkele feiten, maar werd wel schuldig bevonden aan het witwassen van € 89.000,00, dat als afkomstig uit een misdrijf werd beschouwd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 32 maanden op, waarbij de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging werden genomen. De rechtbank benadrukte de schadelijkheid van harddrugs en de maatschappelijke problemen die daarmee gepaard gaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/277301-24
Datum uitspraak: 19 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.T.O. Bakker heeft gevorderd:
  • vrijspraak van feit 4;
  • bewezenverklaring van feit 1;
  • bewezenverklaring van feit 2 (vervoeren, afleveren en aanwezig hebben van ongeveer 2986 gram; vervoeren en aanwezig hebben van ongeveer 4986 gram cocaïne; aanwezig hebben van 14847 gram cocaïne);
  • bewezenverklaring van feit 3;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3,5 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen heeft de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden vastgesteld.
De medeverdachte [medeverdachte 1] , wonende in Duitsland, is op 29 augustus 2024 in zijn auto met een Duits kenteken via België naar Rotterdam gereden. Uit de waarnemingen van de politie blijkt dat [medeverdachte 1] op 29 augustus 2024 aan het eind van de middag zijn auto eerst enige tijd parkeert op de Hilledijk in Rotterdam, dat hij aldaar voortdurend scherp om zich heen kijkt en dat hij met zijn telefoon een foto van de omgeving maakt. Daarna parkeert [medeverdachte 1] zijn auto op de De La Reystraat in Rotterdam. Ook daar kijkt [medeverdachte 1] zoekend om zich heen en maakt hij een foto van zijn omgeving. Na enige tijd komt de verdachte aan lopen met in zijn hand een gevulde bigshopper. De verdachte loopt in de richting van [medeverdachte 1] waarna [medeverdachte 1] het rechter achterportier van zijn auto opent. Vervolgens zet de verdachte de gevulde bigshopper op de achterbank, loopt een stukje weg van de auto en blijft aldaar wachten. Hierna leunt [medeverdachte 1] door het geopende achterportier in zijn auto en is gedurende ongeveer een halve minuut bezig in zijn auto. Daarna komt [medeverdachte 1] weer uit zijn auto en geeft de bigshopper terug aan de verdachte. De verdachte vouwt de bigshopper helemaal plat op - waaruit blijkt dat deze leeg is - en loopt weg. [medeverdachte 1] stapt in zijn auto en rijdt weg.
Op de kruising Martinus Steijnstraat/Christiaan de Wetstraat maakt de verdachte contact met een hem tegemoet komende man (medeverdachte [medeverdachte 2] ) die een lege zwarte rugtas draagt. De verdachte en de man lopen met elkaar mee en praten met elkaar tijdens het lopen. De man doet zijn rugtas af, overhandigt hem aan de verdachte en de verdachte doet de rugtas om. De verdachte steekt zijn hand op naar de man, steekt de straat over en loopt op de Christaan de Wetstraat naar een hek dat toegang geeft tot de portiekflat met de nummers 235-243. Met een sleutel maakt de verdachte het hek open. Intussen blijft de man op voornoemde kruising staan, waar hij continue scherp om zich heen kijkt en rusteloos en zenuwachtig heen en weer ijsbeert.
Na ongeveer vijf minuten komt de verdachte via de portiekdeur weer naar buiten en loopt naar de eerder genoemde kruising. Op zijn rug draagt de verdachte de zwarte rugzak die nu bol staat waaruit kan worden afgeleid dat deze rugzak nu is gevuld en in zijn hand draagt hij een gevulde tas met opdruk “Bijenkorf”. Vervolgens maken de verdachte en de man weer contact met elkaar en lopen zij al pratend over straat.
Hierna worden de verdachte en de man door de politie aangehouden. Bij de doorzoeking van de zwarte rugzak treft de politie vijf zwart gesealde pakketten. Later blijkt dat deze pakketten cocaïne bevatten. Bij de doorzoeking van het tasje met de merkopdruk van de Bijenkorf treft de politie een groot geldbedrag aan. Na telling blijkt het te gaan om een bedrag van € 89.000,00 Bij de fouillering van de verdachte treft de politie een sleutelbos aan. Eén sleutel past op voornoemd portiekhek en een andere sleutel past op de toegangsdeur van de portiekwoning aan de Christiaan de Wetstraat met nummer [nummer X] . In deze woning wordt later een hoeveelheid van ongeveer 15 kilogram cocaïne aangetroffen.
Intussen rijdt medeverdachte [medeverdachte 1] eerst via de A16 naar de A15 in oostelijke richting. Op de A15 bij Sliedrecht dwingt de politie de auto van [medeverdachte 1] tot stoppen. Bij de doorzoeking van de auto treft de politie in de kofferbank onder een plank, gelegen tussen het reservewiel en de achterbank, een ruimte aan met daarin drie zwart gesealde pakketten. Later blijkt dat deze pakketten cocaïne bevatten.
