ECLI:NL:RBROT:2025:4665

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
C/10/695350 / KG ZA 25-186
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over overtreding van beperkende bedingen in arbeidsovereenkomsten en onrechtmatige concurrentie

In deze zaak heeft Alten Nederland B.V. een kort geding aangespannen tegen verschillende gedaagden, waaronder voormalige werknemers en vennootschappen, wegens vermeende overtredingen van beperkende bedingen in arbeidsovereenkomsten en onrechtmatige concurrentie. Alten vorderde onder andere inzage in beslagen documenten en het verbod op het onderhouden van zakelijke contacten met klanten van Alten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Alten niet voldoende spoedeisend belang heeft aangetoond en dat de vorderingen te onbepaald en disproportioneel zijn. De vorderingen zijn afgewezen, en Alten is veroordeeld in de proceskosten. Het bewijsbeslag dat eerder was gelegd, is beperkt, en de gedaagden hebben geen vorderingen tot opheffing van het bewijsbeslag kunnen doorzetten. De uitspraak is gedaan op 16 april 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/695350 / KG ZA 25-186
Vonnis in kort geding van 16 april 2025
in de zaak van
ALTEN NEDERLAND B.V.,
gevestigd in Capelle aan den IJssel,
eiseres in conventie,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaten mrs. E.M. van Winden-Spaans en J.H. Mantel te Rotterdam ,
tegen

1.[vennootschap sub 1] ,

2.
[vennootschap sub 2],
3.
[vennootschap sub 3],
de vennootschappen sub 1 tot en met 3 gevestigd in [plaats] ,
4.
[persoon A],
wonende in [woonplaats 1] ,
5.
[persoon B],
wonende in [woonplaats 2] ,
6.
[persoon C],
wonende in [woonplaats 3] ,
7.
[persoon D],
wonende in [woonplaats 4] ,
gedaagden in conventie,
eisers in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaten mrs. F.A. van de Wakker en Y. Boekhout te Amsterdam.
Eiseres in conventie wordt hierna Alten genoemd. Gedaagden in conventie worden hierna samen gedaagden genoemd. Gedaagden 1 tot en met 3 worden hierna samen [vennootschap] c.s. genoemd. Gedaagden 4 tot en met 7 worden hierna [persoon A] , [persoon B] , [persoon C] en [persoon D] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 maart 2025 met producties 1 tot en met 6
  • akte van eiswijziging in conventie
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie met producties 1 tot en met 13
  • de mondelinge behandeling gehouden op 2 april 2025
  • de pleitnota van Alten
  • de pleitnota van gedaagden
  • de ter zitting aan de voorzieningenrechter en Alten overgelegde Excel sheet van gedaagden.

2.De feiten

De in deze kwestie betrokken vennootschappen

2.1.
Alten is de Nederlandse dochteronderneming van Alten Europe S.a.r.l. Zij houdt zich bezig met consultancy in verschillende (niche) markten binnen de hightechsector en de IT-sector. Een van de drie businessunits van Alten is de unit ‘Enterprise Services & Software Applications’(ES&SA). Deze is onderverdeeld in de afdelingen ‘Technical Software’ en ‘IT services’. Binnen die laatste afdeling houdt Alten zich onder meer bezig met ‘Data Cloud & Internet of Things’ (IoT) implementaties. IoT implementaties hebben betrekking op objecten die draadloos kunnen worden verbonden met een internetnetwerk.
2.2.
Vanaf 2022 vindt een reorganisatie plaats binnen het Alten concern.
2.3.
[vennootschap] c.s. en [vennootschap] IoT B.V. behoren tot het [vennootschap] -concern, dat in 2023 [bedrijf 1] overneemt en groeit. [vennootschap] c.s. houden zich, net als Alten, bezig met het aanbieden van hightech consultancydiensten binnen verschillende (niche) markten. Sinds kort biedt het concern ook ‘Data Cloud & IoT’-diensten aan.
De positie en het vertrek van de voormalig werknemers van Alten naar [vennootschap] c.s.
2.4.
[persoon D] was vanaf 1 juli 2019 in dienst bij Alten als ‘Business Manager’ binnen de ES&SA unit. Zijn arbeidsovereenkomst met Alten bevat een anti-ronselbeding, een geheimhoudingsbeding, een relatiebeding en een boetebeding. [persoon D] heeft zijn arbeidsovereenkomst met Alten opgezegd, is per 31 augustus 2023 uit dienst getreden en met ingang van 1 september 2023 bij B.V. Alten België gaan werken. Met een vaststellingsovereenkomst van 22 december 2023 wordt de arbeidsovereenkomst met Alten België beëindigd. Per 1 april 2024 is [persoon D] bij (één van) [vennootschap] c.s. gaan werken als directeur Software-Midwest Business cell waar hij soortgelijke werkzaamheden verricht als bij Alten.
