ECLI:NL:RBROT:2025:4488
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid en evenredigheid van een bestuurlijke boete opgelegd op basis van de Wet dieren, met aandacht voor overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete van € 3.000,- wegens overtredingen van de Wet dieren behandeld. De minister had op 5 november 2021 besloten om deze boete op te leggen, maar na bezwaar van eiseres werd de boete verlaagd naar € 2.550,- vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de minister de boete terecht heeft opgelegd, maar dat de hoogte van de boete verder moet worden verlaagd tot € 2.400,- vanwege een overschrijding van de redelijke termijn van ongeveer één jaar en zeven maanden. De rechtbank concludeert dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen, maar dat de overschrijding van de redelijke termijn een aanvullende matiging rechtvaardigt. Eiseres had geen gronden aangevoerd over de hoogte van de basisboetebedragen en de rechtbank oordeelt dat de minister geen aanleiding had om van het wettelijk stelsel van gefixeerde boetes af te wijken. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen daarvan voor de hoogte van opgelegde boetes.