In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2025, gaat het om een geschil over de vergoeding van juridische kosten in het kader van affectieschade na een medische fout. De eiser, vertegenwoordigd door mr. F.C. Schirmeister, heeft namens de kinderen van een overleden patiënt schadevergoeding geëist van de Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep, vertegenwoordigd door mr. M.L. Jinkes de Jong. De zaak is ontstaan na een erkenning van aansprakelijkheid door Franciscus, die eerder schadevergoeding heeft betaald aan de moeder van de patiënt en haar dochter. De eiser vordert nu een bedrag van € 3.779,14 aan juridische kosten, maar Franciscus heeft al een bedrag van € 968,00 betaald voor de juridische bijstand van de kinderen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser afgewezen, omdat de gevorderde kosten niet de 'dubbele redelijkheidstoets' konden doorstaan, zoals vereist door artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek. De rechter oordeelt dat de kosten die de eiser in rekening brengt niet redelijk zijn, gezien de eerdere erkenning van aansprakelijkheid en de snelle betaling van schadevergoeding door Franciscus. De kantonrechter vernietigt het eerdere verstekvonnis en wijst de vordering van de eiser af, waarbij hij tevens de proceskosten toewijst aan Franciscus.