2.5.
[persoon A] was sinds 2008 in dienst bij EclipseIT. Na de overname van EclipseIT door Alten in 2015 vervulde hij bij Alten de functie van ‘Technical Manager’. Per 1 januari 2024 is [persoon A] de functie van ‘Delivery Manager’ bij Alten gaan vervullen, in welk kader hij op 10 januari 2024 een nieuwe arbeidsovereenkomst met Alten heeft gesloten. Die overeenkomst bevat een anti-ronselbeding, een geheimhoudingsbeding, een relatiebeding en een boetebeding. [persoon D] heeft zijn arbeidsovereenkomst met Alten mondeling op 26 februari 2024 en schriftelijk op 27 februari 2024 tegen 1 mei 2024 opgezegd. Per 1 mei 2024 is [persoon A] bij (één van) [vennootschap] c.s. gaan werken. Op dit moment vervult hij daar de functie van ‘Delivery Manager’ en projectleider van de businessunit Cloud Data Platform & IoT.
2.6.
[persoon B] was sinds 1 maart 2008 in dienst bij EclipseIT en na de overname van EclipseIT door Alten in 2015 bij Alten. Bij Alten had hij de functie van ‘Technical Manager’ voor de ES&SA unit, waar hij zich bezighield met Cloud Data & IoT. Zijn arbeidsovereenkomst bevat een geheimhoudingsbeding, een relatiebeding en een boetebeding. [persoon B] heeft zijn arbeidsovereenkomst met Alten op 27 februari 2024 tegen 1 mei 2024 opgezegd. Per 1 mei 2024 is [persoon B] bij (één van) [vennootschap] c.s. gaan werken als ‘Architect’ binnen de unit [vennootschap] Data en IoT.
2.7.
[persoon C] was sinds 1 januari 2009 in dienst bij EclipseIT en na de overname van EclipseIT door Alten in 2015 bij Alten. Bij Alten had hij de functie van ‘Consultant IT’ voor de ES&SA unit, waar hij zich bezighield met Cloud Data & IoT. Zijn arbeidsovereenkomst bevat een geheimhoudingsbeding, een relatiebeding en een boetebeding. [persoon C] heeft zijn arbeidsovereenkomst met Alten op 12 maart 2024 tegen 1 juni 2024 opgezegd. Per 1 juni 2024 is [persoon C] bij (één van) [vennootschap] c.s. gaan werken. Hij verricht daar op dit moment als ‘Employeneur’ werkzaamheden binnen de unit [vennootschap] Data & IoT.
2.8.
In 2024 zijn nog veertien werknemers uit dienst getreden bij Alten en in dienst getreden bij (één van) [vennootschap] c.s. Deze werknemers zijn geen partij in dit kort geding.
2.9.
Alten heeft (o.a.) [persoon D] , [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] voorafgaand aan hun vertrek bij Alten dan wel erna gewezen op (de verplichting tot nakoming van) de beperkende bedingen in hun respectieve arbeidsovereenkomsten en op welke relaties van Alten het relatiebeding volgens haar ziet. Na indiensttreding bij [vennootschap] c.s. heeft Alten (o.a.) [persoon D] , [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] aangesproken op de gestelde overtredingen van de beperkende bedingen. Alten heeft ook [vennootschap] c.s. als nieuwe werkgever en direct concurrent van Alten aangeschreven en haar gemaand te stoppen met het profiteren van de wanprestatie van bedoelde werknemers en het toebrengen van schade aan het bedrijfsdebiet van Alten.
Het conservatoir bewijsbeslag
2.10.
Nadat zij eerst een interne audit had verricht, heeft Alten op 19 november 2024 de voorzieningenrechter te [woonplaats 4] verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag op de kantoorlocatie van [vennootschap] in [plaats] en op de privéadressen van [persoon D] , [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] op verschillende fysieke en digitale gegevensdragers. Alten heeft daarbij ook verzocht om de aanstelling van een gerechtelijk bewaarder voor de in beslag te nemen bescheiden. Naar aanleiding van vragen van de voorzieningenrechter heeft Alten het verzoek op 28 november 2024 aangevuld.
2.11.
