ECLI:NL:RBROT:2025:4725

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
10-996702-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een rechtspersoon voor valsheid in geschrift en oplegging van een geldboete

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift. De verdachte rechtspersoon had meermalen valse geschriften opgenomen in de bedrijfsadministratie, waardoor een deel van de omzet werd 'afgeroomd'. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een geldboete van € 10.000,-, evenals verbeurdverklaring van in beslag genomen geldbedragen en administratie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte rechtspersoon zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, en heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 10.000,-. Daarnaast zijn de in beslag genomen geldbedragen van € 168.319,50 en de bedrijfsadministratie verbeurd verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de draagkracht van de verdachte rechtspersoon. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak meegewogen, wat heeft geleid tot een matiging van de op te leggen geldboete. De uitspraak benadrukt het belang van vertrouwen in de juistheid van bedrijfsadministraties en de gevolgen van valsheid in geschrift voor de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-996702-17
Datum uitspraak: 9 april 2025
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon:
[verdachte rechtspersoon] ,
gevestigd op het adres:
[adres],
waarvan [naam bedrijf] enig aandeelhouder is
en
[medeverdachte]bestuurder,
niet verschenen,
gemachtigd raadsman mr. P. Salim, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte rechtspersoon is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde voor zover dat ziet op het kasboek A01-01-24 (meer in het bijzonder de in het dossier opgenomen kasbladen DOC-003-47 t/m 49 en DOC-03-79) en de Z-afslag DOC-008-11;
  • veroordeling van de verdachte rechtspersoon tot een geldboete van € 10.000,-;
  • verbeurdverklaring van het in beslag genomen bedrag van € 168.319,50.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair ten laste gelegde voor zover het het kasboek A-01-01-24 betreft, omdat onduidelijk is om welk document dit precies gaat.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het proces-verbaal van de Inspectie SZW (meer in het bijzonder p. 747-751, p. 1112 en DOC-003-44 t/m DOC-003-49) in combinatie met de toelichting van de officier van justitie opgenomen in zijn e-mail die op 25 juni 2021 aan de verdediging is verstuurd, is voldoende duidelijk om welke geschriften het gaat. Anders dan de verdediging heeft gesteld, ontbreken de onderliggende stukken ten aanzien van dit ten laste gelegde deel dus niet.
4.1.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde zal bewezen worden verklaard, voor zover het ziet op de onderdelen waarvan de officier van justitie bewezenverklaring heeft gevorderd. Het feit is door de vertegenwoordiger van de verdachte rechtspersoon bekend. Het opmaken van de ten laste gelegde geschriften ten behoeve van de bedrijfsadministratie behoort tot de normale bedrijfsvoering van de verdachte rechtspersoon, is dienstig geweest aan het door de rechtspersoon uitgeoefende bedrijf en het lag in de macht van de rechtspersoon erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden. De gedragingen en het opzet van de binnen [verdachte rechtspersoon] voor de bedrijfsvoering en administratie verantwoordelijke medeverdachten kunnen in redelijkheid worden toegerekend aan de verdachte rechtspersoon.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde voor het overige niet is bewezen, zodat de verdachte rechtspersoon daarvan zonder nadere motivering wordt vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
[verdachte rechtspersoon]
in de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 januari 2018,
te Schiedam en/of Rotterdam,
telkens geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens opzettelijk valselijk heeft opgemaakt,
hebbende genoemde rechtspersoon en haar mededader(s) toen daar telkens opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [verdachte rechtspersoon] , zijnde een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen,
- één vals kasboek (A-01-01-24) en
- één valse Z-afslag( DOC-008-11)
in de administratie van genoemde rechtspersoon opgenomen en/of doen opnemen,
bestaande die valsheden hierin -zakelijk weergegeven- dat
telkens valselijk in strijd met de waarheid
op/in die z-afslag en
datkasboek niet alle verkopen en/of contante betalingen en/of omzet was/waren vastgelegd en/of vermeld
en/of (een deel van) de verkopen en/of contante betalingen en/of omzet uit de bedrijfsadministratie was verwijderd,
zulks telkens met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte rechtspersoon moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon uitsluit. De verdachte rechtspersoon is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte rechtspersoon worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de relevante omstandigheden waarin de verdachte rechtspersoon verkeert en de draagkracht van de verdachte rechtspersoon. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte rechtspersoon heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door in de bedrijfsadministratie een vals kasboek en een valse Z-afslag op te nemen. Op deze manier werd een deel van de omzet van het bedrijf ‘afgeroomd’. Het kasgeld dat buiten de officiële administratie werd gehouden, werd onder andere aangewend om een deel van het loon van de werknemers zwart uit te betalen, er werden privé-uitgaven ten behoeve van de bestuurder van de verdachte rechtspersoon van gedaan en rekeningen voor een ander bedrijf van deze bestuurder van betaald.
Het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie is een kwalijk feit. In het maatschappelijk verkeer is het van essentieel belang dat een ieder vertrouwen kan stellen in de juistheid van dit soort geschriften. De verdachte rechtspersoon heeft met haar handelswijze de Belastingdienst en daarmee de samenleving benadeeld. Daarnaast heeft de verdachte rechtspersoon een oneerlijke concurrentiepositie verworven ten opzichte van andere deelnemers aan het economische verkeer.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een geldboete opleggen.
Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte rechtspersoon niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met de sancties die al door de fiscus zijn opgelegd naar aanleiding van de onderhavige feiten. Daarnaast is meegewogen dat het in de kluis van de rechtspersoon aangetroffen contante geldbedrag - zoals hierna onder 8 wordt overwogen – verbeurd wordt verklaard.
7.4.
