ECLI:NL:RBROT:2025:4736

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
10-996703-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijk leidinggeven aan valsheid in geschrift en medeplegen van witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die feitelijk leiding heeft gegeven aan een rechtspersoon die zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en witwassen. De verdachte, geboren in 1974, werd beschuldigd van het opzettelijk valselijk opmaken van geschriften in de bedrijfsadministratie van de rechtspersoon, waardoor een deel van de omzet werd 'afgeroomd' en gebruikt voor onrechtmatige betalingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als bedrijfsleider, feitelijke leiding heeft gegeven aan deze verboden gedragingen. De officier van justitie eiste een geldboete van € 13.270,- en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan valsheid in geschrift en medeplegen van witwassen, en legde de opgelegde straffen op, waarbij ook de in beslag genomen administratie werd verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-996703-17
Datum uitspraak: 9 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
raadsman mr. P. Salim, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder:
  • 1 primair ten laste gelegde voor zover dat ziet op het kasboek A01-01-24 (meer in het bijzonder de in het dossier opgenomen kasbladen DOC-003-47 t/m 49 en DOC-03-79) en de Z-afslag DOC-008-11 en
  • 2 primair ten laste gelegde voor zover dat ziet op de urenlijsten DOC-003-124 t/m 128, de salarisspecificaties DOC-008-82 en DOC-008-07 en de jaaropgave DOC-008-26 en
  • 3 ten laste gelegde voor zover dat ziet op het geldbedrag van € 24.865,-;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 13.270,-, te vervangen door 101 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen administratie.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv, omdat er geen zaaksdossier voor het ten laste gelegde witwassen is opgemaakt, aan de verdachte geen vragen zijn gesteld over deze verdenking en er geen nader onderzoek is verricht naar de verklaring van de verdachte dat een deel van het aangetroffen geld nog gestort moest worden. Gelet op het tijdverloop is dit vormverzuim niet meer te herstellen.
4.2.
Beoordeling
Het niet opmaken van een zaaksdossier specifiek ten aanzien van feit 3, vormt geen vormverzuim. Voorts is, anders dan de verdediging heeft gesteld, de verdachte wel gehoord over het bedrag dat volgens de verdenking is witgewassen. Nadat hem DOC-003-65 werd getoond, waarop “uitgave € 24.865,-  Fastpack” staat geschreven, verklaarde de verdachte dat FastPack een leverancier is van de goederen die met het afgeroomde geld zijn aangeschaft (p. 342). De jurisprudentie waarop de verdediging het verweer heeft gebaseerd, ziet op de situatie waarin de herkomst van een geldbedrag niet vastgesteld kan worden en van de verdachte hierover een verklaring wordt verlangd. Die situatie doet zich in deze zaak niet voor. In dit geval was over de herkomst van het geld al door de verdachte verklaard en richtte het onderzoek zich op betalingen met dat geld. Bovendien staat het de verdachte vrij om in elk stadium van het strafproces een nadere verklaring af te leggen.
Er is dus geen sprake van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in art. 359a Sv.
4.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit, voor zover het betreft het kasboek A-01-01-24, omdat onduidelijk is om welk document dit precies gaat.
Ten aanzien van de onder 2 primair ten laste gelegde urenregistraties zoals opgenomen in het dossier onder DOC-003-124 t/m DOC-003-128 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat deze niet vals zijn doordat deze stukken naar waarheid zijn ingevuld door het personeel zelf en niet zijn opgegeven bij de Belastingdienst.
5.1.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde. Uit het proces-verbaal van de Inspectie SZW (meer in het bijzonder p. 747-751, p. 1112 en DOC-003-44 t/m DOC-003-49) in combinatie met de toelichting van de officier van justitie opgenomen in zijn e-mail die op 25 juni 2021 aan de verdediging is verstuurd, is voldoende duidelijk om welke geschriften het gaat. Anders dan de verdediging heeft gesteld, ontbreken de onderliggende stukken ten aanzien van dit ten laste gelegde deel dus niet.
De rechtbank verwerpt tevens het verweer van de verdediging ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde. Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de urenregistraties niet de daadwerkelijk gewerkte uren worden vermeld. Daarmee is dit geschrift, dat onderdeel uitmaakt van de (interne) bedrijfsadministratie en een bewijsbestemming heeft, in strijd met de waarheid opgemaakt.