Bij beschikking van 6 december 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzochte bewijsbeslag onder bepaalde voorwaarden en beperkingen toegewezen en DigiJuris B.V. (hierna: DigiJuris) aangesteld als gerechtelijk bewaarder (hierna: het bewijsbeslag). Die beschikking luidt, voor zover relevant, als volgt:
“2.1
verleent verzoekster verlof conservatoir bewijsbeslag te leggen ten laste van verweerders op
alle gegevens als hiervoor onder 1.3 nader bepaald, voor zover die documentatie zich
bevindt op (gegevensdragers op) het volgende fysieke adres:
-het kantoor van [vennootschap] aan [adres] te [plaats] ;
bepaalt dat dit verlof zich ook uitstrekt tot gegevensdragers toebehorend aan
verweerders 1 t/m 4 die zich ten tijde van de beslaglegging in de ruimtes van [vennootschap]
in [adres] te [plaats] en/of de door hen gebruikte auto’s op
het bijbehorende terrein bevinden, ook als die gegevensdragers in een tas zitten,
maar dat gegevensdragers (privé-telefoons, privé-laptops etc.) van andere werknemers
van [vennootschap] niet vallen onder dit verlof tot beslaglegging;
bepaalt dat het beslag niet zal plaatsvinden tussen 17:00u en 07:00u en niet op zaterdag,
zondag of een algemeen erkende feestdag, met dien verstande dat een eenmaal aangevangen
beslag ook buiten deze dagen en uren mag worden afgerond;
bepaalt dat dit verlof slechts mag worden gebruikt indien verzoekster en/of
vertegenwoordigers van verzoekster
nietbij de inbeslagneming tegenwoordig zijn;
bepaalt dat de deurwaarder deze beschikking bij aanvang van het bewijsbeslag dient te
betekenen aan [vennootschap] .
2.6
bepaalt dat de deurwaarder zich zal doen bijstaan door personen in dienst van de in het
rekest genoemde IT-deskundige van DigiJuris BV, die werkt onder zijn
verantwoordelijkheid;
bepaalt dat de deurwaarder in plaats van originelen in beslag te nemen (digitale) kopieën zal
maken van de gegevens, welke kopieën - zonder afschrift of inzage aan verzoekster of haar
advocaat te geven - in gerechtelijke bewaring worden genomen in afwachting van een
beslissing van de rechter;
beveelt de bewaarneming van het inbeslaggenomene en wijst DigiJuris BV ten aanzien van
alle digitale en fysieke gegevens als gerechtelijk bewaarder aan;
indien het ter plaatse maken van kopieën naar het oordeel van de deurwaarder niet binnen
redelijke termijn mogelijk is en verweerders daarmee instemmen of (alsnog, schriftelijk, via
e-mail, of telefonisch) machtiging van de voorzieningenrechter is verkregen, zullen de
oorspronkelijke bescheiden (waaronder mede wordt verstaan: digitale bestanden) mogen
worden meegenomen en moeten deze zo snel mogelijk maar in ieder geval binnen 5 (vijf)
werkdagen door de bewaarder (na het maken van kopieën) aan verweerders worden
geretourneerd;
bepaalt dat [vennootschap] bestanden die onder dit verlof vallen voor de
deurwaarder toegankelijk dienen te maken door het verstrekken van de
benodigde gebruikersnamen, wachtwoorden en inlogcodes, een en ander als onder 1.10
bedoeld;
bepaalt dat elke verweerster/verweerder een eenmalige dwangsom van € 10.000
(tienduizend euro) voor [vennootschap] en € 1.000 (eenduizend euro) voor
verweerders 1 t/m 4 verbeurt als die verweerster/verweerder in gebreke blijft mee te
werken aan een bevel van de deurwaarder conform 1.10 en 1.11,
indien een gegevensdrager wordt aangetroffen waarop een of meer versleutelde of met een
toegangscode beschermde bestanden staan en er redelijke grond bestaat om te vermoeden
dat deze bestanden zijn aan te merken als gegevens in de zin van dit beslagverlof, kan de
deurwaarder deze gegevensdrager in beslag nemen indien de bestanden niet voor hem
toegankelijk worden gemaakt;
bepaalt dat de deurwaarder, de IT-deskundige, de bewaarnemer en hun medewerkers
verplicht zijn geheimhouding te betrachten jegens een ieder met betrekking tot de gang van
zaken bij de beslaglegging en met betrekking tot de inhoud van hetgeen in beslag genomen
is, waaronder begrepen het aan verweerders te verstrekken proces-verbaal, behoudens
toestemming van verweerders, een wettelijk voorschrift of nader rechterlijk bevel;
het is de deurwaarder toegestaan om twee verschillende processen-verbaal van het
bewijsbeslag op te maken: één proces-verbaal dat is bestemd voor verzoekster, waarin de in
beslag genomen zaken slechts globaal zijn omschreven, en één proces-verbaal dat is
bestemd voor verweerders, dat een gedetailleerde omschrijving van deze zaken bevat.
bepaalt dat het verweerders vrij staat de bijstand van een advocaat in te roepen, maar dat de
beslaglegging een aanvang mag nemen ook zonder aanwezigheid van die advocaat een en
ander als onder 1.14 bedoeld;
(…)
verbindt aan het verlof de voorwaarde dat de eis in de hoofdzaak op de voet van art. 700 Rv
wordt ingesteld binnen 14 (veertien) dagen na de eerste beslaglegging;
(…).”