De rechtbank leidt uit het vorenstaande af dat er op de De La Reystraat geen toevallige ontmoeting tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] heeft plaatsgevonden maar dat er sprake was van een vooraf georganiseerde afspraak. Een en ander blijkt uit het feit dat [medeverdachte 1] foto’s heeft gemaakt van zijn omgeving, dat de verdachte pas komt aanlopen nadat [medeverdachte 1] een foto van de De La Reystraat heeft gemaakt en dat de overdracht van de pakketten cocaïne in korte tijd heeft plaatsgevonden.
4.2.
Feit 1
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het medeplegen van de verlengde uitvoer van de cocaïne bewezen. Zij baseert dit op de omstandigheid dat er duidelijk een afspraak was gemaakt tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] om de cocaïne in de auto te krijgen, dat er sprake was van een auto met een Duits kenteken en op het feit dat er een forse hoeveelheid cocaïne in de auto is aangetroffen. Dit past bij een bevoorrading op afstand.
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden was er een aanmerkelijke kans dat de gedragingen van medeverdachte [medeverdachte 1] waren gericht op de uitvoer van cocaïne en de verdachte heeft deze aanmerkelijke kans aanvaard.
4.2.2.
Beoordeling
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de (verlengde) uitvoer van de cocaïne. Hetgeen de officier van justitie daartoe heeft aangevoerd is onvoldoende om tot dat oordeel te kunnen komen. Het Duitse kenteken van de auto van de medeverdachte [medeverdachte 1] is hiervoor onvoldoende. Verder is niet gebleken van andere feiten of omstandigheden waaruit van enig (voorwaardelijk) opzet bij de verdachte op de (verlengde) uitvoer van cocaïne is gebleken.
4.2.3.
Conclusie
Feit 1 is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Feit 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
Uit de verklaring van de verdachte volgt dat de verdachte van een hem onbekende persoon telkens opdracht heeft gekregen om de gevulde bigshopper en de gevulde rugzak (terug) te brengen naar de eveneens voor de verdachte onbekende personen. Van die opdrachtgever heeft de verdachte ook de sleutels gekregen. De verdachte had geen wetenschap van de inhoud van de bigshopper en de rugzak. Daarom dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
4.3.2.
Beoordeling
Hetgeen de verdachte heeft verklaard wordt ondersteund noch bevestigd door enig ander wettig bewijsmiddel. Bovendien is de verklaring van de verdachte vaag, onduidelijk, onsamenhangend en bevat zij nauwelijks details, laat staan mogelijke aanknopingspunten voor nader onderzoek.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dan ook ongeloofwaardig en legt deze terzijde.
Op basis van de uiterlijke gedragingen van de verdachte, zoals hiervoor onder 4.1. vastgesteld, en in aanmerking nemende dat drugshandelaren niet aan een hen onbekende en willekeurige persoon zomaar pakketten van 3 en 5 kilogram cocaïne - met een geschatte straatwaarde van ongeveer € 32.000,00 tot € 35.000,00 per kilo – meegeven, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat bij de verdachte de wetenschap aanwezig was dat in de pakketten die hij vervoerde cocaïne zat.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het (tezamen en in vereniging) vervoeren, verstrekken en/of afleveren althans opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 14847 gram cocaïne nu niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de verdachte in de portiekwoning Christiaan de Wetstraat [nummer X] te Rotterdam is geweest, alwaar deze hoeveelheid cocaïne is aangetroffen.
4.3.3.
Conclusie
Met betrekking tot feit 2 is wettig en overtuigd bewezen het medeplegen van het vervoeren, verstrekken en afleveren van ongeveer 2986 gram cocaïne en het alleen vervoeren van 4986 gram cocaïne.
Het overige is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Feit 3
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
Het ten laste gelegde witwassen van € 89.000,00 kan wettig en overtuigend worden bewezen. Gelet op de handelingen en gedragingen van de verdachte op 29 januari 2024
bestaat een sterk vermoeden dat het geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf. Een andere bron is moeilijk denkbaar. Bovendien heeft de verdachte daarover geen verklaring afgelegd noch heeft hij blijk gegeven van het hebben van een voldoende legale inkomstenbron, heeft hij geen geldige verblijfstatus in Nederland en is hij zonder bekende woon-of verblijfplaats in Nederland.
Gezien de samenhang met de andere feiten kan het niet anders dan dat de verdachte wist, tenminste in voorwaardelijke zin, dat het geld uit misdrijf afkomstig was waardoor hij de opzet had op het witwassen.
4.4.2.
