In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en een verweerster, beide gevestigd in Rotterdam. De verzoeker, eigenaar van een appartement en lid van de verweerster, heeft verzocht om vernietiging van een besluit van de verweerster met betrekking tot de verdeling van de subsidie Tijdelijke Tegemoetkoming Blokverwarming (TTB). De verzoeker stelt dat de verdeling op basis van woonoppervlakte niet correct is, omdat dit niet was geagendeerd en de subsidie volgens hem op basis van verbruik moet worden verdeeld. De verweerster voert aan dat er geen besluit is genomen door de vergadering van de verweerster, maar dat het bestuur een besluit heeft genomen, wat niet aan de kantonrechter kan worden voorgelegd.
Tijdens de zitting op 25 februari 2025 zijn verschillende partijen aanwezig geweest, waaronder de gemachtigde van de verweerster. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat er geen besluit van de vergadering van de verweerster is genomen dat kan worden vernietigd. De verzoeker heeft niet aangetoond dat hij aanwezig was op de vergadering en de notulen bevestigen dat er geen besluit is genomen. De kantonrechter heeft ook overwogen dat, zelfs als de verzoeker ontvankelijk zou zijn, het verzoek niet toewijsbaar zou zijn, omdat de verweerster gerechtigd was om de TTB op basis van vloeroppervlak te verdelen, gezien de omstandigheden van het stookjaar en de aanwezigheid van bedrijfseenheden.
De kantonrechter heeft besloten om de proceskosten te compenseren, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt, ondanks dat de verzoeker in het ongelijk is gesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. S.H. Poiesz.