2.12.
Op 22 januari 2025 heeft de gerechtsdeurwaarder de beschikking van 6 december 2024 betekend aan gedaagden en conservatoir bewijsbeslag gelegd. Van de beslaglegging is een proces-verbaal opgemaakt. De beslagen bescheiden omvatten, na selectie, welke selectie eind februari 2025 aan gedaagden ter beschikking gesteld is, 435.717 bestanden in 68.356 folders met een omvang van 1.08 Tb, waaronder bestanden met persoonsgevoelige en bedrijfsvertrouwelijke informatie en informatie die onder het verschoningsrecht valt.
2.13.
Alten heeft op 4 maart 2025 een dagvaarding voor een bodemzaak uitgebracht met een eerste roldatum van 7 mei 2025. In die bodemprocedure zijn vorderingen ingesteld die vrijwel gelijkluidend zijn aan de vorderingen in dit kort geding.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Alten vordert, na wijziging van eis, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
gedaagden te laten gehengen en gedogen dat Alten binnen vijf dagen na betekening aan gedaagden van het te dezen wijzen vonnis, door middel van tussenkomst van de aange-wezen gerechtelijk bewaarder een (digitale) kopie krijgt van, althans (subsidiair) inzage verkrijgt in, de zich bij de gerechtelijk bewaarder in bewaring bevindende op 22 januari 2025 bij gedaagden in beslag genomen gegevens, althans (digitale) gegevens en gegevensdragers, zoals genoemd in het verzoekschrift;
gedaagden te verbieden om gedurende een periode van twee jaar op enigerlei wijze, direct of indirect, namens [vennootschap] c.s. zakelijke contacten te (laten) leggen en/of te (laten) onderhouden met de in productie 85 bij het verzoekschrift genoemde klanten en relaties (in Nederland en daarbuiten) van Alten of de aan haar gelieerde ondernemingen op het gebied van IoT;
gedaagden te verbieden om gedurende een periode van twee jaar op enigerlei wijze, direct of indirect, namens [vennootschap] c.s. werknemers van Alten te (laten) benaderen;
gedaagden te veroordelen om enig handelen in strijd met de WBB jegens Alten te staken;
dit alles – genoemd onder 1 tot en met 4 – op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 75.000,- per overtreding, vermeerderd met een dwangsom van € 10.000,- per dag of gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
althans ten aanzien van ieder van voornoemde vorderingen steeds die voorzieningen en/of bevelen en/of machtigingen en/of aanpassingen te treffen die de voorzieningen-rechter in de gegeven omstandigheden juist voorkomen en die aan gedaagden zal opleggen;
subsidiair:
7. de procedure (in conventie en in reconventie) aan te houden voor een periode van zes weken, dan wel een termijn die de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden juist voorkomt, binnen welke tijd Alten een inzageprotocol zal opstellen;
8. gedaagden daarbij te verplichten, uitvoerbaar bij voorraad, binnen 48 uur na deze dag van de mondelinge behandeling aan de advocaten van Alten een afschrift te verstrekken van het volledige proces-verbaal van de deurwaarder, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag of gedeelte daarvan dat gedaagden in gebreke blijven;
in alle gevallen:
9. gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding, eveneens uitvoerbaar bij voorraad, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het te dezen te wijzen vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Gedaagden voeren verweer. Zij concluderen:
primair: tot niet-ontvankelijkheid, dan wel integrale afwijzing van de vorderingen van Alten;
subsidiair: tot het in de gelegenheid stellen van Alten om de procedure opnieuw in te leiden maar dan als een verzoekschriftprocedure;
meer subsidiair: tot het verschaffen van inzage op de wijze zoals voorzien door gedaagden in hoofdstuk 8 van de conclusie van antwoord, meer in het bijzonder met inachtneming van de daar geformuleerde voorwaarden en beperkingen,
en in alle gevallen tot veroordeling van Alten in de kosten van het geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
Gedaagden vorderen om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
onvoorwaardelijk
1. het bewijsbeslag op te heffen en Alten te gebieden om DigiJuris te instrueren om uiterlijk binnen twee dagen na het wijzen van het vonnis de beslagen bescheiden te vernietigen;
voorwaardelijk
2. ten laste van Alten de bewijsverrichtingen te gelasten, zoals omschreven in hoofdstuk 14 van de conclusie van antwoord;
3. Alten te veroordelen de gevraagde bescheiden binnen twee weken na het wijzen van het vonnis aan gedaagden te overleggen;
in alle gevallen
4. veroordeling van Alten in de kosten van het geding.
