ECLI:NL:RBROT:2025:4700

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
ROT 23/4007
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van Ziektewetuitkering en bevoegdheid UWV

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als persoonlijk begeleider, zich op 18 november 2020 ziek gemeld. Haar Ziektewet (ZW) uitkering werd per 1 maart 2021 beëindigd, omdat zij hersteld was verklaard. Eiseres heeft op 28 november 2022 een verzoek ingediend bij het UWV om het besluit van 23 februari 2021 te herzien, maar dit verzoek werd niet correct ingediend. Het UWV heeft de primaire besluiten ingetrokken, omdat de gemachtigde van eiseres onterecht een formulier indiende dat leek alsof het verzoek door de ex-werkgever was gedaan. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het UWV, waarin de intrekking van de primaire besluiten werd bevestigd. De rechtbank heeft op 22 april 2025 geoordeeld dat het UWV terecht de besluiten heeft ingetrokken, omdat de uitkering ten onrechte was vastgesteld door toedoen van de werknemer. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4007

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam 1], eiseres,
(gemachtigde: mr.drs. E.C. Spiering),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV,
(gemachtigde: [naam]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam stichting] uit [plaatsnaam 2] (de ex-werkgever),
(gemachtigde: mr. M.H. Feiken).

Inleiding

Met het besluit van 28 februari 2023 (het primaire besluit I) heeft het UWV de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiseres per 1 maart 2021 heropend.
Met het besluit van 2 maart 2023 (het primaire besluit II) heeft het UWV de behandeling van de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) uitgesteld, omdat haar ex-werkgever de verplichtingen voor haar re-integratie niet is nagekomen.
Met het besluit van (eveneens) 2 maart 2023 (het primaire besluit III) heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres verlengd, omdat de WIA-aanvraag te laat is gedaan.
Met het besluit van 11 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren van de ex-werkgever kennelijk gegrond verklaard en de primaire besluiten I, II en III ingetrokken.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met verweerschriften.
De ex-werkgever heeft zienswijzen ingediend.
Partijen hebben nadien meerdere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van het UWV en de gemachtigde van de ex-werkgever.
Totstandkoming van het besluit
1. Eiseres, werkzaam geweest als persoonlijk begeleider bij haar ex-werkgever, had zich per 18 november 2020 ziek gemeld. Met de beslissing van 23 februari 2021 is de ZW-uitkering van eiseres beëindigd per 1 maart 2021, omdat zij per die datum hersteld is verklaard. Eiseres is per 1 maart 2021 in dienst getreden bij een andere werkgever.
2. Eiseres heeft door middel van haar gemachtigde op 28 november 2022 een verzoek bij het UWV ingediend om het besluit van 23 februari 2021 te herzien, en haar arbeidsongeschiktheid op 1 maart 2021 te laten beoordelen. Nadat het UWV, en de ex-werkgever, niet op het verzoek van eiseres hebben gereageerd, heeft de gemachtigde van eiseres op 2 februari 2023 nogmaals het verzoek ingediend met een begeleidende brief en het formulier ‘Verzoek om een beschikking over de Ziektewetuitkering’, welke ingevuld diende te worden door de eigenrisicodrager (de ex-werkgever) en niet door eiseres. Op
21 februari 2023 is nogmaals het formulier ‘Verzoek om een beschikking over de
Ziektewetuitkering’ door de gemachtigde ingezonden. Op 7 maart 2021 heeft eiseres een aanvraag om een WIA-uitkering ingediend.
3. Vervolgens heeft het UWV de primaire besluiten (I, II, en III) genomen. In de heroverweging in bezwaar naar aanleiding van de bezwaren van de ex-werkgever heeft het UWV het bestreden besluit kennelijk gegrond verklaard en de primaire besluiten ingetrokken. Het UWV is in het bestreden besluit tot de conclusie gekomen dat het primaire besluit I onbevoegd is genomen, omdat de gemachtigde van eiseres door middel van het indienen van het formulier heeft doen voorkomen alsof hij werkzaam was bij de ex-werkgever en in diens opdracht heeft verzocht om een beslissing omtrent de hersteldmelding per 1 maart 2021. Nu het UWV met het bestreden besluit het primaire besluit I heeft ingetrokken, waarmee de heropening van de ZW-uitkering per 1 maart 2021 ongedaan is gemaakt, heeft het UWV met het bestreden besluit ook de primaire besluiten II en III omtrent de WIA ingetrokken.
4. Eiseres voert in beroep – samengevat – aan dat er geen sprake is van een door het UWV onbevoegd genomen besluit. Het UWV mag dergelijke besluiten nemen en heeft dat ook gedaan, zodat artikel 30b, eerste lid, van de ZW van toepassing is en een uitlooptermijn in acht moet worden genomen. Het gevolg is dat eiseres de wachttijd voor de WIA heeft volgemaakt.

