ECLI:NL:RBROT:2025:4750

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
10-993005-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van valsheid in geschrift door valse geschriften in bedrijfsadministratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1969 en ingeschreven op een bepaald adres, werd bijgestaan door raadsman mr. A.K. Ramdas. De officier van justitie, mr. P. van de Kerkhof, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen valse geschriften heeft opgenomen in de bedrijfsadministratie van een rechtspersoon, waardoor een deel van de omzet werd 'afgeroomd'. De rechtbank heeft de verweren van de verdediging verworpen, die stelde dat de verdachte geen opzet had en niet verantwoordelijk was voor de valse geschriften. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de onjuistheid van de administratie en dat zij op instructie van een medeverdachte handelde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en het ontbreken van een strafblad. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-993005-20
Datum uitspraak: 9 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te district [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres],
raadsman mr. A.K. Ramdas, advocaat te Barendrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde voor zover dat ziet op het kasboek A01-01-24 (meer in het bijzonder de in het dossier opgenomen kasbladen DOC-003-47 t/m 49 en DOC-03-79) en de Z-afslag DOC-008-11;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde voor zover dat ziet op de urenlijsten DOC-003-124 t/m 128, de salarisspecificaties DOC-008-82 en DOC-008-07 en de jaaropgave DOC-008-26;
  • veroordeling van de verdachte tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat voor beide feiten het opzet op het plegen van valsheid in geschrift ontbreekt.
Meer specifiek is ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de verdachte geen invloed had op het proces met betrekking tot het opstellen van de geschriften en zij redelijkerwijs mocht vertrouwen op de juistheid van de administratie aangezien [medeverdachte] haar deze instructies gaf, haar controleerde en verantwoordelijk was. De verdachte was niet administratief geschoold en kon de gehanteerde methoden niet beoordelen. Zij kon de gevolgen van haar handelen niet overzien. Evenmin kan worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat sprake is van afwezigheid van alle schuld.
Meer specifiek is ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad om onjuiste informatie op te nemen of te gebruiken in de urenstaten en dat de urenstaten niet bedoeld waren om als bewijs te dienen. Tot slot is ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat de verdachte geen betrokkenheid heeft gehad bij het opmaken van de loonstroken en jaaropgaven.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt de verweren en overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte heeft over de ten laste gelegde feiten onder andere verklaard dat zij het kasboek bijhield en dat dit haar werk was. Ze heeft ook wel eens Z2-afslagen gemaakt nadat [medeverdachte] de oorspronkelijke Z-afslagen waarop de daadwerkelijke dagomzet stond vermeld had weggegooid. De extra door het personeel gewerkte uren werden betaald van de opzij gelegde dagomzet. Zij betaalde personeel voor deze extra uren contant uit, hield dit op papier bij en verantwoordde dit later aan [medeverdachte]. [medeverdachte] heeft haar verteld hoe zij het werk moest doen en vertelde welke percentages er gehanteerd werden. Hij gaf aan de verdachte de opdracht dit uit te voeren. In het geval er een controle zou zijn, mocht niet verteld worden dat er contant werd uitbetaald, zo had [medeverdachte] haar verteld. De extra gewerkte uren werden niet doorgegeven aan de boekhouder, omdat die uren ‘zwart’ en contant werden betaald en ze op die manier buiten de boeken bleven, aldus de verklaring van de verdachte.
Gelet op de verklaring van de verdachte, in combinatie met de overige gebezigde bewijsmiddelen, kan worden bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk valsheid in geschrift heeft gepleegd. Zij was zich ervan bewust dat wat zij in de administratie verwerkte niet overeenkwam met de werkelijkheid. Dat zij haar werkzaamheden uitvoerde op instructie van [medeverdachte] en niet hoefde te twijfelen aan de juistheid van deze instructies, of dat sprake is van afwezigheid van alle schuld, is gelet op haar eigen verklaring niet aannemelijk geworden.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat de urenlijsten onderdeel uitmaakten van de (interne) bedrijfsadministratie en daarom een bewijsbestemming hebben.
Voor zover de verdachte de urenlijsten, salarisspecificaties en jaaropgave niet zelf heeft opgemaakt, kan op basis van de bewijsmiddelen bewezen worden dat zij tezamen en in vereniging met anderen deze valse geschriften in de bedrijfsadministratie heeft opgenomen dan wel dat op basis van (onderliggende) valse geschriften deze valse geschriften werden opgemaakt en opgenomen in de bedrijfsadministratie.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt de verweren. De feiten zullen bewezen worden verklaard, voor zover het ziet op de onderdelen waarvan de officier van justitie bewezenverklaring heeft gevorderd. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de feiten voor het overige niet zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering wordt vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij
in de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 januari 2018, te Schiedam en/of Rotterdam ,
tezamen en in vereniging met anderen,
telkens geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen,
telkens opzettelijk valselijk heeft opgemaakt ,
hebbende verdachte en/of haar mededaders toen daar telkens opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [medeverdachte rechtspersoon], zijnde een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen,
- één vals kasboek (A-01-01-24) en
- één valse Z-afslag( DOC-008-11)
in de administratie van [medeverdachte rechtspersoon] opgenomen en/of doen opnemen,
bestaande die valsheden hierin -zakelijk weergegeven- dat
telkens valselijk in strijd met de waarheid
op/in die z-afslag en
datkasboek niet alle verkopen en/of contante betalingen en/of omzet was/waren vastgelegd en/of vermeld en/of (een deel van) de verkopen en/of (contante) betalingen en/of omzet uit de bedrijfsadministratie was verwijderd,
zulks telkens met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken;
2.