4.2.
Alten voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.

5.De beoordeling in conventie

Niet-ontvankelijkheid

5.1.
Er zijn geen gronden gebleken waaruit volgt dat Alten niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar gevorderde. Van belang hiervoor is wat hierna in 5.6. wordt overwogen en de daarin getrokken conclusie. Het ontvankelijkheidsverweer van gedaagden wordt daarom verworpen.
Afwijzing vorderingen
5.2.
De vorderingen in conventie worden afgewezen. Het volgende is daarvoor relevant.
Het spoedeisend belang
5.3.
Alten onderbouwt haar spoedeisend belang met de stellingen dat dit reeds volgt uit de vordering tot inzage en – kort gezegd – uit de omstandigheid dat (gegronde vrees bestaat dat) gedaagden doorgaan met het gestelde stelselmatig afbreken van het bedrijfsdebiet van Alten. Gedaagden betwisten het spoedeisend belang.
5.4.
De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat een inzagevordering, zowel onder het oude als onder het op 1 januari 2025 ingevoerde bewijsrecht [1] , niet zonder meer altijd spoedeisend van karakter is, zoals Alten wel heeft betoogd. In dit geval is relevant dat Alten, zoals mr. Mantel ter zitting heeft bevestigd, een bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt, waarin zij vorderingen heeft ingesteld die zo goed als gelijkluidend zijn aan de vorderingen in dit kort geding. Waarom Alten de uitkomst van die bodemprocedure niet kan afwachten, heeft zij niet kunnen uitleggen. Gelet hierop en op de omstandigheid dat het Alten zelf is die heeft nagelaten vóóraf haar huiswerk te maken – bijvoorbeeld in de vorm van het opstellen van (een aanzet tot) een inzageprotocol –, is de noodzaak tot het op dit moment treffen van onverwijlde voorzieningen niet voldoende onderbouwd en daarmee niet aannemelijk. De vorderingen stuiten dan ook af op het gebrek aan spoedeisend belang. Materieel wordt het volgende overwogen.
Materiële beoordeling
5.5.
Vooropgesteld wordt dat Alten in haar 45 pagina’s tellende dagvaarding met producties, de akte wijziging eis en de 19 pagina’s tellende pleitnotitie veel heeft gesteld. Samengevat komt het betoog van Alten erop neer dat zij achttien van haar voormalige werknemers verwijt dat zij tekortschieten in de nakoming van bedingen die in hun arbeidsovereenkomsten zijn opgenomen en Alten onrechtmatige concurrentie aandoen. Alten verwijt [vennootschap] c.s. dat zij onrechtmatig profiteren van de wanprestaties van bedoelde werknemers.
5.6.
In de eerste plaats valt op dat Alten, naast [vennootschap] c.s., alleen [persoon D] , [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] in dit kort geding heeft betrokken, en niet ook de veertien andere werknemers die zijn overgestapt naar [vennootschap] c.s. en die ook onrechtmatig jegens Alten zouden hebben gehandeld. Alten stelt dit zo te hebben gedaan, omdat de vier gedagvaarde werknemers het voortouw hebben genomen in het bewegen van andere werknemers van Alten tot een overstap naar [vennootschap] . Daarmee is ten aanzien van [persoon D] , [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] , aldus Alten, zeker dat zij de beperkende bedingen in hun arbeidsovereenkomsten hebben geschonden en is er evidente grondslag om hen, met [vennootschap] c.s., in dit kort geding aan te spreken. Het belang voor Alten om de positie van de veertien andere overgestapte werknemers uitgebreid, en afgewisseld of vermengd met de positie van [persoon D] , [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] , (nu) in haar processtukken te bespreken, heeft zij niet duidelijk kunnen maken. Dat zij hiertoe is overgegaan om haar verwijt jegens [vennootschap] c.s. en/of haar gestelde recht op inzage kracht bij te zetten, kan niet lonen. Linksom of rechtsom, zijn de veertien werknemers geen partij in dit kort geding. Zij hebben dus geen verweer kunnen voeren en er heeft geen hoor en wederhoor plaatsgevonden. De stellingen van Alten over die veertien werknemers moeten voor de inhoudelijke beoordeling daarom buiten beschouwing blijven.