Redelijke termijn
Ook wordt meegewogen dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. Deze termijn vangt aan op het moment dat door de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door de officier van justitie een strafvervolging zal worden ingesteld. In deze zaak is de termijn aangevangen op 28 september 2017 toen in het onderzoek dat aan deze strafzaak ten grondslag ligt doorzoekingen hebben plaatsgevonden. Aangezien het eindvonnis ruim 7,5 jaar later is gewezen en er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in aanzienlijke mate overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen geldboete tot gevolg moet hebben.
7.5.
Conclusie
Alles afwegend acht de rechtbank een geldboete en de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen geldbedragen van in totaal € 168.319,50 en de bedrijfsadministratie verbeurd te verklaren en de telefoonlijst terug te geven aan de verdachte rechtspersoon. De officier van justitie stelt dat het geldbedrag verkregen is uit het strafbare feit dan wel het corpora delicti betreft.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van de in beslag genomen geldbedragen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De in beslag genomen geldbedragen zijn (‘ex nunc’) grotendeels niet afkomstig van een strafbaar feit omdat de omzetten en zwarte arbeid door de vaststellingsovereenkomst met de fiscus en de gecorrigeerde aangifte over 2017 met terugwerkende kracht naar waarheid zijn gecorrigeerd. De geldbedragen zijn daarom niet vatbaar voor verbeurdverklaring.
Een verbeurdverklaring is daarnaast onevenredig, omdat over de betreffende geldbedragen reeds belasting en boetes zijn betaald. Een verbeurdverklaring maakt daarom een ontoelaatbare inbreuk op het eigendomsrecht van de verdachte rechtspersoon.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen geldbedragen zullen worden verbeurd verklaard. Met AMB-017 is aangetoond dat het geldbedrag een voorwerp is met betrekking tot welke het feit is begaan. Hetgeen door de verdediging is aangevoerd, maakt het voorgaande niet anders. Dat de rechtspersoon in een later stadium een schikking heeft getroffen met de fiscus maakt niet dat het geldbedrag niet meer afkomstig is van een strafbaar feit. Zoals hiervoor is overwogen, heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte rechtspersoon. Van een ontoelaatbare inbreuk op het eigendomsrecht van de rechtspersoon – zoals door de verdediging aangevoerd - is geen sprake.
Ook de in beslag genomen bedrijfsadministratie zal worden verbeurdverklaard, nu deze voorwerpen aan de verdachte rechtspersoon toebehoren en dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan.
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoonlijst zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte rechtspersoon.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 33, 33a, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte rechtspersoon het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte rechtspersoon meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte rechtspersoon daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte rechtspersoon strafbaar;
veroordeelt de verdachte rechtspersoon tot een
geldboete van € 10.000,00 (tienduizend euro);
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf: de geldbedragen (nrs. 1, 2 t/m 15) en de bedrijfsadministratie (nrs. 1, 16 t/m 28 en 30)
- gelast de teruggave aan de verdachte rechtspersoon van: de telefoonlijst (nr. 29).
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mr. M.J.C. Spoormaker en mr. A. Sennef, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Dijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte rechtspersoon wordt ten laste gelegd dat:
[verdachte rechtspersoon]
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 januari 2018,
te Schiedam en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
(telkens) geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of doen vervalsen,
hebbende genoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s) toen daar (telkens) opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [verdachte rechtspersoon] , zijnde (telkens) een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen,
- één of meer vals(e) en/of vervalst(e) kasboek(en) (A-01-01-24, B-01-01-01, C-1-1-001) en/of
- één of meer vals(e) Z-afslag(en) en/of dag-afslag(en) en/of maand-afslag(en) en/of omzetoverzichten (DOC-003-025, DOC-003-028, DOC-003-036, DOC-003-040, DOC-008-11)
in de administratie van genoemde rechtspersoon opgenomen en/of geboekt en/of doen boeken en/of doen opnemen,
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin -zakelijk weergegeven- dat
(telkens) valselijk in strijd met de waarheid
op/in (een of meer van) die z-afslag(en) en/of kasboek(en) niet alle verkopen en/of (contante) betalingen en/of omzet was/waren vastgelegd en/of vermeld
en/of (een deel van) de verkopen en/of (contante) betalingen en/of omzet uit de (bedrijfs)administratie was verwijderd,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte rechtspersoon]
op één of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 januari 2018,
te Schiedam en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of doen vervalsen
hebbende genoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s) toen daar (telkens) opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [verdachte rechtspersoon] ,
zijnde (telkens) een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen,
- één of meer vals(e) urenregistratie(s) en/of urenlijst(en) (DOC-003-89, DOC-003-124 tot en met DOC-003-128, DOC-005-017 tot en met DOC-005-021, DOC-006-04 tot en met DOC-006-08) en/of
- één of meer salarisspecificatie(s) ten name van [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] (DOC-008-07, DOC-008-27, DOC-008-33, DOC-008-38, DOC-008-44, DOC-008-49, DOC-008-57, DOC-008-82) en/of
- één of meer jaaropgave(n) ten name van [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3]
en/of [persoon 4] (DOC-008-26, DOC-008-32, DOC-008-37, DOC-008-43)
in de administratie van genoemde rechtspersoon opgenomen en/of geboekt en/of doen boeken en/of doen opnemen,
immers heeft/hebben [verdachte rechtspersoon] en/of haar mededader(s),
telkens opzettelijk in vorenomschreven geschriften - onderdeel van de (loon)administratie van [verdachte rechtspersoon] - niet alle gewerkte uren en/of niet alle gewerkte dagen vermeld en/of opgenomen en/of doen vermelden en/of doen opnemen en/of (een gedeelte van) de gewerkte uren en/of (een gedeelte van) het aantal gewerkte dagen uit de administratie verwijderd en/of doen verwijderen,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken.