ECLI:NL:RBROT:2025:4863

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
C/10/692307 / HA ZA 25-38
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voorlopige voorziening in burengeschil met afwijzing wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak, die zich afspeelt in Rotterdam, betreft het een burengeschil tussen [persoon A] en [personen B/C]. [persoon A] heeft een vordering ingesteld tegen [personen B/C] omdat zij de buitenmuur van haar woning als dragende muur voor hun aanbouw hebben gebruikt. [persoon A] stelt dat dit een inbreuk op haar eigendomsrecht vormt en vordert onder andere dat [personen B/C] de aanbouw verwijderen of aanpassen. In het incident hebben [personen B/C] een voorlopige voorziening gevraagd, maar de rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van (spoedeisend) belang, omdat [personen B/C] niet voldoende hebben aangetoond dat hun belangen in het geding zijn. De rechtbank wijst erop dat het instellen van een gerechtelijke procedure op zichzelf een rechtmatige wijze van geschilbeslechting is en dat het niet onrechtmatig is dat [persoon A] zich over het geschil uitlaat. De vorderingen van [personen B/C] worden afgewezen en zij worden veroordeeld in de proceskosten van [persoon A].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/692307 / HA ZA 25-38
Vonnis in incident van 9 april 2025
in de zaak van
[persoon A],
wonende te [plaats 1] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. L.P. Quist te [plaats 2] ,
tegen

1.[persoon B] ,

2.
[persoon C],
beiden wonende te [plaats 1] ,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
eiseressen in reconventie in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. L. Simsek te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [persoon A] en [personen B/C] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 december 2024, met producties 1 tot en met 3;
  • de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie tevens provisionele vordering, met producties 1 tot en met 5;
  • de conclusie van antwoord inzake provisionele vordering.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak in conventie

2.1.
[persoon A] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Voor recht te verklaren dat [personen B/C] een onrechtmatige daad hebben gepleegd door de buitengevel van [persoon A] te gebruiken als (spouw)muur, zodat [personen B/C] hierdoor verplicht zijn de schade te vergoeden door de bouwwijze aan te passen als hierna gevorderd.
[personen B/C] hoofdelijk te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het vonnis de aanbouw te verwijderen, dan wel aan te passen, zodat deze los van de woning van [persoon A] staat en alle aangebrachte beschadigingen (boorgaten, stopcontacten, leidingen etc.) te herstellen alsmede te zorgen dat de gestorte vloerconstructie van de uitbouw van [personen B/C] niet langer in direct contact staat met de muur/fundatie van de uitbouw van [persoon A] teneinde het contactgeluid op te heffen door de contactbruggen te verwijderen, dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat [personen B/C] nalaten hieraan te voldoen.
[personen B/C] hoofdelijk te veroordelen om binnen twee maanden na betekening van het vonnis [persoon A] – middels een door haar aan te wijzen deurwaarder – de mogelijkheid te geven de uitgevoerde werkzaamheden te inspecteren op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat zij in gebreke mochten blijven.
Subsidiair [personen B/C] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding voor het onrechtmatig gebruiken van de muur voor een bedrag van € 7.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de datum dagvaarding tot de dag der algehele voldoening.
Met hoofdelijke veroordeling van [personen B/C] in de proceskosten.
2.2.
[personen B/C] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.Het geschil in de hoofdzaak in reconventie

3.1.
[personen B/C] vorderen bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. te verklaren voor recht dat ten bate en ten laste van de woningen gelegen aan de [straat] , [adres 1] en [adres 2] te [plaats 1] , kadastraal bekend als [perceelnummer 1] en [perceelnummer 2] , de woningscheidende muur tussen de aanbouwen van beide woningen gemeenschappelijke eigendom is;
II. te verklaren voor recht dat het [personen B/C] is toegestaan haar aanbouw tegen de bestaande buitenzijdemuur van de aanbouw van [persoon A] te realiseren alsmede deze bestaande buitenzijmuur van [persoon A] in gebruik te nemen als binnenmuur van de aanbouw van [personen B/C] en deze te voorzien van stucwerk en leidingen en te dien aanzien al hetgeen te mogen doen wat bij een normaal gebruik als woonkamer hoort;
III. te verklaren voor recht dat de aanbouw van [personen B/C] in overeenstemming is met de rechten en plichten uit de koop- en aannemingsovereenkomsten en leveringsakten van zowel [personen B/C] als [persoon A] en [persoon A] de door [personen B/C] gerealiseerde aanbouw van de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats 1] dient te respecteren;
IV. [persoon A] te veroordelen tot betaling van de door [personen B/C] geleden schade van
€ 1.354,00 per maand aan dubbele woonlasten vanaf 3 januari 2025 tot aan de dag van verkoop van de woning van [personen B/C] aan de [adres 1] te [plaats 1] , althans tot aan 14 dagen na betekening van het vonnis, een ingegane maand voor een volle gerekend, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der verschuldigdheid tot de dag der algehele voldoening.
V. [persoon A] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[persoon A] heeft nog niet voor antwoord geconcludeerd.