5.7.
Essentieel is dat Alten als eisende partij op wie, ook in kort geding, een stel- en adstructieplicht rust haar stellingen concreet met stukken dient te onderbouwen. Haar producties bevestigen haar stellingen evenwel niet zonder meer. In feite beperkt Alten zich vooral tot blote stellingen. Zij baseert zich veel op niet onderbouwde ‘vermoedens’, dan wel verwijst zij naar producties die bijvoorbeeld de niet in dit geding betrokken veertien werknemers raken. Om als eiser in kort geding geponeerde stellingen aannemelijk te maken, moeten deze genoegzaam zijn onderbouwd. Dit geldt nog sterker in dit specifieke geval waarin vergaande voorzieningen worden gevraagd. Bij gebrek aan een dergelijke onderbouwing, kunnen gedaagden volstaan met een betwisting van de stellingen van Alten. Tot betwisting zijn gedaagden uitvoerig en onderbouwd overgegaan in de conclusie van antwoord met producties en ter zitting. Alten heeft daarop vervolgens nauwelijks concreet onderbouwd gereageerd. Alten heeft bovendien veel van de ter zitting gestelde vragen van de voorzieningenrechter onbeantwoord gelaten en in haar tweede termijn ook nauwelijks gereageerd op het pleidooi van gedaagden in eerste termijn, zoals op het punt van de WBB, de businessplannen en de toodledoo-applicatie. Ten overvloede wordt daar nog aan toegevoegd dat uit de dagvaarding kan worden afgeleid dat Alten al veel weet, althans stelt te weten, en aan die informatie, terecht of onterecht, al allerlei conclusies verbindt.
5.8.
Over de inhoud van de vorderingen overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
5.8.1.
primair 1
De inzagevordering is onbepaald, vaag en wekt, gelet op de inhoud van het gemotiveerde verweer van gedaagden en in het licht van wat al in 5.6 is overwogen, de indruk van een ‘fishing expedtion’. Deze vordering is op grond daarvan al niet toewijsbaar. Alten lijkt ook geen rekening te houden met de toegepaste selectie op grond waarvan wordt aangenomen dat de beslagen gegevens zijn, althans nog moeten worden, teruggebracht tot een selectie die voldoet aan de beperkingen in het beslagverlof. Bovendien had zij, gelet op de ruime omvang van het bewijsbeslag, de vordering moeten beperken tot informatie die relevant is ter ondersteuning van door haar concreet toegelichte standpunten en verwijten. Daar komt het gemotiveerde verweer van gedaagden nog bij. Uit hun verweer, waarop Alten nauwelijks heeft gereageerd, volgt dat een deel van de beslagen gegevens – hoewel strikt genomen misschien (deels) wel onder het beslagverlof vallend – privébestanden betreft, persoonsgevoelige en bedrijfsvertrouwelijke informatie bevat en dat een deel deels onder een verschoningsrecht valt.
5.8.2.
primair 2 en 3
Deze vorderingen zijn ook te weinig bepaald. Dat is niet alleen gelet op de onbeperkte omvang van het gevorderde, maar ook omdat weinig concreet gespecificeerd is tot wie en waarover de vorderingen zich uitstrekken (‘
de aan Alten gelieerde ondernemingen’, ‘
op het gebied van IoT’, ‘
werknemers van Alten’). Bovendien geldt dat, als de aan de orde zijnde arbeidsrechtelijke bedingen al zijn overtreden, de looptijd (van een jaar) van het gros daarvan al is verstreken. Alten heeft op dat punt slechts gesteld dat er nu business van welgeteld één klant, Blue Radix, bij [vennootschap] c.s. terechtgekomen is. Nog daargelaten dat enige cijfermatige onderbouwing ontbreekt, is dat, naar voorlopig oordeel, volstrekt onvoldoende grondslag voor toewijzing van de gevorderde twee jaar durende verlenging van die bedingen.
5.8.3.
primair 4
De voorzieningenrechter vraagt zich af wat Alten concreet voor ogen heeft met de vordering die ertoe strekt dat gedaagden ‘enig handelen in strijd met de WBB’ nalaten. Dat heeft zij, in het licht van het verweer, en ook na vragen van de voorzieningenrechter, niet duidelijk gemaakt. Alten heeft ter zitting volstaan met een verwijzing naar de dagvaarding en gesteld dat het “
met algemene onrechtmatige concurrentie te maken heeft”. Waarmee gedaagden precies moeten stoppen, is niet helder.