5.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, voor zover het ziet op de onderdelen waarvan de officier van justitie bewezenverklaring heeft gevorderd. Daarbij overweegt de rechtbank ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde dat het opmaken van de ten laste gelegde geschriften ten behoeve van de bedrijfsadministratie behoort tot de normale bedrijfsvoering van de verdachte rechtspersoon, dienstig is geweest aan het door de rechtspersoon uitgeoefende bedrijf en het in de macht van de rechtspersoon lag erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden. De gedragingen en het opzet van de verantwoordelijken kunnen in redelijkheid worden toegerekend aan de verdachte rechtspersoon. De verdachte heeft als bedrijfsleider van de rechtspersoon met volledige volmacht samen met de bestuurder van de rechtspersoon feitelijke leiding gegeven aan de gedragingen van Jaka BV.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de feiten voor het overige niet zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering wordt vrijgesproken.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
[medeverdachte rechtspersoon]
in de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 januari 2018,
te Schiedam en/of Rotterdam ,
telkens geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen,
telkens opzettelijk valselijk heeftopgemaakt ,
hebbende genoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s) toen daar telkens opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [medeverdachte rechtspersoon] , zijnde een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen,
- één vals kasboek (A-01-01-24) en
- één valse Z-afslag(,
DOC-008-11)
in de administratie van genoemde rechtspersoon opgenomen en/of doen opnemen,
bestaande die valsheden hierin -zakelijk weergegeven- dat
telkens valselijk in strijd met de waarheid
op/in die z-afslag en
datkasboek niet alle verkopen en/of contante betalingen en/of omzet was/waren vastgelegd en/of vermeld en/of (een deel van) de verkopen en/of contante betalingen en/of omzet uit de bedrijfsadministratie was verwijderd,
zulks telkens met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, telkens feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen;
2.
[medeverdachte rechtspersoon]
in de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 januari 2018,
te Schiedam en/of Rotterdam ,
telkens geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen,
telkens opzettelijk valselijk heeft opgemaakt , hebbende genoemde rechtspersoon en haar mededader(s) toen daar telkens opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [medeverdachte rechtspersoon] , zijnde een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen,
- valse urenlijsten ( DOC-003-124 tot en met DOC-003-128) en
- salarisspecificaties ten name van [persoon 1] en [persoon 2] (DOC-008-07, DOC-008-82) en
- één jaaropgave ten name van [persoon 1] (DOC-008-26)
in de administratie van genoemde rechtspersoon opgenomen en/of doen opnemen,
immers heeft/hebben [medeverdachte rechtspersoon] en/of haar mededader(s),
telkens opzettelijk in vorenomschreven geschriften - onderdeel van de (loon)administratie van [medeverdachte rechtspersoon] - niet alle gewerkte uren en/of niet alle gewerkte dagen vermeld en/of opgenomen en/of (een gedeelte van) de gewerkte uren en/of (een gedeelte van) het aantal gewerkte dagen uit de administratie verwijderd ,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, telkens feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen;
3.
hij
in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 1 april 2018
te Schiedam en/of Rotterdam en/of Hellevoetsluis
tezamen en in vereniging met een ander
één voorwerp, te weten één geldbedrag van 24.865,00 euro, heeft omgezet en van genoemdgeldbedrag gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.primair en 2 primair, telkens:

valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan die gedraging, meermalen gepleegd;

3:
medeplegen van witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straffen

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft als feitelijk leidinggever van [medeverdachte rechtspersoon] zich meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door in de bedrijfsadministratie valse geschriften op te nemen. Op deze manier werd een deel van de omzet van het bedrijf ‘afgeroomd’. Het kasgeld dat buiten de officiële administratie werd gehouden, werd onder andere aangewend om een deel van het loon van de werknemers zwart uit te betalen en voor privé-uitgaven ten behoeve van de bestuurder van [medeverdachte rechtspersoon] en betalingen van rekeningen voor een ander bedrijf van deze bestuurder.
