ECLI:NL:RBROT:2025:4503

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
C/10/689593 / HA ZA 24-1028
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijwaringsvonnis in civiele procedure met gedeeltelijke toewijzing van vorderingen

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een vrijwaringsvonnis aangevraagd tegen gedaagden [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3]. De procedure is gestart met een dagvaarding op 12 november 2024. De rechtbank heeft op 9 april 2025 vonnis gewezen. De vorderingen van [eiser sub 1] zijn afgewezen, omdat er geen grond was voor toewijzing in deze vrijwaringsprocedure. De vorderingen van [eiser sub 2] zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk moeten betalen aan [eiser sub 2] wat deze in de hoofdzaak is veroordeeld te betalen aan NLR Beheer B.V. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van [eiser sub 2] toegewezen en de gedaagden in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/689593 / HA ZA 24-1028
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 2] B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
eisers,
advocaat mr. R.C.M. van Moorsel te Den Haag,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [eiser sub 1] , [eiser sub 2] , [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 november 2024; en
  • het tegen [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] verzoeken de rechtbank om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en mogelijk gelijktijdig met het in de hoofdzaak (onder zaaknummer C/10/680435 en rolnummer HA ZA 24-506) te wijzen vonnis of zoveel eerder of later als mogelijk:
I. Zowel [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van ieder bedrag waarvoor [eiser sub 1] en/of [eiser sub 2] in de hoofdzaak worden veroordeeld te betalen aan NLR Beheer B.V. (hierna: NLR) / althans zullen voldoen aan NLR al dan niet op basis van gelegde beslagen, althans in die percentages per gedaagde die de rechtbank in goede justitie meent te behoren, een en ander te vermeerderen met de kosten en wettelijke handelsrente; en/of
II. Te verklaren voor recht dat [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , indien en voor zover zij enig bedrag betalen / voldoen aan NLR, daarvoor geen regres en andere vormen van verhaal kunnen nemen op [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , althans [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] bij vonnis te verbieden om enige vorm van regres of andere vorm van verhaal te nemen op [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , op straffe van een dwangsom van € 30.000 te vermeerderen met de kosten en de wettelijke handelsrente na overtreding, per overtreding per gedaagde in vrijwaring, althans enig ander bedrag dat deze rechtbank zou menen passend te zijn;
III. Zowel [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] als [gedaagde sub 3] te veroordelen in de kosten van de hoofdprocedure voor zover verhaald op [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , en de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten ten bedrage van € 135,- dan wel, indien betekening van het vonnis plaatsvindt, ten bedrage van € 227,-.

3.De beoordeling

3.1.
De vorderingen tegen [eiser sub 1] in de hoofdzaak onder zaaknummer C/10/680435 en rolnummer HA ZA 24-506 worden bij vonnis van vandaag afgewezen. Daarom is er geen grond om de vorderingen van [eiser sub 1] in deze vrijwaringsprocedure die strekken tot vrijwaring toe te wijzen. Voor zover de vorderingen een verdergaande strekking hebben, acht de rechtbank deze ongegrond. De vorderingen van [eiser sub 1] zullen daarom worden afgewezen.
3.2.
Bij voornoemd vonnis in de hoofdzaak worden de tegen [eiser sub 2] gerichte vorderingen gedeeltelijk toegewezen. Voor zover de vorderingen van [eiser sub 2] in deze vrijwaringsprocedure strekken tot vrijwaring zullen deze worden toegewezen zoals hierna weergegeven. Er is geen grond voor toewijzing van wettelijke handelsrente, wel voor wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW. Die zal worden toegewezen zoals hierna weergegeven. Voor zover de vorderingen van [eiser sub 2] een verdergaande strekking hebben dan vrijwaring, acht de rechtbank deze ongegrond. Daarom zullen de vorderingen van [eiser sub 2] in zoverre worden afgewezen.
3.3.
[gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] worden als de in de verhouding tot [eiser sub 2] grotendeels in het ongelijk gestelde partij aangemerkt. Daarom worden zij in de proceskosten aan de zijde van [eiser sub 2] veroordeeld.
3.4.
De proceskosten aan de zijde van [eiser sub 2] worden als volgt begroot:

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser sub 2] te betalen hetgeen waartoe [eiser sub 2] bij vonnis van vandaag in de hoofdzaak onder zaaknummer C/10/680435 en rolnummer HA ZA 24-506 is veroordeeld vanaf het moment dat en voor zover [eiser sub 2] aan die veroordeling in de hoofdzaak zal hebben voldaan door aan NLR te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over de door [eiser sub 2] aan NLR betaalde bedragen vanaf de vijftiende dag na de dag van betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser sub 2] te betalen de proceskosten van € 920,69, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als zij niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten zij € 92,00 extra betalen plus de kosten van betekening,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.
[3893/1729]