Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [plaats] , eiseres
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
5.1. Verweerder heeft op 8 oktober 2024 een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (VA B&B) gevraagd om te beoordelen of eiseres om medische redenen niet in staat kon worden geacht tijdig bezwaar in te dienen. De VA B&B meent dat dit niet het geval is en verweerder heeft de rapportage van de VA B&B waaruit dit blijkt als bewijsstukken meegestuurd.
5.2. Bij brief van 26 maart 2025 heeft eiseres gereageerd op het verweerschrift. Zij geeft hier nogmaals aan dat de communicatie van verweerder via twee verschillende methodes en twee verschillende brieven verwarrend is en dat zij geen weet heeft gehad van het besluit van 19 april 2024 dat online op Mijn UWV is geplaatst.
5.3. De rechtbank stelt vast dat eiseres de bezwaartermijn heeft overschreden en verenigt zich met het standpunt van verweerder dat redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding in bezwaar verschoonbaar was. Alhoewel de rechtbank begrip heeft voor de door eiseres genoemde persoonlijke omstandigheden, ziet zij in deze omstandigheden geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De in artikel 6:7 van de Awb neergelegde termijn is een fatale termijn. De termijn waarbinnen eiseres bezwaar had dienen te maken, is uitdrukkelijk in het primaire besluit vermeld. Het had op de weg van eiseres gelegen om de termijn voor het maken van bezwaar in de gaten te houden of een derde in te schakelen om haar belangen in deze kwestie te behartigen. Daarbij overweegt de rechtbank dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat is geweest om tijdig een (pro forma) bezwaarschrift in te dienen.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
L. van Zuijlekom, griffier.