ECLI:NL:RBROT:2025:4733

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
ROT 25/2631
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen verkeersbesluit wijziging verkeerssituatie Kruisplein Rotterdam

Op 1 oktober 2024 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam een verkeersbesluit genomen dat de verkeerssituatie op het Kruisplein wijzigt. Dit besluit is genomen na een evaluatie van een experiment dat in 2020 is gestart, waarbij ondernemers en bewoners zijn betrokken. Verzoeker, een ondernemer op de West-Kruiskade, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 20 maart 2025 heeft verzoeker de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij stelt dat het verkeersbesluit leidt tot omzetverlies en onvoldoende rekening houdt met de belangen van de ondernemers. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 april 2025 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet noodzakelijk is. Hij oordeelt dat de argumenten van verzoeker in de bezwaarprocedure aan de orde kunnen komen en dat er geen spoedeisendheid is die het afwachten van deze procedure rechtvaardigt. De voorzieningenrechter wijst erop dat de argumenten van verzoeker, zoals het vermeende omzetverlies en de gebrekkige inspraak, in de bezwaarprocedure kunnen worden behandeld. Bovendien is het college ter zitting erkend dat het proces rondom het verkeersbesluit niet voldoende zorgvuldig is verlopen, maar dit maakt niet dat er ingrijpen door de voorzieningenrechter noodzakelijk is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en stelt dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/2631

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 april 2025 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , h.o.d.n. [naam winkel] , uit Rotterdam, verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. drs. M.A.C. Kooij).

Procesverloop

1.1.
Op 1 oktober 2024 heeft het college een verkeersbesluit genomen waarmee de verkeerssituatie op het Kruisplein in Rotterdam is gewijzigd. [1]
1.2.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Op 20 maart 2025 heeft verzoeker de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
1.4.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Verzoeker heeft nadere stukken ingediend.
1.6.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 april 2025 op zitting
behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, bijgestaan door [persoon A] , en de gemachtigde van het college, bijgestaan door [persoon B] , verkeerskundige.

