ECLI:NL:RBROT:2025:4805
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- S. Wierink
- H.J. de Wit
- Rechtspraak.nl
Huisverbod opgelegd aan verzoeker in het belang van de minderjarige
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een huisverbod dat door de burgemeester van Rotterdam was opgelegd aan de verzoeker. Het huisverbod was opgelegd op 4 maart 2025, omdat de aanwezigheid van verzoeker in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar zou opleveren voor de veiligheid van de minderjarige dochter en achterblijfster. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 13 maart 2025 zijn zowel verzoeker als zijn gemachtigde, alsook de achterblijfster en de burgemeester vertegenwoordigd door mr. W. Breure, aanwezig geweest. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een incident had plaatsgevonden tussen verzoeker en achterblijfster, waarbij ook de minderjarige dochter getuige was. De rechter heeft geoordeeld dat het huisverbod voldoende deugdelijk gemotiveerd was en dat de burgemeester bevoegd was om dit op te leggen. De belangen van de minderjarige, die in haar vertrouwde omgeving moest blijven, zijn zwaarwegend geacht.
De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechter heeft benadrukt dat de belangen van de minderjarige voorop staan en dat het in haar belang is dat zij in rust en veiligheid kan blijven wonen. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er onvoldoende bewijs was dat het gevaar inmiddels was geweken, en dat de hulpverlening nog in opstartfase was. De beslissing om het huisverbod te handhaven is daarmee gerechtvaardigd.