Het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie is een kwalijk feit. In het maatschappelijk verkeer is het van essentieel belang dat een ieder vertrouwen kan stellen in de juistheid van dit soort geschriften. De verdachte heeft met zijn handelswijze de Belastingdienst en daarmee de samenleving benadeeld. Daarnaast heeft de verdachte een oneerlijke concurrentiepositie voor [medeverdachte rechtspersoon] verworven ten opzichte van andere deelnemers aan het economische verkeer.
Ook heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan witwassen. Een bedrag van € 24.865,-, dat bestond uit afgeroomd geld, is betaald aan Fastpack BV voor de levering van goederen. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd, omdat witwassen het gebruik van uit criminaliteit verkregen inkomsten mogelijk maakt. Bovendien vormt het een aantasting van de legale economie en is het, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
De rechtbank houdt rekening met de rol die de verdachte bij de bewezenverklaarde feiten heeft gespeeld. Hoewel hij niet de bestuurder was van [medeverdachte rechtspersoon] en niet (alleen) bepaalde hoe de bedrijfsadministratie werd gevoerd, had hij als bedrijfsleider wel een actieve rol bij de uitvoering van de afspraken met betrekking tot de bedrijfsvoering.
Het plan om op deze wijze de administratie te voeren en inkomsten af te romen, was afkomstig van de verdachte en de bestuurder van [medeverdachte rechtspersoon]
Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte meteen openheid van zaken heeft gegeven.
8.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
9 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
8.4.
Redelijke termijn
Ook wordt meegewogen dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. Deze termijn vangt aan op het moment dat door de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door de officier van justitie een strafvervolging zal worden ingesteld. In deze zaak is de termijn aangevangen op 28 september 2017 toen in het onderzoek dat aan de strafzaak ten grondslag ligt doorzoekingen hebben plaatsgevonden. Aangezien het eindvonnis ruim 7,5 jaar later is gewezen en er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in aanzienlijke mate overschreden.
8.5.
Conclusie
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, het ontbreken van strafblad en de proceshouding van de verdachte. In plaats daarvan wordt een geldboete opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete en de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal een geldboete opleggen van € 13.270,-. Dit bedrag komt overeen met het geldbedrag dat in de woning van de verdachte in beslag is genomen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen administratie verbeurd te verklaren. De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de in beslag genomen administratie.
9.2.
Beoordeling
De in beslag genomen administratie zal worden verbeurd verklaard, omdat de onder 1 primair en 2 primair bewezen feiten met betrekking tot deze voorwerpen zijn begaan en degene aan wie de administratie toebehoort hiermee bekend was.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 33, 33a, 47, 51, 57, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een geldboete van
€ 13.270,00 (dertienduizend tweehonderd zeventig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
101 (honderd en een) dagen hechtenis;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 primair en 2 primair: de inbeslaggenomen administratie (nrs. 1, 4 t/m 12).
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mr. M.J.C. Spoormaker en mr. A. Sennef, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Dijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte rechtspersoon]
op één of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 januari 2018,
te Schiedam en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of doen vervalsen,
hebbende genoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s) toen daar (telkens) opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [medeverdachte rechtspersoon] , zijnde (telkens) een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen,
- één of meer vals(e) en/of vervalst(e) kasboek(en) (A-01-01-24, B-01-01-01, C-1-1-001) en/of
- één of meer vals(e) Z-afslag(en) en/of dag-afslag(en) en/of maand-afslag(en) en/of omzetoverzichten (DOC-003-025, DOC-003-028, DOC-003-036, DOC-003-040,
DOC-008-11)
in de administratie van genoemde rechtspersoon opgenomen en/of geboekt en/of doen boeken en/of doen opnemen,
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin -zakelijk weergegeven- dat
(telkens) valselijk in strijd met de waarheid
op/in (een of meer van) die z-afslag(en) en/of kasboek(en) niet alle verkopen en/of (contante) betalingen en/of omzet was/waren vastgelegd en/of vermeld en/of (een deel van) de verkopen en/of (contante) betalingen en/of omzet uit de (bedrijfs)administratie was verwijderd,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op één of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 januari 2018,
te Schiedam en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of doen vervalsen,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen daar (telkens) opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [medeverdachte rechtspersoon] ,
zijnde (telkens) een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen,
- één of meer vals(e) en/of vervalst(e) kasboek(en) (A-01-01-24, B-01-01-01, C-l-1-001) en/of
- één of meer vals(e) Z-afslag(en) en/of dag-afslag(en) en/of maand-afslag(en) en/of omzetoverzichten (DOC-003-025, DOC-003-028, DOC-003-036, DOC-003-040, DOC-008-11)
in de administratie van genoemde rechtspersoon opgenomen en/of geboekt en/of doen boeken en/of doen opnemen,
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin -zakelijk weergegeven- dat
(telkens) valselijk in strijd met de waarheid
op/in (een of meer van) die z-afslag(en) en/of kasboek(en) niet alle verkopen en/of (contante) betalingen en/of omzet was/waren vastgelegd en/of vermeld en/of (een deel van) de verkopen en/of (contante) betalingen en/of omzet uit de (bedrijfs)administratie was verwijderd,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken;
2.
