ECLI:NL:RBROT:2025:4638

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
C/10/688207 / JE RK 24-2322
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 maart 2025 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2017, in het kader van jeugdbescherming. De minderjarige is aangemeld voor een observatietraject bij de Fluitenkruid, maar door de dakloosheid van de moeder kan de minderjarige niet thuis worden geplaatst. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging voor een kortere duur van drie maanden te verlenen, om de situatie nauwlettend te volgen. De moeder, die dakloos is, heeft ingestemd met de plaatsing bij de Fluitenkruid, maar benadrukt dat er gewerkt moet worden aan een terugkeer naar huis zodra zij een eigen woning heeft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige is en dat hulp noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de GI (gecertificeerde instelling) verzocht om een rapportage over de actuele stand van zaken en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeud
Zaaknummer: C/10/688207 / JE RK 24-2322
Datum uitspraak: 5 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. F. Pool, kantoorhoudende te Rotterdam.
[naam pleegmoeder] en [naam pleegvader],
hierna te noemen: de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter van 12 november 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de briefrapportage van de GI van 14 februari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door mr. M.S. Krol, waarnemend voor mr. F. Pool;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 1].
1.3.
De pleegouders zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de pleegouders wel juist zijn opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de begeleider van de moeder, te weten [naam 2].

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 12 november 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 18 december 2025. Bij die beschikking is ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 18 maart 2025. Een beslissing op het verzoek voor het overige is aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting van 12 november 2024 heeft de GI het verzoek gewijzigd in die zin dat wordt verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van zes maanden.
3.3.
Bij briefrapportage van 14 februari 2025 verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 18 december 2025.
3.4.
Ter zitting van 5 maart 2025 heeft de GI het verzoek gewijzigd in die zin dat wordt verzocht om een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlenen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten bij de Fluitenkruid, waarbij [minderjarige] gedurende het weekend zal verblijven in een voorziening voor pleegzorg, voor de duur van de opname bij de Fluitenkruid.

4.Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting het (gewijzigde) verzoek en licht het als volgt toe. In de afgelopen periode heeft [minderjarige] meerdere wisselingen van pleeggezin doorgemaakt, omdat er in verschillende pleeggezinnen crisissituaties ontstonden door het gedrag van [minderjarige]. Ook in het huidige pleeggezin, dit is zijn oude pleegzorgbegeleider, gaat het niet goed. [minderjarige] is boos, slaat om zich heen, luistert niet en vertoont zelfbepalend gedrag. Er is een gebrek aan structuur en hij leeft in onduidelijkheid over zijn toekomstperspectief. Het is belangrijk dat de beoogde plaatsing bij de Fluitenkruid wordt gerealiseerd. De twee voorwaarden voor deze plaatsing zijn het hebben van een geschikte dagbesteding en daarnaast verblijf bij een weekendpleeggezin. Aangezien [minderjarige] tijdelijk bij de pleegzorgbegeleider kan verblijven tijdens de opname bij de Fluitenkruid, is aan de voorwaarde van het weekendpleeggezin voldaan. Het is echter nog niet gelukt om een passende dagbesteding voor [minderjarige] te vinden. De intakes voor een geschikte dagbesteding lopen momenteel nog. Daarom zal er tijdens de opnameperiode van [minderjarige] één-op-één begeleiding worden geboden, totdat een geschikte dagbesteding is gevonden. Morgen zal er een intakegesprek plaatsvinden bij de Fluitenkruid, waarna [minderjarige] direct zal worden opgenomen. In de weekenden zal [minderjarige] dan verblijven in het pleeggezin bij de pleegzorgbegeleider. Het is belangrijk dat de specialisten bij de Fluitenkruid achterhalen wat [minderjarige] precies nodig heeft, zodat bepaald kan worden welke zorg en begeleiding passend is voor hem. Vanwege de onduidelijke situatie stemt de GI in met het verlenen van de trajectmachtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur, zodat de situatie goed kan worden gevolgd. Daarnaast is de vereiste toetsing door de Raad voor de Kinderbescherming op 24 oktober 2024 aangevraagd, maar het is onduidelijk waarom deze toetsing nog niet is afgerond.

