ECLI:NL:RBROT:2025:4535

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
10/397980-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en valsheid in geschrift

Op 10 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 13 december 2024 opzettelijk een grote hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd in Nederland. De verdachte, geboren in 1994 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd tijdens een verkeerscontrole op de A29 aangehouden. De verbalisanten ontdekten dat de verdachte een bestelbus bestuurde waarin drie lijkkisten lagen, die volgens de verdachte gevuld waren met lijken. Bij controle bleek echter dat de documenten die de verdachte bij zich had vals waren en dat er geen lijken in de kisten zaten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet door 230,62 kilogram cocaïne binnen te brengen en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift door gebruik te maken van vervalste documenten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige strafbare feiten die een gevaar voor de volksgezondheid vormen. De verdachte werd ook vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/397980-24
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. V.T.E. Kuijpers, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verdachte had geen wetenschap van de inhoud van de kisten en wist dus niet dat daarin cocaïne lag. Het DNA van de verdachte is weliswaar aangetroffen op hengsels van de sporttassen waarin de drugs zijn aangetroffen, maar dat betekent niet per se dat de verdachte de tassen in de lijkkisten heeft gelegd. Het aangetroffen DNA betreft namelijk een mengprofiel en dit kan ook door secundaire overdracht op de tassen terecht zijn gekomen, bijvoorbeeld door handen te schudden met de personen die de tassen in de lijkkisten hebben gelegd. De verdachte heeft het transport alleen uitgevoerd en er is dan ook geen sprake van medeplegen. Het onder 1 subsidiair tenlastegelegde kan wel worden bewezen. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. Daartoe is aangevoerd dat er wettig bewijs is voor de in de tenlastelegging genoemde valse documenten, maar de rechtbank kan op basis van dat bewijs niet de overtuiging bekomen dat de verdachte willens en wetens gebruikt heeft gemaakt van deze valse documenten.
4.1.2.
Beoordeling
Op 13 december 2024 zagen de dienstdoende verbalisanten de verdachte rijden in een bestelbus, type Mercedes Vito, voorzien van een Frans kenteken, op de autosnelweg A29. De verbalisanten besloten een controle uit te voeren op grond van de Wegenverkeerswet. De verdachte vertelde dat hij twee lijken bij zich had die hij moest afleveren in Edam en overhandigde een roze map met daarin contracten en formulieren in de Franse taal. Deze formulieren betroffen kopieën. De namen van de overledenen bleken niet voor te komen in de Nederlandse registers. In de formulieren stond geen afleveradres opgenomen. Met toestemming van de verdachte keken de verbalisanten vervolgens in de bus. Zij zagen dat er drie lijkkisten los en scheef in de bus lagen. Er bevond zich geen koeling in de bus en de verbalisanten roken geen lijkgeur. Ook bleek het Franse uitvaartbedrijf dat in de documenten van de verdachte werd genoemd geen website te hebben en bevond zich volgens Google op het opgegeven adres van dat bedrijf (aan de Champs Elyséés) een parfumerie. Gelet op dit alles twijfelden de verbalisanten aan de inhoud van de kisten en hebben zij de bus met inhoud in beslag genomen.
De verdachte heeft verklaard dat hij gedwongen is om dit transport uit te voeren om een schuld af te betalen. Als hij dit transport niet zou uitvoeren, zou hij worden gedood. De verdachte wist dat er geen lijken in de kisten zaten, maar hij wist niet wat er daadwerkelijk in de kisten lag. Verder heeft de verdachte verklaard dat de documenten samen met de stempels aan hem zijn overhandigd en dat hem is verteld waar hij de stempels moest zetten. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat er sprake is geweest van medeplegen.