[medeverdachte rechtspersoon]
op één of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 januari 2018,
te Schiedam en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of doen vervalsen, hebbende genoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s) toen daar (telkens) opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [medeverdachte rechtspersoon] , zijnde (telkens) een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen,
- één of meer vals(e) urenregistratie(s) en/of urenlijst(en) (DOC-003-89, DOC-003-124 tot en met DOC-003-128, DOC-005-017 tot en met DOC-005-021, DOC-006-04 tot en met DOC-006-08) en/of
- één of meer salarisspecificatie(s) ten name van [persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 2] (DOC-008-07, DOC-008-27, DOC-008-33, DOC-008-38, DOC-008-44, DOC-008-49, DOC-008-57, DOC-008-82) en/of
- één of meer jaaropgave(n) ten name van [persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] (DOC-008-26, DOC-008-32, DOC-008-37, DOC-008-43)
in de administratie van genoemde rechtspersoon opgenomen en/of geboekt en/of doen boeken en/of doen opnemen,
immers heeft/hebben [medeverdachte rechtspersoon] en/of haar mededader(s),
telkens opzettelijk in vorenomschreven geschriften - onderdeel van de (loon)administratie van [medeverdachte rechtspersoon] - niet alle gewerkte uren en/of niet alle gewerkte dagen vermeld en/of opgenomen en/of doen vermelden en/of doen opnemen en/of (een gedeelte van) de gewerkte uren en/of (een gedeelte van) het aantal gewerkte dagen uit de administratie verwijderd en/of doen verwijderen,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op één of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 januari 2018,
te Schiedam en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of doen vervalsen, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen daar (telkens) opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [medeverdachte rechtspersoon] , zijnde (telkens) een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen,
- één of meer vals(e) urenregistratie(s) en/of urenlijst(en) (DOC-003-89, DOC-003-124 tot en met DOC-003-128, DOC-005-017 tot en met DOC-005-021, DOC-006-04 tot en met DOC-006-08) en/of
- één of meer salarisspecificatie(s) ten name van [persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 2] (DOC-008-07, DOC-008-27, DOC-008-33, DOC-008-38, DOC-008-44, DOC-008-49, DOC-008-57, DOC-008-82) en/of
- één of meer jaaropgave(n) ten name van [persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] (DOC-008-26, DOC-008-32, DOC-008-37, DOC-008-43)
in de administratie van [medeverdachte rechtspersoon] opgenomen en/of geboekt en/of doen boeken en/of doen opnemen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
telkens opzettelijk in vorenomschreven geschriften - onderdeel van de (loonadministratie van [medeverdachte rechtspersoon] - niet alle gewerkte uren en/of niet alle gewerkte dagen vermeld en/of opgenomen en/of doen vermelden en/of doen opnemen en/of (een gedeelte van) de gewerkte uren en/of (een gedeelte van) het aantal gewerkte dagen uit de administratie verwijderd en/of doen verwijderen,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken;
3.
hij
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2012 tot en met 1 april 2018
te Schiedam en/of Rotterdam en/of Hellevoetsluis en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen
één of meerdere voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedrag(en) van in totaal (circa) 192.193,99 euro of (circa) 24.865,00 euro, althans één of meerdere geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van genoemd(e) voorwerp(en)/geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.