zij
in de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 januari 2018, te Schiedam en/of Rotterdam ,
tezamen en in vereniging met anderen, telkens geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens opzettelijk valselijk heeft opgemaakt
hebbende genoemde rechtspersoon en/of haar mededaders toen daar telkens opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [medeverdachte rechtspersoon],
zijnde een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen,
- valse urenlijsten ( DOC-003-124 tot en met DOC-003-128, ) en
- salarisspecificaties ten name van [persoon 1] en [persoon 2] (DOC-008-07, DOC-008-82) en
- één jaaropgave ten name van [persoon 1] (DOC-008-26)
in de administratie van genoemde rechtspersoon opgenomen en/of doen opnemen,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededaders, telkens opzettelijk in vorenomschreven geschriften - onderdeel van de (loon)administratie van [medeverdachte rechtspersoon] - niet alle gewerkte uren en/of niet alle gewerkte dagen vermeld en/of opgenomen en/of (een gedeelte van) de gewerkte uren en/of (een gedeelte van) het aantal gewerkte dagen uit de administratie verwijderd ,
zulks telkens met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.en 2, telkens:

medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door in de bedrijfsadministratie van [medeverdachte rechtspersoon] valse geschriften op te nemen. Op deze manier werd een deel van de omzet van het bedrijf ‘afgeroomd’. Het kasgeld dat buiten de officiële administratie werd gehouden, werd onder andere aangewend om een deel van het loon van de werknemers zwart uit te betalen en voor privé-uitgaven ten behoeve van de bestuurder van [medeverdachte rechtspersoon] en het betalen van rekeningen voor een ander bedrijf van deze bestuurder.
Het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie is een kwalijk feit. In het maatschappelijk verkeer is het essentieel dat een ieder vertrouwen kan stellen in de juistheid van dit soort geschriften. De verdachte heeft met haar handelswijze de Belastingdienst en daarmee de samenleving benadeeld. Daarnaast heeft de verdachte een oneerlijke concurrentiepositie voor [medeverdachte rechtspersoon] verworven ten opzichte van andere deelnemers aan het economische verkeer.
De rechtbank houdt rekening met de rol die de verdachte bij de bewezenverklaarde feiten heeft gespeeld. Het waren de medeverdachten die een bepalende rol hadden over hoe de bedrijfsadministratie van [medeverdachte rechtspersoon] werd gevoerd, terwijl de verdachte (slechts) een uitvoerende rol had. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte meteen openheid van zaken heeft gegeven.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
9 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Redelijke termijn
Ook wordt meegewogen dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. Deze termijn vangt aan op het moment dat door de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door de officier van justitie een strafvervolging zal worden ingesteld. In deze zaak is de termijn aangevangen op 28 september 2017 toen in het onderzoek dat aan de strafzaak ten grondslag ligt doorzoekingen hebben plaatsgevonden. Aangezien het eindvonnis ruim 7,5 jaar later is gewezen en er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in aanzienlijke mate overschreden.
7.5.
Conclusie
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, het ontbreken van strafblad en de proceshouding van de verdachte. In plaats daarvan wordt een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mr. M.J.C. Spoormaker en mr. A. Sennef, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Dijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
zij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 januari 2018, te Schiedam en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of doen vervalsen,
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen daar (telkens) opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [medeverdachte rechtspersoon], zijnde (telkens) een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen,
- één of meer vals(e) en/of vervalst(e) kasboek(en) (A-01-01-24, B-01-01-01, C-l-1-001) en/of
- één of meer vals(e) Z-afslag(en) en/of dag-afslag(en) en/of maand-afslag(en) en/of omzetoverzichten (DOC-003-025, DOC-003-028, DOC-003-036, DOC-003-040, DOC-008-11)
in de administratie van [medeverdachte rechtspersoon] opgenomen en/of geboekt en/of doen boeken en/of doen opnemen,
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin -zakelijk weergegeven- dat
(telkens) valselijk in strijd met de waarheid
op/in (een of meer van) die z-afslag(en) en/of kasboek(en) niet alle verkopen en/of (contante) betalingen en/of omzet was/waren vastgelegd en/of vermeld en/of (een deel van) de verkopen en/of (contante) betalingen en/of omzet uit de (bedrijfs)administratie was verwijderd,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken;
2.
zij
op één of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 januari 2018, te Schiedam en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of doen vervalsen
hebbende genoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s) toen daar (telkens) opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [medeverdachte rechtspersoon],
zijnde (telkens) een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen,
- één of meer vals(e) urenregistratie(s) en/of urenlijst(en) (DOC-003-89, DOC-003-124 tot en met DOC-003-128, DOC-005-017 tot en met DOC-005-021, DOC-006-04 tot en met DOC-006-08) en/of
- één of meer salarisspecificatie(s) ten name van [persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 2] (DOC-008-07, DOC-008-27, DOC-008-33, DOC-008-38, DOC-008-44, DOC-008-49, DOC-008-57, DOC-008-82) en/of
- één of meer jaaropgave(n) ten name van [persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] (DOC-008-26, DOC-008-32, DOC-008-37, DOC-008-43)
in de administratie van genoemde rechtspersoon opgenomen en/of geboekt en/of doen boeken en/of doen opnemen,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s), telkens opzettelijk in vorenomschreven geschriften - onderdeel van de (loon)administratie van [medeverdachte rechtspersoon] - niet alle gewerkte uren en/of niet alle gewerkte dagen vermeld en/of opgenomen en/of doen vermelden en/of doen opnemen en/of (een gedeelte van) de gewerkte uren en/of (een gedeelte van) het aantal gewerkte dagen uit de administratie verwijderd en/of doen verwijderen,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken.