In deze zaak heeft eiser, die de woning aan [adres] heeft gekocht van gedaagde en haar ex-echtgenoot, een vordering ingesteld tegen gedaagde. Eiser stelt dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de afspraak dat zij de woning slechts tijdelijk zou bewonen. Eiser heeft eerder een procedure gevoerd bij de kantonrechter, waarin is vastgesteld dat er sprake is van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Eiser vordert nu betaling van schadevergoeding van € 75.000,00, maar gedaagde betwist dit en voert aan dat de eerdere uitspraak van de kantonrechter gezag van gewijsde heeft. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van eiser worden afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de afspraak over de tijdelijke bewoning is vervallen en dat eiser geen bijzondere omstandigheden heeft gesteld die rechtvaardigen dat gedaagde geen aanspraak kan maken op huurbescherming. De rechtbank wijst erop dat eiser bekend had moeten zijn met de wettelijke regels omtrent huurbescherming en dat gedaagde niet verplicht was om hem hierover te informeren. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van € 2.693,00.