ECLI:NL:RBROT:2025:4855

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
25/2800
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake zorg en ondersteuning bij Agnes Zorg

Op 23 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van een besluit van het college van 9 januari 2025, waarin werd bepaald dat verzoekster geen zorg en ondersteuning meer kan inkopen bij haar zorgaanbieder Agnes Zorg. Verzoekster diende op 26 maart 2025 bezwaar in tegen dit besluit en vroeg tevens om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek echter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoekster het vereiste griffierecht van € 53,- niet tijdig had betaald. De griffier had verzoekster op 28 maart 2025 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen, maar verzoekster heeft dit niet gedaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen verontschuldiging is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht.

Hierdoor kon de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordelen en werd er geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/2800

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 april 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaatsnaam], verzoekster

(gemachtigde: mr. R. Moghni),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

(gemachtigde: mr. W. Breure).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 9 januari 2025 heeft het college bepaald dat verzoekster geen zorg en ondersteuning meer kan inkopen bij haar zorgaanbieder Agnes Zorg, dat zij voor 10 april 2025 een nieuwe zorgaanbieder moet kiezen en dat vanaf 11 april 2025 de ondersteuning die Agnes Zorg aan verzoekster levert niet meer wordt betaald vanuit de gemeente Rotterdam. Verzoekster heeft hiertegen op 26 maart 2025 bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter op 26 maart 2025 gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
3. Iemand die een verzoek om een voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 53,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoekster het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 28 maart 2025 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 1 april 2025 om 11:28 uur is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend. Verzoekster heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
5. Er is niet gebleken dat er een verontschuldiging is voor dit verzuim.

Conclusie en gevolgen

6. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.