5.8.4.
primair 6
Dit is een veegvordering. Toewijzing daarvan stuit alleen al af op de onbepaaldheid ervan.
5.8.5.
subsidiair 7
Deze vordering is bij eiswijziging ingesteld. De daartoe strekkende akte is pas in de loop van de avond voorafgaand aan het kort geding dat de volgende ochtend (om 09.00 uur) plaatsvond, geüpload in het digitale dossier. Het beroep dat Alten in dit kader doet op de laatste zin van artikel 10.1 van het procesreglement miskent dat in de daaraan voorafgaande zin staat dat de eiswijziging zo spoedig mogelijk aan de wederpartij èn de kortgedingrechter moet worden gestuurd en dat laatste is niet gebeurd. De griffie moet namelijk een handeling verrichten om digitaal ingediende stukken in het digitale dossier te zetten; dat heeft niet tijdig voor de zitting kunnen gebeuren. Deze vordering is daarmee tardief mede gelet op het tijdsverloop sinds het leggen van het bewijsbeslag. Daarvan staan nog los de vragen die rijzen over de praktische uitvoerbaarheid van een en ander.
5.8.6.
subsidiair 8
Bij de vordering tot afgifte van het proces-verbaal van de deurwaarder, waarbij de voorzieningenrechter begrijpt dat Alten bedoelt de afgifte van het proces-verbaal met daarin een gedetailleerde (o.a. bedrijfsgevoelige) omschrijving van de in beslag genomen zaken, oorspronkelijk alleen bestemd voor gedaagden, te vragen, heeft zij vooralsnog geen belang. De inzagevordering is immers afgewezen.
5.9.
Concluderend zijn de primaire en subsidiaire hoofdvorderingen van Alten in het geheel genomen te onbepaald, vaag en op dit moment disproportioneel. Hoewel de voorzieningenrechter op voorhand niet kan uitsluiten dat er bedingen zijn overtreden en dat aan Alten onrechtmatige concurrentie is aangedaan en in het verlengde daarvan een of meer van [vennootschap] c.s. onrechtmatig heeft geprofiteerd van wanprestatie, is dat, in het licht van alles wat hiervoor over de vorderingen en onderbouwing daarvan is overwogen, afgezet tegen het gemotiveerde verweer van gedaagden, te weinig om, uitgaande van een spoedeisend belang, tot (gedeeltelijke) toewijzing van die vorderingen over te gaan. Daarmee liggen de nevengevorderde dwangsommen voor afwijzing gereed. Aan het meer subsidiaire verweer van gedaagden komt de voorzieningenrechter niet toe. Daarover wordt wel opgemerkt dat voor het alternatief starten van een verzoekschriftprocedure, gelet op het bepaalde in artikel 196 lid 1 Rv, geen grond bestaat, omdat Alten al een bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt.
Proces- en nakosten
5.10.
Alten is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van gedaagden worden begroot op € 714,00 aan griffierecht, € 1.107,00 aan salaris advocaat en € 178,00 aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing). Dat is € 1.999,00 in totaal.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Aan de beoordeling van de voorwaardelijke vorderingen in reconventie komt de voorzieningenrechter gelet op de afwijzing van de vorderingen in conventie niet toe.
6.2.
Ter beoordeling ligt dan enkel voor de onvoorwaardelijk gevorderde opheffing van het bewijsbeslag.
6.3.
In dat verband overweegt de voorzieningenrechter allereerst dat het beroep van gedaagden op artikel 21 Rv niet wordt gehonoreerd. Dat Alten wellicht niet alle informatie bij het rekest heeft overgelegd kan zo zijn, maar dat sprake is van een bewuste leugen die uitgebannen moet worden is niet evident.
6.4.