Beoordeling door de rechtbank

5. In geschil is of het UWV terecht met de beslissing op bezwaar de primaire besluiten heeft ingetrokken.
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat door het UWV met het besluit van
23 oktober 2023 (alsnog) op het herzieningsverzoek van eiseres is beslist. Het UWV komt met dat besluit niet terug van de beslissing van 23 februari 2021, omdat er geen nieuwe feiten en omstandigheden worden aangevoerd. Eiseres heeft tegen het besluit van
23 oktober 2023 geen rechtsmiddelen aangewend, waardoor het in rechte vaststaat. In deze zaak liggen derhalve enkel de vragen voor of eiseres op oneigenlijke wijze de heropening van haar ZW-uitkering heeft verkregen, of het UWV onbevoegd besluiten heeft genomen en of een uitlooptermijn moet worden gehanteerd op grond van artikel 30b, eerste lid, van de ZW.
7. De rechtbank oordeelt als volgt. Op grond van artikel 30b, tweede lid, van de ZW, geldt het eerste lid niet, indien de uitkering door eigen schuld of toedoen van de werknemer ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Zoals in het bestreden besluit beschreven (en gesterkt door de beslissing op bezwaar van 23 oktober 2023), is het primaire besluit I ten onrechte genomen nadat de gemachtigde een formulier heeft ingediend welke niet door eiseres gebruikt had mogen worden. Van een uitlooptermijn is derhalve geen sprake nu het recht op uitkering door toedoen van de werknemer ten onrechte is vastgesteld. Het had op de weg van de (professioneel) gemachtigde van eiseres gelegen om een ingebrekestelling naar het UWV te sturen, in plaats van tweemaal een onjuist formulier in te dienen dat deed lijken alsof het verzoek uit hoofde van de werkgever was verzonden. Dat de gemachtigde in zijn begeleidende brief van 28 november 2022 heeft aangegeven dat en waarom hij het formulier voor eiseres indiende en het UWV er dus van op de hoogte kon zijn dat niet de ex-werkgever, maar eiseres om heropening van de ZW-uitkering verzocht, laat dit onverlet. Kennelijk is UWV afgegaan op de ingediende formulieren en heeft abusievelijk geen of onvoldoende acht geslagen op de begeleidende brief. Het UWV heeft zich door de ingediende formulieren op het verkeerde been laten zetten. Tijdens de volledige heroverweging van de primaire besluiten in de bezwaarprocedure heeft het UWV een en ander alsnog onderkend. De primaire besluiten zijn vervolgens (reeds binnen 2.5 maanden na de bekendmaking ervan) ingetrokken en uit het verweerschrift van 11 maart 2024 volgt dat het primaire besluit I niet heeft geresulteerd in enige betaling van ziekengeld aan eiseres door de eigenrisicodrager (de ex-werkgever) of het UWV per 1 maart 2021. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat het UWV met het bestreden besluit de primaire besluiten heeft mogen intrekken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Het UWV heeft de primaire besluiten terecht ingetrokken. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Damen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.