In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot eenhoofdig gezag over een minderjarige, ingediend door de man. De rechtbank constateert dat de man al geruime tijd wordt gehinderd in de uitoefening van het gezag en dat er onvoldoende verbetering is om het gezamenlijk gezag in stand te houden. De man en de vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad, zijn de ouders van de minderjarige, geboren in 2012. Het gezamenlijk gezag werd op 24 april 2019 aantekenen, maar sinds 25 maart 2021 staat de minderjarige onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds de aanvang van het gezamenlijk gezag gewijzigde omstandigheden zijn, waardoor het gezamenlijk gezag niet langer houdbaar is. De rechtbank heeft de hoop uitgesproken dat de beslissing rust zal brengen bij de minderjarige en haar ouders, en dat de man voortaan alleen met het gezag over de minderjarige wordt belast. De rechtbank heeft ook bepaald dat de huidige co-ouderschapsregeling doorloopt en dat de man de vrouw moet informeren over belangrijke aangelegenheden betreffende de minderjarige. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.