ECLI:NL:RBROT:2025:4688

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
ROT 24/8419V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen eerdere uitspraak in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2025 uitspraak gedaan op het verzet van de opposante tegen een eerdere uitspraak van 15 november 2024. De rechtbank had in die eerdere uitspraak het beroep van de opposante gegrond verklaard. De opposante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Laghmouchi, heeft verzocht om gehoord te worden indien de rechtbank overgaat tot verdere inhoudelijke behandeling van haar verzet. De rechtbank heeft in deze uitspraak uitsluitend beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was en of het verzet ontvankelijk was.

De rechtbank oordeelt dat het verzet niet-ontvankelijk is, omdat het verzetschrift te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. In dit geval eindigde de termijn op 30 december 2024, maar de opposante heeft pas op 7 januari 2025 verzet ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op 15 november 2024 aangetekend is verzonden, maar dat deze door PostNL op 9 december 2024 is geretourneerd omdat deze niet is afgehaald. De rechtbank concludeert dat het niet afhalen van de aangetekende brief voor rekening en risico van de opposante komt.

De opposante heeft aangevoerd dat zij de uitspraak pas op 12 december 2024 heeft ontvangen en dat dit niet redelijk is voor de bepaling van de tijdigheid van het verzet. De rechtbank heeft deze argumenten niet als verontschuldigbaar beschouwd en heeft geoordeeld dat de opposante in ieder geval tijdig verzet had kunnen instellen. De rechtbank heeft daarom het verzet niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8419 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2025 op het verzet van

[opposante], uit [plaats] , opposante [1]
(gemachtigde: mr. A. Laghmouchi),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 15 november 2024 in het geding tussen
opposante
en

Dienst Toeslagen, verweerder.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposante gaat over de uitspraak van de rechtbank van 15 november 2024 waarin de rechtbank het beroep van opposante gegrond heeft verklaard.
1.1.
Opposante heeft verzocht om gehoord te worden indien de rechtbank over gaat tot verdere inhoudelijke behandeling van haar verzet.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van
15 november 2024 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [2] is dat het beroep gegrond is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het verzet ontvankelijk?
4. Voor het indienen van een verzetschrift geldt een termijn van zes weken. [3] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop de uitspraak op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [4] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop de uitspraak is toegezonden. Een verzetschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [5]
4.1.
Als iemand een verzetschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het verzetschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
4.2.
Vast staat dat de rechtbank de uitspraak op 15 november 2024 aangetekend aan opposante heeft verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een verzetschrift eindigde op 27 december 2024. Nu de termijn eindigde op een dag die is gelijkgesteld met een algemeen erkende feestdag, wordt de termijn – met toepassing van de Algemene termijnenwet – verlengd naar de eerstvolgende dag niet zijde een zondag of algemeen erkende feestdag. Dit betekent dat de termijn eindigde op maandag
30 december 2024.
4.3. De aangetekende uitspraak van 15 november 2024 is door PostNL op
9 december 2024 geretourneerd met de mededeling dat deze niet is afgehaald. De brief is verzonden naar het adres waarop de gemachtigde van opposante staat ingeschreven blijkens de Landelijke Advocaten Tabel, derhalve mag de rechtbank er in beginsel van uitgaan dat de gemachtigde van opposante een afhaalbericht van deze aangetekende brief heeft ontvangen. Het niet op het postkantoor afhalen van een aan haar geadresseerd aangetekend poststuk is een omstandigheid die voor rekening en risico van (de gemachtigde van) opposante komt.
4.4.
Bij brief van 11 december 2024 is de uitspraak van 15 november 2024, gelet op het bepaalde in artikel 8:38, eerste lid, van de Awb, per gewone post nogmaals verzonden naar het adres waarop de gemachtigde van opposante blijkens de Landelijke Advocaten Tabel staat ingeschreven. De gemachtigde van opposante is erop gewezen dat binnen zes weken na 15 november 2024 verzet kan worden gedaan.
4.5.
Opposante heeft op 7 januari 2025 digitaal verzet ingesteld. Het verzetschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Opposante heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Zij heeft de uitspraak pas op
12 december 2024 (ruim een maand nadat door de rechtbank uitspraak is gedaan) ontvangen. Opposante acht het uitgaan van de datum van 15 november 2024 in plaats van de datum van 12 december 2024 voor de bepaling van de tijdigheid van het verzet niet terecht, althans niet redelijk. De post op locatie van het kantoor van de gemachtigde van opposante komt in beginsel altijd op tijd en ordentelijk binnen en dat een uitspraak ditmaal niet bestelbaar is gebleken, zou daarom niet voor rekening en risico van opposante moeten komen. Voorts is de maand december altijd een hele drukke maand met veel post en waarbij de postbezorgers regelmatig te laat post afleveren. Ook is de tweede helft van de maand december een maand waarin veel minder gewerkt wordt, wat in de regel een risico oplevert voor het tijdig afleveren van post en het vervolgens op tijd acteren. Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim. Opposante had immers in ieder geval tijdig verzet kunnen instellen, zo nodig op nader aan te voeren gronden.

Conclusie en gevolgen

6. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het verzet niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden uitspraak in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, in aanwezigheid van
L. van Zuijlekom, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2025.
De griffier is verhinderd dezeuitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposante wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
2.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Dit volgt uit artikel 8:55 in samenhang met artikel 6:7 van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 8:55 in samenhang met 6:8, eerste lid, van de Awb.
5.Dit volgt uit artikel 8:55 in samenhang met 6:9, eerste lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.