Op 12 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, betreffende een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van negen maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor zes maanden. De Raad verzocht om deze maatregelen vanwege zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die na het overlijden van haar moeder bij haar halfzus is gaan wonen. De vader van de minderjarige, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft zijn zorgen geuit over de huidige situatie en de plaatsing bij de halfzus. Tijdens de zitting is de minderjarige gehoord en zijn de standpunten van de betrokkenen, waaronder de vader, stiefmoeder en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, besproken. De kinderrechter oordeelde dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is en dat de huidige verblijfsplek bij de halfzus de beste oplossing is, ondanks de zorgen van de vader. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.