ECLI:NL:RBROT:2025:4789

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
C/10/693259 / HA ZA 25-104
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende toestemming voor reizen met minderjarige en afgifte paspoort

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2025, zijn de vorderingen van de man gericht op het verkrijgen van vervangende toestemming om met zijn minderjarige kind, [naam 1], naar België te reizen. De man en de vrouw zijn ex-partners en hebben gezamenlijk gezag over [naam 1]. De man heeft een nieuwe relatie en wil meer tijd doorbrengen met zijn nieuwe partner in België. De vrouw weigert echter toestemming te geven voor de reizen en de afgifte van het paspoort van [naam 1]. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen in de vorm van verzoeken bij verzoekschrift hadden moeten worden ingediend, en beveelt de procedure voort te zetten volgens de regels van de verzoekschriftprocedure. De rechtbank wijst erop dat in zaken tussen ex-partners de proceskosten doorgaans worden gecompenseerd, en beslist dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De zaak wordt doorverwezen naar het team familie van de rechtbank voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/693259 / HA ZA 25-104
Vonnis in incident van 23 april 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te Schiedam,
eiser in conventie in de hoofdzaak,
verweerder in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. S.A. Ray te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Schiedam,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. E.M.F. Prickartz te Schiedam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 januari 2025, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie in incident tevens in de hoofdzaak.
1.2.
Bovengenoemde conclusie van antwoord tevens eis in reconventie houdt ook een incidentele vordering in. Van bovengenoemde conclusie van antwoord in reconventie in incident maakt ook een incidentele conclusie van antwoord deel uit.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak in conventie

2.1.
De man vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
aan de man vervangende toestemming verleent, die in de plaats komt van de toestemming van de vrouw, om in de weekeinden van week 3, 7, 11, 15, 19, 23, 27, 37, 41, 45, 49 van 2025 alsook wanneer [naam 1] (hierna: [naam 1]) bij de man is conform het overeengekomen vakantieschema, met [naam 1] af te reizen naar het woonadres van de partner van de man te Turnhout, België, en bepaalt dat het in dezen te wijzen vonnis zal gelden als vervangende toestemming voor de reizen van de man met [naam 1] naar het woonadres van de partner van de man te Turnhout in de weekeinden van week 3, 7, 11, 15, 19, 23, 27, 37, 41, 45, 49 van 2025 alsook wanneer [naam 1] bij de man is conform het overeengekomen vakantieschema;
de vrouw veroordeelt om het Nederlandse paspoort van [naam 1] aan de man af te geven binnen 7 dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag dat de vrouw in gebreke blijft aan deze verplichting te voldoen, althans een zodanig door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, met een maximum van € 50.000,--;
de vrouw veroordeelt in de proceskosten.
2.2.
Aan deze vorderingen legt de man – samengevat – het volgende ten grondslag.
Partijen hebben een relatie gehad en zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan te Schiedam op 8 mei 2020. Uit die relatie is op [datum] 2020 te [plaatsnaam] [naam 1] geboren. De relatie tussen partijen is in 2021 geëindigd. Deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 28 juli 2021 de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uitgesproken. Partijen voeren gezamenlijk het gezag over [naam 1] uit. Er is een zorg- en contactregeling vastgesteld. De man komt deze zorg- en contactregeling na maar de vrouw niet.
De man heeft sinds medio februari 2023 een nieuwe relatie met een vrouw, [naam 2], die in Turnhout, België woont. Deze relatie tussen de man en zijn nieuwe partner verloopt vanaf het begin voorspoedig. De man en zijn nieuwe partner wensen meer tijd samen door te brengen met kinderen. Het is echter lastig voor de nieuwe partner van de man om naar de woning van de man toe te komen, omdat zij twee kinderen heeft en regelmatig moet werken in het weekeind. Het is daarentegen voor de man makkelijker om met [naam 1] naar de woning van de nieuwe partner te gaan.
Op grond van artikel 1:253a BW kunnen ouders geschillen over de gezamenlijke
gezagsuitoefening voorleggen aan de rechtbank. De rechtbank dient een beslissing te nemen die zij in het belang van het minderjarige kind acht. Partijen hebben het gezamenlijk gezag over de minderjarigen. Dit betekent dat de man de toestemming van de vrouw nodig heeft om met de minderjarige [naam 1] naar België te reizen en daar in het weekend te verblijven. In het algemeen is het in het belang van een kind dat een kind op reis kan met zijn of haar ouders. Uitzonderingen kunnen bijvoorbeeld zijn wanneer de ouder die met het kind op vakantie wil niet in staat is om goed voor een kind te zorgen of wanneer er een gegronde vrees zou zijn voor ontvoering van het kind door de ouder. Het staat wat betreft de man vast dat dergelijke situaties bij partijen niet aan de orde zijn. De man zal immers alleen in het weekend verblijven in België, de reistijd is niet lang, en de man zal opvolging geven aan de overeengekomen zorg- en contactregeling. [naam 1] zal weer tijdig worden teruggebracht naar de vrouw. Er is dan ook geen reden om toestemming te weigeren. De vordering van de man ligt voor toewijzing gereed, nu de vrouwgeen gerechtvaardigd belang heeft om toestemming te weigeren en de belangen van [naam 1] niet worden geschaad.
Aangezien de man naar het België wenst te reizen met [naam 1], heeft hij ook het paspoort van [naam 1] nodig. De man vordert dan ook afgifte van het Nederlandse paspoort van [naam 1] aan de man. Hierbij is relevant dat partijen tijdens een recent viergesprek zijn overeengekomen dat de man het beheer over het Nederlandse paspoort van [naam 1] zal uitoefenen. De vrouw weigert echter zonder enige grondslag en in strijd met de gemaakte afspraken om het Nederlandse paspoort af te geven aan de man.

3.Het geschil in het incident

3.1.
De vrouw vordert dat de rechtbank op de voet van artikel 69 Rv beveelt dat de man binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, op zijn kosten, zijn inleidend processtuk dient te verbeteren of aan te vullen, en voorts beveelt, met verwijzing naar de familiekamer van de rechtbank, dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure. Ten aanzien van de proceskosten in onderhavige zaak vordert de vrouw dat de rechtbank bepaalt dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.
3.2.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van deze vordering althans tot niet-ontvankelijkverklaring van de vrouw in deze vordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna bij de beoordeling, voor zover zij daarvoor relevant zijn, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Op grond van het eerste lid van artikel 1:253a BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hierover op verzoek van beide ouders of een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. Deze geschillen moeten volgens deze wetsbepaling bij verzoekschrift aan de rechtbank worden voorgelegd.
4.2.
De vorderingen in deze zaak hebben betrekking op geschillen als bedoeld in voornoemd artikel. Dit betekent dat de vorderingen in deze zaak in de vorm van verzoeken bij verzoekschrift hadden moeten worden geformuleerd en niet in de vorm van vorderingen bij dagvaarding. Op grond van artikel 69 Rv beveelt de rechtbank dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure.
4.3.
In zaken tussen ex-partners is het uitgangspunt dat de proceskosten worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar het team familie van deze rechtbank;
5.2.
beveelt dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure en beveelt de man zo nodig de tekst van de dagvaarding te verbeteren en/of aan te vullen volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure;
5.3.
wijst partijen erop dat de familierechter zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren;
5.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.
901/3455