Het verkeersbesluit en de verdere ontwikkelingen

2.1.
Vanaf 2020 heeft het college geëxperimenteerd met een nieuwe inrichting van de verkeerssituatie op het Kruisplein. Naar aanleiding hiervan heeft een evaluatie plaatsgevonden, waarbij ook ondernemers en bewoners zijn betrokken.
2.2.
Met het verkeersbesluit van 1 oktober 2024 is besloten tot:
- het instellen van een verplicht (brom)-fietspad op de West-Kruiskade in westelijke
richting tussen het Schouwburgplein en West-Kruiskade door het plaatsen van bord
G12A zoals bedoeld in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990);
- het instellen van een verplicht (brom)-fietspad op de West-Kruiskade in oostelijke
richting tussen de West-Kruiskade en de Mauritsweg door het plaatsen van bord G12A zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990;
- het instellen van een verplichte rijrichting rechtdoor uitgezonderd (brom)-fietsers op
het Kruisplein in noordelijke richting ter hoogte van het Schouwburgplein door het
plaatsen van bord D4 en onderbord 0B54 zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990;
  • het instellen van een verplichte rijrichting rechtsaf uitgezonderd (brom)-fietsers op de West-Kruiskade in oostelijke richting ter hoogte van het Kruisplein door het plaatsen van bord D5-R en onderbord 0B54 zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990;
  • het instellen van een verplichte rijrichting rechtsaf uitgezonderd (brom)-fietsers op
het Schouwburgplein in westelijke richting ter hoogte van het Kruisplein door het
plaatsen van bord D5-R en onderbord OB54 zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV
1990.
2.3.
Het verkeersbesluit beperkt dus de toegang van de West-Kruiskade vanaf het Kruisplein, voor wat betreft gemotoriseerd verkeer. De West-Kruiskade kan vanaf het Kruisplein alleen nog worden bereikt via het Weena. Verder moet het gemotoriseerd verkeer op de West-Kruiskade in oostelijke richting op het Kruisplein verplicht rechtsaf slaan, de Westersingel op.
2.4.
Blijkens de toelichting op het verkeersbesluit is het verkeersbesluit onder meer genomen omdat de genomen maatregelen volgens het college de verkeersveiligheid zullen bevorderen. Daarbij heeft het college overwogen dat het belang van de verkeersveiligheid prevaleert boven het belang van bereikbaarheid.
2.5.
Eind 2024 is de bouw van ‘De Modernist’, een hoogbouwcomplex aan het Kruisplein op de hoek met het Weena, versneld van start gegaan. De westelijke rijbaan van het Kruisplein kan als gevolg daarvan niet voor verkeer gebruikt worden. Deze situatie duurt naar verwachting drie jaar. In verband met deze ontwikkelingen heeft het college op 27 februari 2025 een tijdelijke verkeersmaatregel genomen, inhoudend dat het Kruisplein van noord naar zuid tijdelijk is afgesloten. Omdat als gevolg hiervan de West-Kruiskade voor gemotoriseerd verkeer niet meer via het Kruisplein (de route via het Weena) te bereiken was, is op 6 maart 2025 nog een tijdelijke maatregel genomen, inhoudend dat voor gemotoriseerd verkeer een doorsteek vanaf het Schouwburgplein richting de West-Kruiskade mogelijk is. Linksaf slaan vanaf de Mauritsweg blijft verboden. [2]
2.6.
De hoorzitting in de bezwaarprocedure is gepland voor 24 april 2025. Het college heeft ter zitting bij de voorzieningenrechter verklaard dat voor 11 augustus 2025 een besluit op het bezwaar zal worden genomen, waarbij ook de nieuwe ontwikkelingen (waaronder de bouw van De Modernist) zullen worden betrokken.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1.
Uit het verzoek om een voorlopige voorziening van 20 maart 2025 zou afgeleid kunnen worden dat het verzoek (mede) is gericht tegen de tijdelijke verkeersmaatregel van 6 maart 2025. Gelet op wat hierover op de zitting is besproken en op de toelichting op het verzoek van 9 april 2025, legt de voorzieningenrechter het verzoek echter zo uit dat het is gericht tegen het verkeersbesluit van 1 oktober 2024. Dat besluit heeft immers de afsluitingen bewerkstelligd waar verzoeker het niet mee eens is. Weliswaar is verzoeker het ook niet eens met de tijdelijke verkeersmaatregel van 6 maart 2025, maar dat is alleen het geval omdat hij vindt dat die maatregel niet ver genoeg gaat: hij wil bijvoorbeeld dat ook linksaf kan worden geslagen vanaf de Mauritsweg. Dat dat nu niet mogelijk is, komt echter door het verkeersbesluit; verzoeker is op zichzelf niet tegen de doorsteek vanaf het Schouwburgplein. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dus in wezen gericht tegen het verkeersbesluit van 1 oktober 2024. Het college heeft ter zitting verklaard er geen bezwaar tegen te hebben dat het verzoek zo wordt opgevat.
3.2.
De voorzieningenrechter moet beoordelen of, bij afweging van alle betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening noodzakelijk is. [3] De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat die noodzaak er in deze zaak niet is. Het verzoek zal dus worden afgewezen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
3.3.