Zoals in conventie reeds is overwogen, valt (nog) niet uit te sluiten dat in de rechtsverhouding tussen partijen sprake is van onrechtmatige concurrentie of het onrechtmatig profiteren van wanprestatie. Dat sprake is van een zeker belang van Alten bij de handhaving van het bewijsbeslag is daarmee aannemelijk. De door gedaagden gevorderde algehele opheffing van het bewijsbeslag met vernietiging strekt dan te ver. Daarbij is in aanmerking genomen dat sprake is van beslag op digitale bescheiden waar zonder rechterlijke beslissing niemand inzage in kan krijgen. In het licht van het verdere verweer van gedaagden en de Excelsheet die zij ter zitting hebben overgelegd, waarop Alten verder niet heeft gereageerd, bestaat wel aanleiding het bewijsbeslag fors te beperken. Dat kan door van de gevorderde opheffing het mindere toe te wijzen. Het voorstel daartoe door gedaagden gedaan, acht de voorzieningenrechter redelijk, ook al omdat Alten, met uitzondering van punten 5 en 6 hierna waarmee zij kan instemmen, daar niet specifiek op heeft gereageerd. Van het bewijsbeslag dient te worden uitgezonderd:
het resultaat van de zoekopdracht naar gedaagden, waarbij niet de volledige naam van de betreffende gedaagde is genoemd (voor wat betreft [persoon D] , [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] betekent dit dat alleen gegevens in gerechtelijke bewaring mogen blijven waarin hun voor- en achternaam in de zoekopdracht gecombineerd zijn);
de privéfoto’s en -bestanden van [persoon D] , [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] ;
alle informatie van de veertien werknemers [2] die in deze procedure niet zijn betrokken;
4. gegevens aangaande de in de aan dit vonnis aan te hechten Excelsheet in het rode vlak onder nrs. 42 tot en met 82 opgenomen namen van klanten waarvoor geen relatiebeding geldt;
5. de informatie waarvoor een (afgeleid) verschoningsrecht geldt;
6. de gegevens die betrekking hebben op de periode van vóór 1 oktober 2023.
Daarbij moeten de in de beslagen informatie gevonden persoonsgegevens in lijn met de AVG zwart worden gemaakt.
Alten dient de gerechtelijk bewaarder opdracht te geven tot het maken van deze selectie. Als Alten dat niet doet binnen de opgedragen termijn niet voldoet, treedt dit vonnis daarvoor in de plaats.
6.5.
Hoewel gedaagden in de conclusie van antwoord hebben gesteld dat het Alten onvoorwaardelijk moet worden verboden om nogmaals beslag te leggen voor dezelfde vorderingen, wordt daartoe geen voorziening getroffen. Gedaagden hebben namelijk geen daartoe strekkende vordering ingesteld.
Proces- en nakosten
6.6.
Alten is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van gedaagden worden begroot op € 553,50 (factor 0,5 × tarief € 1.107,00) en € 178,00 aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing). Dat is € 731,50 in totaal.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vordering in alle onderdelen af,
7.2.
veroordeelt Alten in de proceskosten van € 1.999,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Alten niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
7.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.4.
verstaat dat over de voorwaardelijke vorderingen niet hoeft te worden beslist,
7.5.
beveelt Alten om uiterlijk binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan de gerechtelijk bewaarder DigiJuris schriftelijk en ondubbelzinnig opdracht te geven (door middel van toezending van dit vonnis aan de gerechtelijk bewaarder onder de gelijktijdige schriftelijke mededeling aan de gerechtelijk bewaarder dat hij uitvoering moet geven aan het vonnis) dat het bewijsbeslag dat op 22 januari 2025 is gelegd, wordt beperkt in die zin dat het bewijsbeslag zich niet langer uitstrekt tot:
het resultaat van de zoekopdracht naar gedaagden, waarbij niet de volledige naam van de betreffende gedaagde is genoemd (voor wat betreft [persoon D] , [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] betekent dit dat alleen gegevens in gerechtelijke bewaring mogen blijven waarin hun voor- en achternaam gecombineerd zijn);
de privéfoto’s en -bestanden van [persoon D] , [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] ;
alle informatie van de veertien werknemers, zoals in voetnoot 2 opgesomd, die in deze procedure niet zijn betrokken;
gegevens aangaande de in de aangehechte Excelsheet in het rode vlak onder nrs. 42 tot en met 82 opgenomen namen van klanten waarvoor geen relatiebeding geldt;
de informatie waarvoor een (afgeleid) verschoningsrecht geldt;
de gegevens die betrekking hebben op de periode van vóór 1 oktober 2023,
waarbij de in de beslagen informatie gevonden persoonsgegevens zwart moeten worden gemaakt,
7.6.
bepaalt dat indien Alten weigert om tijdig te voldoen aan het bevel in 7.5., dit vonnis in de plaats treedt van de daar genoemde opdracht,
7.7.
veroordeelt Alten in de proceskosten van € 731,50 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Alten niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
7.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025.1734/2009

Voetnoten

1.Blijkens de Memorie van Toelichting is het kort geding als rechtsingang voor een voorlopige bewijsverrichting in de vorm van een inzagevordering mogelijk in spoedeisende gevallen.
2.[persoon E] , [persoon F] , [persoon G] , [persoon H] , [persoon I] , [persoon J] , [persoon K] , [persoon L] , [persoon M] , [persoon N] , [persoon O] , [persoon P] , [persoon Q] en [persoon R] .