Standpunt verdediging
De verdachte had geen wetenschap van de inhoud van de tas met merkopdruk van de Bijenkorf, hetgeen tot vrijspraak moet leiden.
4.4.3.
Beoordeling
Beoordelingskader
Voor een veroordeling voor witwassen moet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte een goed voorhanden heeft gehad dat onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. De rechtbank stelt vast dat er geen direct bewijs is voor een criminele herkomst van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag. Een criminele herkomst kan niettemin worden bewezen indien er een gerechtvaardigd vermoeden is van witwassen. Als dat het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dit voorwerp die niet zó onwaarschijnlijk is dat zij zonder meer terzijde kan worden geschoven. Het moet gaan om een concrete, min of meer verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring. Ontbreekt een dergelijke verklaring dan kan witwassen in beginsel worden bewezenverklaard.
Toepassing beoordelingskader
De rechtbank overweegt het volgende.
Het tenlastegelegde voorwerp - een contant geldbedrag van € 89.000,00 is op 29 augustus 2024 onder de verdachte aangetroffen en inbeslaggenomen. Voor het geheel van feiten en omstandigheden waaronder het voorwerp is aangetroffen, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor onder 4.1. heeft beschreven en vastgesteld.
De feiten en omstandigheden waaronder het geldbedrag is aangetroffen, maakt dat de rechtbank oordeelt dat er een sterk vermoeden bestaat dat het geldbedrag uit misdrijf afkomstig is. Dit betekent dat van de verdachte een verklaring over de legale herkomst van het geldbedrag mag worden verlangd.
De verdachte heeft noch bij de politie noch ter terechtzitting enige verklaring afgelegd omtrent dit feit. De rechtbank stelt dan ook vast dat een concrete en verifieerbare verklaring met betrekking tot een legale herkomst van het geld ontbreekt. De rechtbank is daarom van oordeel dat er onvoldoende basis is voor een andere conclusie dan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk afkomstig is uit enig misdrijf en dat verdachte daarvan wetenschap had.
Het witwassen van het geldbedrag is daarom wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft dit geldbedrag voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dit onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
4.4.4.
Conclusie
Feit 3 kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.5.
Feit 4, vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat feit 4 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 2 en feit 3 heeft begaan op die wijze dat:
2
hij op 29 augustus 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk heeft vervoerd en verstrekt en afgeleverd, ongeveer 2986 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I ;
hij op 29 augustus 2024 te Rotterdam,
opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 4986 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I ;
3
hij op 29 augustus 2024, te Rotterdam
een
grootcontant geldbedrag (89.000 euro),
- voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2 medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de
Opiumwet, gegeven verbod;
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet,
gegeven verbod;

3.witwassen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft bijna 3 kilo cocaïne in een bigshopper en bijna 5 kilo cocaïne in een rugzak over straat vervoerd. De 3 kilo cocaïne heeft de verdachter afgeleverd aan een ander. Ook heeft de verdachte een bedrag van € 89.000,00 witgewassen.
Het behoeft geen betoog dat dit zeer ernstig feiten betreft. Harddrugs zijn zeer schadelijk voor de volksgezondheid. Bovendien is het algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen zeer verslavend is en indirect de oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan het faciliteren, het in stand houden en verder uitbreiden van het drugsgebruik en de drugshandel en de daaraan verwante sociale en maatschappelijke problemen.
Redenen waarom tegen dit soort strafbare feiten streng en consequent dient te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld door de strafrechter in Nederland.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die op de terechtzitting naar voren zijn gebracht door de verdediging.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Gezien de hoeveelheid harddrugs en de grootte van het witgewassen bedrag waar het in deze zaak over gaat, wordt een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden passend geacht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van
89.000,00 euro verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het inbeslaggenomen voorwerp.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank heeft vastgesteld dat feit 3 met betrekking tot het inbeslaggenomen voorwerp is begaan. De verbeurdverklaring ligt daarom in de rede.
Het inbeslaggenomen voorwerp zal dan ook verbeurd worden verklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 32 (tweeëndertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurdals bijkomende straf voor feit 3:
een geldbedrag van 89.000,00 euro (goednummer: [beslagnummer] ).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
mr. J.F. Koekebakker en mr. H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 29 augustus 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 2986 gram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 29 augustus 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
opzettelijk heeft vervoerd en/of verstrekt en/of afgeleverd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2986 gram en/of 4986 gram en/of 14847 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde concaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 29 augustus 2024, te Rotterdam
een of meer grote contante geldbedragen (totaalbedrag 89000 euro),
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
4
hij op of omstreeks 29 augustus 2024 te Rotterdam
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Les Bear, model 1911 Boss, kaliber 45 ACP en/of
- bijbehorende munitie
voorhanden heeft gehad.