Verzoeker is het om diverse redenen niet eens met het verkeersbesluit. Hij heeft gesteld dat het verkeersbesluit geen draagvlak heeft en dat hij en de andere ondernemers op de West-Kruiskade flinke omzetschade lijden doordat de West-Kruiskade minder goed met de auto bereikbaar is. Volgens verzoeker heeft het college met die belangen onvoldoende rekening gehouden. Daarbij vindt verzoeker dat de ondernemers onvoldoende inspraakmogelijkheden hebben gehad. Verzoeker heeft ook inhoudelijke problemen met het verkeersbesluit. Volgens verzoeker overdrijft het college de risico’s voor de verkeersveiligheid in de oude situatie. Het verkeersluit maakt de veiligheidssituatie volgens verzoeker juist slechter. De werkelijke aanleiding voor het verkeersbesluit is volgens verzoeker dat het college ‘patsergedrag’ wil tegengaan. Verzoeker heeft verder naar voren gebracht dat het verkeersbesluit nooit genomen had mogen worden omdat immers bekend was dat de bouw van De Modernist na korte tijd zou gaan beginnen, wat de situatie weer anders zou maken. De tijdelijke doorsteek vanaf het Schouwburgplein is op zichzelf goed, maar verzoeker is het er niet mee eens dat vanaf de Mauritsweg niet direct linksaf kan worden geslagen. Verzoeker wil dat de afsluitingen van de West-Kruiskade (in beide richtingen) ongedaan worden gemaakt.
3.4.
Het uitgangspunt is dat de argumenten van verzoeker in de bezwaarprocedure aan de orde kunnen en moeten komen. Voor een voorlopige voorziening is alleen aanleiding als de situatie zo spoedeisend is, dat de bezwaarprocedure niet afgewacht kan worden. Dat is in dit geval niet gebleken. Voor een deel gaan de argumenten over de wijze van totstandkoming van het verkeersbesluit. In de bezwaarfase kan het college eventuele gebreken op dat punt herstellen. Ook de inhoudelijke verschillen van mening, bijvoorbeeld over de vraag of het verkeersbesluit wel of niet leidt tot een betere verkeersveiligheid, kunnen in de bezwaarfase aan de orde komen. Deze argumenten maken niet dat het treffen van een voorlopige voorziening noodzakelijk is.
3.5.
Over het omzetverlies overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Het zou kunnen kloppen dat de omzet van verzoeker en de andere ondernemers lager is geworden door de afsluitingen. Als dat zo is, is het begrijpelijk dat zij zich daar zorgen over maken. Maar de voorzieningenrechter beschikt niet over concrete gegevens hierover. De voorzieningenrechter kan op enkel de stelling dat sprake is van omzetverlies, niet een voorlopige voorziening baseren. Daarbij is ook van belang dat, als aangenomen zou worden dat het verkeersbesluit tot omzetverlies leidt, dat nog niet betekent dat het college het verkeersbesluit niet had mogen nemen. Het college moet bij het nemen van een verkeersbesluit namelijk ook rekening houden met andere belangen, bijvoorbeeld met het belang van de verkeersveiligheid.
3.6.
Over de omstandigheid dat het verkeersbesluit is genomen terwijl de bouw van De Modernist aanstaande was, heeft het college ter zitting uitgelegd dat niet was voorzien dat de bouw van De Modernist zo snel al van start zou gaan. Daarom waren de tijdelijke verkeersmaatregelen nodig. Namens het college is erkend dat het proces op dit punt niet voldoende zorgvuldig is verlopen. Deze omstandigheid, hoe vervelend ook voor verzoeker en de andere ondernemers, maakt op zichzelf niet dat ingrijpen door de voorzieningenrechter noodzakelijk is.
3.7.
De voorzieningenrechter kan verzoeker wel volgen in zijn stelling dat de bouw van De Modernist leidt tot een wezenlijk andere situatie. Het verkeersbesluit heeft immers de toegang tot de West-Kruiskade (aan de oostkant) beperkt tot de route vanaf het Weena. Juist die toegang zal door de bouw van De Modernist jarenlang zijn geblokkeerd. Inmiddels heeft het college tijdelijk een doorsteek vanaf het Schouwburgplein mogelijk gemaakt. Daarmee is de West-Kruiskade weer bereikbaar. Verzoeker wil dat ook linksaf slaan vanaf de Mauritsweg weer mogelijk is. Het college heeft ter zitting toegelicht dat dit geen wenselijke optie is in verband met de verkeersveiligheid. De voorzieningenrechter vindt het begrijpelijk dat deze keuze van het college bij verzoeker vragen oproept, omdat verkeer vanaf de Mauritsweg nu een omweg rond De Doelen moet maken voordat de West-Kruiskade bereikt kan worden. De voorzieningenrechter ziet hierin echter geen aanleiding voor het oordeel dat op dit punt een voorlopige voorziening noodzakelijk is.
3.8.
De voorzieningenrechter ziet dus geen aanleiding voor het oordeel dat de uitkomst van de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht. Voor een voorlopige voorziening kan toch aanleiding zijn als het evident is dat het verkeersbesluit niet genomen had mogen worden, maar dat is niet gebleken.
3.9.
De voorzieningenrechter merkt tot slot het volgende op. Verzoeker heeft ter zitting gezegd dat hij van de wethouder begrepen heeft dat de mogelijkheid van de doorsteek vanaf het Schouwburgplein per 11 augustus 2025 hoe dan ook wordt beëindigd. Ter zitting is dit namens het college bevestigd. De voorzieningenrechter wijst er echter op dat de bezwaarprocedure nog loopt en dat het college daarin de in het verkeersbesluit genomen maatregelen zal moeten heroverwegen op basis van de door verzoeker aangevoerde argumenten. [4] Hierbij is ook van belang dat, zoals hiervoor al is overwogen, de situatie door de start van de bouw van De Modernist wezenlijk is veranderd. Het college zal dus in de bezwaarprocedure moeten beoordelen of de afsluitingen op het Kruisplein voor gemotoriseerd verkeer ook in het licht van deze ontwikkelingen kunnen worden gehandhaafd.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2025.
de griffier is verhinderd
de uitspraak te tekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Gemeenteblad 2024, nr. 414718, 1 oktober 2024.
2.In een brief van de wethouder Handhaving, Buitenruimte, Mobiliteit aan de commissie Mobiliteit, Haven, Economie en Klimaat van de gemeenteraad van 5 maart 2025 (kenmerk [kenmerknummer] ) zijn deze maatregelen toegelicht.
3.Zie artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Zie artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.