ECLI:NL:RBROT:2025:4637

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
C/10/692938 / JE RK 25-125
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met zorgelijke situatie en antisociale contacten

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 5 maart 2025, wordt de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige verlengd voor de duur van een jaar. De minderjarige, die momenteel gedetineerd is, heeft een zorgelijke situatie waarin hij regelmatig in aanraking komt met politie en justitie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige niet terug wil naar zijn moeder en dat er zorgen zijn over zijn antisociale contacten. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die het verzoek heeft ingediend, gehoord en de situatie van de minderjarige als zorgelijk beoordeeld. De kinderrechter heeft besloten dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen om ervoor te zorgen dat de minderjarige de juiste begeleiding en hulp krijgt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om een passende verblijfsplek voor de minderjarige te vinden zodra er meer duidelijkheid is over zijn vrijlating.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/692938 / JE RK 25-125
Datum uitspraak: 5 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 2 januari 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 21 januari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam].
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] uitgenodigd voor een kindgesprek om zijn mening kenbaar te maken. [minderjarige] heeft niet van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Vanwege zijn detentie is er tijdens de zitting door de GI telefonisch contact gezocht met [minderjarige]. [minderjarige] heeft laten weten dat hij het niet nuttig vond om naar het kindgesprek te komen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft thans gedetineerd bij Justitiële Jeugdinrichting/Forensisch Centrum [detentieadres].
2.3.
Bij beschikking van 6 maart 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 6 maart 2025.
2.4.
Bij beschikking van 2 juli 2024 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 6 maart 2025.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. De situatie van [minderjarige] is ongewijzigd. Sinds 26 januari 2025 is [minderjarige] overgeplaatst naar [naam instelling] in Amsterdam, omdat de samenwerking met Novaa Zorg is beëindigd. Het is van belang om [minderjarige] buiten de regio Rotterdam te plaatsen, vanwege het zorgelijke netwerk dat hij daar heeft. Sinds gisteren is [minderjarige] gedetineerd, maar het is nog niet geheel duidelijk waarvan hij wordt verdacht en hoe lang hij gedetineerd zal blijven. Afhankelijk van de ernst van de zaak zal moeten worden bekeken of [minderjarige] terug kan keren naar [naam instelling]. Het is belangrijk om eerst de uitkomst van de raadkamer gevangenhouding van komende week af te wachten. Het is belangrijk om binnen het civiele kader de plaatsing van [minderjarige] te kunnen realiseren. Niet duidelijk is of dat strafrechtelijk straks opgepakt gaat worden. In de komende periode zal er een dubbel persoonlijkheidsonderzoek worden uitgevoerd, wat richting zal geven aan de situatie en de vervolgstappen.

5.Het standpunt van de moeder

De moeder stemt ter zitting in met het verzoek en licht het volgende toe. Sinds de vorige vrijlating van [minderjarige] verliepen de eerste twee weken goed. Daarna ging het echter mis toen [minderjarige] opnieuw in contact kwam met zijn oude netwerk. De moeder hoopt dat het, met de juiste hulpverlening, mogelijk is om [minderjarige] weer op het juiste pad te krijgen.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling. [1] De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
6.2.
De situatie van [minderjarige] is zorgelijk. Er bestaan zorgen over de antisociale contacten die [minderjarige] onderhoudt, waar hij moeilijk afstand van kan nemen. Hij beweegt zich in een milieu waarin hij voortdurend in de problemen raakt. [minderjarige] komt regelmatig in aanraking met politie en justitie en het lukt hem niet om te stoppen met het plegen van delicten of zich aan opgelegde voorwaarden te houden. Op dit moment wordt [minderjarige] verdacht van een nieuw strafbaar feit en is hij gedetineerd in [detentieadres]. [minderjarige] lijkt weinig last te hebben van schaamte of schuld en laat zich moeilijk begrenzen. Bovendien zijn er zorgen over zijn impulsieve en roekeloze gedrag, evenals zijn moeite om zijn emoties te reguleren.
6.3.
Het is belangrijk dat de jeugdbeschermer betrokken blijft om ervoor te zorgen dat er de juiste begeleiding is of komt, zodat [minderjarige] weer op het goede pad komt. De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar. [2] Het is van belang dat er hulpverlening wordt ingezet om [minderjarige] te ondersteunen bij het maken van verantwoorde keuzes en om te voorkomen dat hij opnieuw in de problemen komt.
6.4.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter het volgende. Sinds zijn vrijlating in januari 2025 is [minderjarige] geplaatst bij [naam instelling] in Amsterdam. [minderjarige] wil niet terugkeren naar de moeder en hoewel de moeder [minderjarige] het liefst thuis zou zien wonen, hoopt zij dat wanneer [minderjarige] weer vrij komt, hij met de juiste begeleiding op het goede pad wordt gebracht. Op dit moment is het, vanwege zijn recente detentie, nog onduidelijk of [minderjarige] kan terugkeren naar [naam instelling]. Het is echter belangrijk dat er een passende plek voor [minderjarige] wordt gezocht zodra er meer duidelijkheid is over een mogelijke vrijlating. De kinderrechter verlengt daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige], zoals verzocht, voor de duur van een jaar. De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] is noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [3]
6.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 6 maart 2026;
7.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 6 maart 2026;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025 door mr. S. Jordaan, kinderrechter, in aanwezigheid van M.Y.R. Veldkamp als griffier, en op schrift gesteld op 18 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
3.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.