5.Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt ter zitting het volgende naar voren gebracht. Er is veel misgegaan in deze zaak. Het begint al met het verzoek, niet duidelijk is voor hoe lang het verzoek is gedaan. Dit is door de GI meerdere keren gewijzigd. Ook had [minderjarige] zonder toestemming van de kinderrechter niet overgeplaatst mogen worden naar een ander pleeggezin. [minderjarige] woonde namelijk al langer dan één jaar bij het pleeggezin. Als reden hiervoor wordt het gedrag van [minderjarige] genoemd. Het gedrag van [minderjarige] is echter mede ontstaan doordat hij geen contact heeft met zijn ouders. Sinds september 2024 is er geen contact meer tussen de moeder en [minderjarige], omdat dit niet mogelijk was vanwege het pleeggezin en door een gebrek aan inzet van de GI. [minderjarige] heeft heimwee. De GI houdt zich dus niet aan de wettelijke verplichtingen, waardoor [minderjarige] naar verschillende pleeggezinnen is overgeplaatst zonder dat een rechterlijke toetsing heeft plaatsgevonden. Dit, terwijl het verzoek betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing was aangehouden. Ook de huidige situatie, waarbij [minderjarige] verblijft bij zijn oude pleegzorgbegeleider is niet volgens de regels, omdat er nog geen screening van het pleeggezin heeft plaatsgevonden. Daarnaast verzoekt de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg te verlengen, terwijl voor de plaatsing bij de Fluitenkruid een andere machtiging nodig is. Tot slot ontbreekt de vereiste toetsing door de Raad voor de Kinderbescherming. De GI handelt hiermee onzorgvuldig en dat is heel zorgelijk. Tegelijkertijd is de moeder realistisch. Zij is dakloos en momenteel lijkt de plaatsing bij de Fluitenkruid, met het verblijf in een weekendpleeggezin, de enige haalbare optie. Het gaat niet goed met [minderjarige] en daar moet aan gewerkt worden. Alleen hierom stemt de moeder in met het verzoek. Het is echter belangrijk dat er toegewerkt wordt naar terugkeer naar huis. Zodra de moeder een eigen woning heeft, zou er gekeken moeten worden naar de mogelijkheid om de gezinsopname te hervatten.

6.De beoordeling

6.1.
Uit de beschikking van 12 november 2024, de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige]. [minderjarige] is nog heel jong, maar hij vertoont al langere tijd zeer zorgelijk gedrag, is moeilijk te sturen en gaat regelmatig over de grenzen van anderen heen. Deze signalen maken duidelijk dat [minderjarige] hulp nodig heeft. Het is belangrijk om inzicht te krijgen in de onderliggende oorzaken van zijn gedrag en te bepalen welke hulpverlening voor hem passend zal zijn. Daarom is [minderjarige] aangemeld voor een (observatie)traject bij de Fluitenkruid van Yulius.
6.2.
Het traject bij Fluitenkruid kon nog niet starten omdat nog niet aan alle voorwaarden was voldaan, te weten een dagbesteding en een weekendpleeggezin. Door het zorgelijke gedrag van [minderjarige] is hij meerdere keren gewijzigd van pleeggezin. Het vinden van een geschikt pleeggezin bleek een uitdaging. Inmiddels heeft kort geleden de voormalige pleegzorgbegeleider van [minderjarige] aangegeven dat hij tijdelijk bij haar gezin kan verblijven voor de duur van het traject. Vervolgens is [minderjarige] geplaatst in het pleeggezin van deze pleegzorgbegeleider. Ter zitting heeft de GI aangegeven dat [minderjarige] vanaf 6 maart 2025 bij de Fluitenkruid zal verblijven, waar hij één-op-één begeleiding zal krijgen, totdat een geschikte dagbesteding voor hem is gevonden. In de weekenden zal [minderjarige] in het pleeggezin verblijven.
6.3.
Gelet op voorstaande en het feit dat [minderjarige] niet bij de moeder kan verblijven vanwege onder meer haar dakloosheid, is de kinderrechter van oordeel dat de trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] De kinderrechter verleent daarom een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten de Fluitenkruid, waarbij [minderjarige] gedurende het weekend zal verblijven in een voorziening voor pleegzorg. De kinderrechter ziet echter gezien de huidige situatie, waarin er veel onduidelijkheid bestaat over het verloop van het traject bij de Fluitenkruid, wel aanleiding om de trajectmachtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur te verlenen dan verzocht, te weten voor de duur van drie maanden en het verzoek voor het overige aan te houden, om zodoende vinger aan de pols te houden.
6.4.
Voor de komende periode is het van belang dat het traject bij de Fluitenkruid wordt gestart. Daarnaast moet de screening van het huidige pleeggezin zo spoedig mogelijk plaatsvinden. Ook is het belangrijk dat er aandacht is voor de omgang tussen [minderjarige] en de moeder.
6.5.
De GI wordt verzocht om één week vóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. F. Pool) te overleggen over de (dan) actuele stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd. Tevens wordt verzocht om het hiervoor genoemde toetsingsrapport van de Raad.
6.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verleent een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten de Fluitenkruid (Yulius), waarbij [minderjarige] gedurende het weekend zal verblijven in een voorziening voor pleegzorg tot 18 juni 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen
7.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 mei 2025 pro forma;
7.4.
bepaalt dat de GI, de belanghebbenden en mr. F. Pool op de genoemde pro forma datum niet ter zitting hoeven te verschijnen.
7.5.
verzoekt de GI uiterlijk
één week voor de genoemde pro forma datumde kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. F. Pool) de sub 6.5. verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025 door mr. S. Jordaan, kinderrechter, in aanwezigheid van M.Y.R. Veldkamp als griffier, en op schrift gesteld op 18 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.