Gelet op de ANPR-gegevens en de verklaring van de verdachte, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte de verdovende middelen vanuit het buitenland heeft ingevoerd. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door te handelen zoals hij heeft gedaan minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de lijkkisten, met daarin de sporttassen, cocaïne bevatte, zodat hij in elk geval voorwaardelijk opzet heeft gehad op de invoer daarvan. Ten aanzien van de hoeveelheid cocaïne overweegt de rechtbank dat enkel de bruto hoeveelheid (20,5 kg, 20,5 kg, 20,44 kg en 20,3 kg) van de vier grote pakketten is geverbaliseerd. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen wat de exacte netto hoeveelheid van de vier grote pakketten betreft. De rechtbank is – in navolging van hetgeen de officier van justitie heeft betoogd – echter wel van oordeel dat, voorzichtigheidshalve, mag worden aangenomen dat de verpakkingen van de vier pakketten telkens niet meer dan 500 gram wegen, zodat de rechtbank aanneemt dat het totale nettogewicht van de vier pakketten 79,74 kg is. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van een totale hoeveelheid van 230,62 kg cocaïne.
Tot slot acht de rechtbank ook feit 2 bewezen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte heeft verklaard dat hij de in de tenlastelegging genoemde documenten samen met de stempels overhandigd heeft gekregen en dat hem is verteld waar hij de stempels moest zetten. Op deze documenten stond dat de verdachte lijken vervoerde en daarop waren stempels aangebracht met (in het Frans) de tekst ‘burgemeester van Parijs’ en ‘prefectuur van Parijs’. Nu de verdachte wist dat er geen lichamen in de kisten zaten en hij stempels heeft gezet namens het stadsbestuur van Parijs terwijl hij daartoe niet bevoegd was, kan het niet anders dan dat de verdachte wist dat de in de tenlastelegging genoemde documenten vals waren en dat hij deze (alsnog) opzettelijk heeft gebruikt als ware deze echt.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 13 december 2024 te Nederland opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer
230,62kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2
hij op 13 december 2024 te Numansdorp, gemeente Hoeksche Waard,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vals
e
geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze
echt en onvervalst, door
- Fiche d'identification du vehicle,
- Proces-verbal de controle technique,
- meerdere Bon Pour Pouvoir,
- meerdere Declaration Prealable Transport Apres Mise en Biere,
- meerdere Arrete portant autorisation de transport de corps a l'etranger, en/of
- meerdere Laissespaser mortuaire,
aan [naam 1] en/of [naam 2], beide werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid
Landelijke Expertise en Operaties, tijdens een controle bij- of krachtens artikel 160
van de Wegenverkeerswet 1994 te tonen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 2: valsheid in geschrift
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een grote hoeveelheid cocaïne. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en leiden, direct en indirect, tot vele vormen van (ernstige) criminaliteit. Hiertegen moet daarom streng worden opgetreden. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Door aldus te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat in een juist gebruik van documenten moet kunnen worden gesteld en waarvan in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden uitgegaan, geschaad. Dit feit legt echter bij de op te leggen straf nagenoeg geen (extra) gewicht in de schaal.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een Frans en Nederlands uittreksel uit de justitiële documentatie van respectievelijk 16 december 2024 en 7 maart 2025 over de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 1.200,- zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 11 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van het geldbedrag van € 1.200,- ([proces-verbaalnummer]).
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. S.M. den Hollander en J.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 10 april 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 13 december 2024 te Rotterdam en/of te Numansdorp, althans
in Nederland,
opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 232,62 kilogram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 december 2024 te Rotterdam en/of te Numansdorp, althans
in Nederland,
opzettelijk
heeft afgeleverd en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 232,62 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
2
hij op of omstreeks 13 december 2024 te Numansdorp, gemeente Hoeksche Waard,
althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vals en/of vervalste
geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze
echt en onvervalst, door
- Fiche d'identification du vehicle,
- Proces-verbal de controle technique,
- meerdere Bon Pour Pouvoir,
- meerdere Declaration Prealable Transport Apres Mise en Biere,
- meerdere Arrete portant autorisation de transport de corps a l'etranger, en/of
- meerdere Laissespaser mortuaire,
aan [naam 1] en/of [naam 2], beide werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid
Landelijke Expertise en Operaties, tijdens een controle bij- of krachtens artikel 160
van de Wegenverkeerswet 1994 te tonen;