ECLI:NL:RBROT:2025:4780

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
ROT 24/7068
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over het beroep van eiseres tegen het niet-ontvankelijk verklaren van haar bezwaar door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 19 juni 2024, maar dit bezwaar werd door het UWV niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar inderdaad te laat is ingediend en dat de redenen die eiseres aanvoert voor de termijnoverschrijding niet verschoonbaar zijn. Eiseres had op 10 juni 2024 bezwaar gemaakt, terwijl de termijn voor het indienen van bezwaar eindigde op 31 mei 2024. De rechtbank stelt vast dat de communicatie van het UWV verwarrend was, maar dat dit niet voldoende is om de termijnoverschrijding te verontschuldigen. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gedurende de bezwaartermijn niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Daarom blijft het bestreden besluit in stand en wordt het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7068

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. C. Nobel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van verweerder van 19 juni 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bezwaar te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden.
3.1.
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [3]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
4. Vast staat dat verweerder het besluit waartegen bezwaar is gemaakt bekend heeft gemaakt op 19 april 2024, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 31 mei 2024.
4.1.
Eiseres heeft op 10 juni 2024 digitaal bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Eiseres heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Zij geeft aan dat de communicatie van verweerder onduidelijk en verwarrend is nu er brieven worden verzonden per post, maar dat er ook digitaal berichten op Mijn UWV worden geplaatst. Tevens belemmert haar medische situatie haar in haar dagelijkse bezigheden en wordt hiermee door verweerder geen rekening gehouden.
5.1. Verweerder heeft op 8 oktober 2024 een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (VA B&B) gevraagd om te beoordelen of eiseres om medische redenen niet in staat kon worden geacht tijdig bezwaar in te dienen. De VA B&B meent dat dit niet het geval is en verweerder heeft de rapportage van de VA B&B waaruit dit blijkt als bewijsstukken meegestuurd.
5.2. Bij brief van 26 maart 2025 heeft eiseres gereageerd op het verweerschrift. Zij geeft hier nogmaals aan dat de communicatie van verweerder via twee verschillende methodes en twee verschillende brieven verwarrend is en dat zij geen weet heeft gehad van het besluit van 19 april 2024 dat online op Mijn UWV is geplaatst.
5.3. De rechtbank stelt vast dat eiseres de bezwaartermijn heeft overschreden en verenigt zich met het standpunt van verweerder dat redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding in bezwaar verschoonbaar was. Alhoewel de rechtbank begrip heeft voor de door eiseres genoemde persoonlijke omstandigheden, ziet zij in deze omstandigheden geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De in artikel 6:7 van de Awb neergelegde termijn is een fatale termijn. De termijn waarbinnen eiseres bezwaar had dienen te maken, is uitdrukkelijk in het primaire besluit vermeld. Het had op de weg van eiseres gelegen om de termijn voor het maken van bezwaar in de gaten te houden of een derde in te schakelen om haar belangen in deze kwestie te behartigen. Daarbij overweegt de rechtbank dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat is geweest om tijdig een (pro forma) bezwaarschrift in te dienen.

Conclusie en gevolgen

6. Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
L. van Zuijlekom, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2025.
De griffier is verhinderd dezeuitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.