4.Het geschil in het incident

4.1.
[personen B/C] vorderen dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. [persoon A] beveelt om per direct te staken en gestaakt te houden het gevraagd of ongevraagd doen van iedere negatieve mededeling over de onrechtmatigheid van het gebruik van de gemeenschappelijke woningscheidende muur ten behoeve van de aanbouw van [personen B/C] van de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] , waaronder in ieder geval begrepen het versturen van brieven, e-mails, WhatsApp-berichten en/of posts op social media of uitingen van gelijke strekking en/of telefonisch contact, hieronder in ieder geval begrepen jegens de verkopend makelaar van [personen B/C] , de heer [persoon D] aan [adres 3] te [plaats 2] en/of potentiële gegadigden en/of kopers van de woning van [personen B/C] ;
II. [persoon A] beveelt om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan de makelaar van [personen B/C] , de heer [persoon D] aan [adres 3] te [plaats 2] de volgende rectificatie (zonder aanpassing en zonder begeleidend schrijven) te sturen, vooruit per e-mail aan [e-mail] :

Geachte heer, mevrouw,
Anders dan mijn eerdere telefonische bericht aan u, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht , bij vonnis van [nader te bepalen] geoordeeld dat de aanbouw van mijn buren de familie [personen B/C] van de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] , welke grenst aan mijn aanbouw, tegenover mij als buur in overeenstemming is met de bepalingen in de wet en onze koop- en aannemingsovereenkomsten en leveringsakten. U kunt mijn eerdere uitlatingen over de onrechtmatigheid van het gebruik van de woningscheidende muur ten behoeve van de aanbouw als niet gedaan beschouwen. Deze brief mag u desgewenst aan potentiële gegadigden en/of kopers van de woning van [personen B/C] tonen.
[Datum en ondertekening door [persoon A] ]
III. [persoon A] te veroordelen om aan [personen B/C] een dwangsom te betalen van
€ 1.000,- voor iedere dag of voor ieder geval dat zij geheel of gedeeltelijk niet aan de in I en/of II uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 50.000,-.
4.2.
[persoon A] voert verweer en concludeert tot niet ontvankelijk verklaring van [personen B/C] in hun vorderingen, althans afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [personen B/C] in de proceskosten.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
De hoofdzaak betreft een burengeschil. [personen B/C] hebben voor de uitbouw van hun woning de buitenmuur van de bestaande uitbouw van de woning van [persoon A] als dragende muur gebruikt. [persoon A] stelt dat [personen B/C] daarmee inbreuk maken op haar eigendomsrecht. [personen B/C] betwisten dat hun uitbouw op onrechtmatige wijze is geplaatst.
[personen B/C] stellen als gevolg van het volgens hen onjuiste standpunt van [persoon A] schade te lijden doordat deze procedure de beoogde verkoop van hun woning negatief beïnvloedt.
5.2.
In het incident is aan de orde een vordering tot het treffen van voorlopige voorzieningen voor de duur van het geding, als bedoeld in artikel 223 Rv. Voor toewijzing van die vorderingen moet ten minste sprake zijn van samenhang met de hoofdvordering. Daarnaast is vereist dat de eisende partij voldoende belang heeft bij de incidentele vordering voor de duur van de hoofdprocedure, in die zin dat van de eisende partij niet gevergd kan worden dat de afloop van de hoofdzaak wordt afgewacht. De rechter moet vervolgens de belangen van partijen afwegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak, en van de proceskansen daarin.
5.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. [personen B/C] hebben volgens hun eigen stellingen ‘onlangs’ een nieuwe woning gekocht en hun oude woning – volgens een door [personen B/C] overgelegde e-mail van hun verkoopmakelaar in december 2024 – te koop gezet. Partijen waren toen al geruime tijd in geschil over de door [personen B/C] geplaatste uitbouw en de onderhavige procedure was al aangekondigd of aanhangig. Het was voor [personen B/C] dan ook voorzienbaar dat dit tot problemen bij hun beoogde verhuizing zou kunnen leiden. Het had op de weg van [personen B/C] gelegen toe te lichten waarom zij er niettemin voor hebben gekozen prioriteit te geven aan de verkoop van de oude en aankoop van een nieuwe woning, boven het eerst afwikkelen van hun burengeschil. Dat hebben zij niet gedaan. Daarbij komt dat het instellen van een gerechtelijke procedure op zichzelf een rechtmatige wijze van geschilbeslechting is. De procedure bij de rechtbank is bovendien openbaar. Niet valt in te zien hoe [personen B/C] hun woning kunnen verkopen zonder de potentiële koper over het geschil met [persoon A] en de procedure te informeren. In dat opzicht maakt het weinig verschil dat de makelaar via [persoon A] , met het oog op haar belang bij een goede relatie met haar toekomstige nieuwe buren, en niet via [personen B/C] op de hoogte is geraakt van het geschil. Dat die informatie het verkoopproces (negatief) kan beïnvloeden, rechtvaardigt op zichzelf niet dat [persoon A] zich niet over (haar visie op) het geschil zou mogen uitlaten.
5.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat alle vorderingen worden afgewezen wegens gebrek aan (spoedeisend) belang. Daarbij komt dat uit het karakter van de voorlopige voorziening volgt dat geen declaratoire uitspraken kunnen worden verkregen. De gevorderde rectificatie betreft geen voorlopige maatregel omdat zij niet slechts een inschatting van proceskansen, maar een definitief oordeel over het geschil in de hoofdzaak vergt. Daarvoor is de regeling van artikel 223 Rv niet bedoeld.
Proceskosten
5.5.
[personen B/C] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [persoon A] worden begroot op:
  • Salaris advocaat € 614,00
  • Nakosten
Totaal € 792,00

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [personen B/C] in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [personen B/C] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [personen B/C] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
in de hoofdzaak
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
23 april 2025voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.
3268/2459