ECLI:NL:RBROT:2025:4791

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
ROT 25/3296
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op basis van zelfredzaamheid en onderbouwing van problemen

Op 22 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker die een aanvraag had ingediend voor maatschappelijke opvang. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de verzoeker zelfredzaam is en in staat wordt geacht om zelf in zijn onderdak te voorzien. De verzoeker, die gezondheidsproblemen, verslaving en schulden aanvoert, heeft deze problemen echter niet onderbouwd. De voorzieningenrechter heeft het standpunt van het college gevolgd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

De procedure begon met een besluit van het college op 2 april 2025, waarin de aanvraag van de verzoeker werd afgewezen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). De verzoeker maakte bezwaar en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 17 april 2025 werd het verzoek behandeld, waarbij zowel de verzoeker als zijn gemachtigde en de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker, die in 1998 van Curaçao naar Nederland was gekomen, in staat is om zelf onderdak te vinden. De verzoeker had tijdelijk opvang gekregen, maar het college had vastgesteld dat hij in staat was om met gebruikelijke voorzieningen en hulp van zijn netwerk te functioneren. De voorzieningenrechter benadrukte dat het aan de verzoeker is om zijn problemen te onderbouwen, en dat het college niet kan onderzoeken wat niet is gemeld. Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en de verzoeker werd aangemoedigd om in de bezwaarprocedure nadere informatie te verstrekken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/3296

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 april 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. E.B. Jobse),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. W. Breure).

Samenvatting

1. Verzoeker heeft een aanvraag gedaan om toegelaten te worden tot de maatschappelijke opvang. Het college heeft die aanvraag afgewezen, omdat verzoeker zelfredzaam is en zelf in zijn onderdak kan voorzien. Verzoeker is het daar niet mee eens. Hij wijst daarbij op problemen met zijn gezondheid, verslaving en schulden. Deze problemen heeft hij tot nu toe op geen enkele wijze onderbouwd. De voorzieningenrechter kan dan ook het standpunt van het college volgen. Het verzoek wordt afgewezen.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 2 april 2025 heeft het college verzoekers aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Verzoeker, die de Nederlandse nationaliteit heeft, is in 1998 van Curaçao naar Nederland gekomen, Hij is in 2016 teruggegaan naar Curaçao en in 2024 teruggekeerd naar Nederland. Hij heeft de eerste maanden bij een vriend verbleven. Vervolgens heeft hij zich gemeld voor de maatschappelijke opvang. Tijdens de behandeling van zijn aanvraag heeft hij tijdelijk opvang gekregen.
Wat is er gebeurd?
4. Het college heeft de aanvraag van verzoeker om maatschappelijke opvang afgewezen, omdat hij in staat wordt geacht om zich op eigen kracht, met de gebruikelijke voorzieningen en met hulp van zijn netwerk, te handhaven in de samenleving. Hij moet zelf in zijn onderdak voorzien. Subsidiair heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt dat het noodzakelijk was om zijn thuissituatie te verlaten. Verzoeker is het hier niet mee eens en wil met zijn verzoek om voorlopige voorziening bereiken dat hem maatschappelijke opvang wordt verleend.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
6. Het college heeft de maatschappelijke opvang van verzoeker na het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening gecontinueerd tot 24 april 2025. Verzoeker heeft toegelicht dat hij niet de mogelijkheid heeft om bij iemand te verblijven en hij dus op straat komt te staan. De voorzieningenrechter ziet hierin een spoedeisend belang en zal deze zaak daarom inhoudelijk beoordelen.
De inhoudelijke beoordeling
7. Een inwoner van Nederland komt – kort gezegd – in aanmerking voor opvang op grond van de Wmo als hij de thuissituatie heeft verlaten en niet in staat is zich op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving. In zo’n geval is iemand niet zelfredzaam. [1]
8. Als een zelfredzaam iemand een woning krijgt, dan zijn de problemen van die persoon daarmee ook opgelost. Bij iemand die niet zelfredzaam is, is dat niet het geval. De persoon die niet zelfredzaam is, zal ondanks het krijgen van een woning nog steeds geholpen moeten worden om zijn dagelijks leven te organiseren. Om die reden wordt bij maatschappelijke opvang het verlenen van opvang dan ook gekoppeld aan een hulptraject.
9. Verzoeker voert aan dat hij niet zelfredzaam is en gezondheidsklachten heeft. Op de zitting heeft verzoeker er nog op gewezen dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest, nu ook geen onderzoek is gedaan naar zijn andere problemen zoals zijn schulden en zijn verslavingsproblematiek.
10. Uit het gesprek dat met verzoeker over zijn aanvraag is gevoerd, komt naar voren dat hij alleen een huisvestingsprobleem heeft; er zijn geen andere hulpvragen. Uit het gespreksverslag en ook het Formulier intake CO blijkt niet dat verzoeker melding heeft gemaakt van andere problemen dan het niet kunnen vinden van een woning. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het onderzoek dan ook niet onzorgvuldig geweest. Het is aan verzoeker om aan te geven wat zijn problemen zijn, Indien hij daar geen melding van maakt, kan het college daar ook geen onderzoek naar doen. Op de zitting heeft verzoeker wel aangevoerd dat er sprake is van meer problemen, zoals verslaving en schulden. Verzoeker heeft dat echter op geen enkele manier onderbouwd. Dat geldt ook voor zijn gezondheidsklachten. Het staat verzoeker natuurlijk vrij om in de bezwaarprocedure nadere informatie ter onderbouwing van deze problemen in te brengen. Ook kan verzoeker zich opnieuw wenden tot Centraal Onthaal met nadere onderbouwing van zijn verslavings- en schuldenproblematiek.
11. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker in een moeilijke situatie verkeert. Op basis van de op dit moment beschikbare informatie volgt de voorzieningenrechter het college in zijn standpunt dat verzoeker zelfredzaam is en in staat moet worden geacht om zelf onderdak te vinden. Verzoeker heeft een briefadres en werk. Indien hij daarmee te weinig verdient, kan hij een aanvullende bijstandsuitkering aanvragen. Daarnaast heeft hij, zoals ter zitting door hem naar voren gebracht, hulp gekregen van diverse instanties.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het college verzoeker niet hoeft toe te laten tot de maatschappelijke opvang. Het staat verzoeker vrij om in bezwaar zijn problemen nader te onderbouwen. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dat blijkt uit de definitie van het begrip ‘opvang’ in artikel 1.1.1, aanhef en eerste lid, en uit artikel 1.2.1, aanhef en onder c, van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015.