ECLI:NL:RBROT:2025:4907

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
83-278067-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude door V.O.F. met vervalste gegevens aan de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude. De verdachte, geboren in 1970 en ingeschreven op een bepaald adres, heeft samen met een medeverdachte vervalste gegevens aangeleverd bij de Belastingdienst namens hun V.O.F. Dit leidde tot een tekort aan belastingheffing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tekort is geschoten in zijn fiscale bewaarplicht, waardoor een latere controle onmogelijk was. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren. Tijdens de zitting zijn procesafspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte, waarbij de verdachte verklaarde goed te begrijpen wat de afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem hadden. De rechtbank heeft de gemaakte afspraken besproken en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte vrijwillig heeft ingestemd met het afdoeningsvoorstel. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, maar heeft de taakstraf van 120 uren als passend beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van belastingfraude en heeft de verdachte veroordeeld tot de opgelegde taakstraf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 83-278067-21
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1970,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] [postcode] [plaats 1] ,
raadsman T.S. Finken, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Procesafspraken

Het Openbaar Ministerie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, hebben een overeenkomst gesloten waarbij procesafspraken zijn gemaakt over de afdoening van deze strafzaak. De rechtbank is niet betrokken geweest bij de totstandkoming daarvan. De procesafspraken zijn voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank gezonden. Tijdens de terechtzitting heeft de rechtbank de gemaakte afspraken met de verdachte, zijn raadsman en de officier van justitie besproken. De verdachte heeft verklaard dat hij steeds betrokken is geweest bij de totstandkoming van de procesafspraken. De verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij goed begrijpt wat de gemaakte afspraken inhouden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak kunnen hebben.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
Ter zitting hebben de verdachte en de officier van justitie bevestigd dat het - voor zover relevant - gaat om de volgende afspraken:
  • het Openbaar Ministerie zal requireren tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting een taakstraf vorderen van 120 uren;
  • de verdediging zal geen verweren voeren en geen onderzoekswensen indienen.
De beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering is leidend bij de beoordeling van de tenlastelegging en de rechtbank kan de procesafspraken terzijde schuiven als op basis van het dossier onvoldoende grond bestaat voor vaststelling van schuld, de kwalificatie van de feiten niet aansluit bij de inhoud van het dossier, dan wel wanneer zij de geëiste straf niet passend acht. Dat in acht nemende komt de rechtbank tot de volgende beoordeling.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Bewijswaardering
3.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
3.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank, voor zover dit aansluit bij de inhoud van de gemaakte procesafspraken.
3.1.3.
Beoordeling
De verdachte is een van de vennoten van [vennootschap] (hierna: [vennootschap] ). Uit de bewijsmiddelen vloeit voort dat de kassa-administratie van [vennootschap] aldus werd gemanipuleerd met zogenoemde ‘afroomsoftware’ dat de administratie een (veel) lagere omzet aangaf dan in werkelijkheid het geval was. Ook detailgegevens werden niet opgeslagen (schending bewaarplicht, feit 2). Als gevolg daarvan is er te weinig omzetbelasting geheven (feit 1).
Voor het afromen van de omzet is vereist dat de dader toegang had tot de omzet uit de kassa, volledige toegang had tot het kassasysteem en ook beschikking had over en zicht had op de inkopen die de supermarkt deed. Uit het dossier volgt dat enkel de verdachte en de medeverdachte de volledige toegang hadden tot en kennis hadden van het kassasysteem, de administratie en de belastingaangiften. De verdachte was daarnaast met de medeverdachte feitelijk verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken in hun winkel. Hoewel niet met zekerheid kan worden vastgesteld wie van de twee vennoten de omzet heeft afgeroomd, moet de verdachte hebben geweten dat de omzet werd afgeroomd gelet op de praktische financiële gevolgen hiervan voor de onderneming. Ook is niet gebleken dat de verdachte dit afromen heeft proberen te voorkomen en aldus wordt aangenomen dat de verdachte accepteerde dat dit afromen plaatsvond. De enige reden om dit te accepteren is dat de onderneming, en daarmee de verdachte en de medeverdachte, hier voordeel uit trok doordat er minder belasting betaald hoefde te worden.
3.2.
Bewezenverklaring
Op grond van het voorgaande en de wettige bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
[vennootschap] op verschillende tijdstippen in de periode
van 27 november 2018 tot en met 6 maart 2020, te [plaats 2] en/of Amsterdam
, telkens als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden en/of (andere)
gegevensdragers en/of de inhoud daarvan, opzettelijk deze in vervalste vorm voor dit doel ter beschikking heeft gesteld, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft [vennootschap] opzettelijk auditfiles en (digitale) kopieën van kassabestanden ter beschikking gesteld voor raadpleging aan de Belastingdienst, terwijl (de data in) deze auditfiles en kassabestanden (gedeeltelijk) was
verwijderd en/of aangepast, tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte tezamen en in vereniging met een ander, telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
[vennootschap] op verschillende tijdstippen in de periode
van 21 februari 2017 tot en met 2 juli 2019, te [plaats 2] , meermalen, telkens als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het bewaren van boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers, telkens opzettelijk deze niet (volledig) heeft bewaard, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft [vennootschap] opzettelijk omzetgegevens en/of (contante) betalingen en/of verkopen aan klanten en/of (digitale) gegevens van kassabonnen uit het CermePos (kassa)systeem verwijderd en/of aangepast en/of andere gegevens niet bewaard, tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte, tezamen en in vereniging met een ander telkens feitelijk leiding heeft gegeven;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

4.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. medeplegen van, ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en deze opzettelijk in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar stellen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;

2. medeplegen van, ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers, en deze opzettelijk niet bewaren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

5.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering straf

6.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan belastingfraude door namens hun V.O.F. vervalste gegevens aan te leveren bij de Belastingdienst. Daardoor is te weinig belasting geheven. Daarnaast hebben zij niet op de juiste manier hun financiële administratie bijgehouden, waardoor een volledige controle later onmogelijk was. Belastingfraude gaat ten koste van de staatskas en treft de gemeenschap in haar geheel. Immers, de verdachte frustreert door zijn handelen de werking van het systeem van omzetbelasting dat gebaseerd is op het vertrouwen dat een ondernemer een juiste aangifte doet. Bovendien wordt het algemeen vertrouwen in het belastingsysteem, waarbinnen sprake zou moeten zijn van eerlijke lastenverdeling, door dergelijk handelen geschaad. De verdachte heeft kennelijk geen oog gehad voor dit maatschappelijk belang. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
6.3.
Aanvullende omstandigheden
6.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
6.3.2.
Redelijke termijn en vaststellingovereenkomsten
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 19 augustus 2021, omdat de vennoten op die dag verhoord zijn. Tot aan dit vonnis is een periode van drie en een half jaar verstreken.
Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden.
Daarnaast hebben beide vennoten en [vennootschap] met de Belastingdienst vaststellingsovereenkomsten gesloten aangaande te betalen naheffingsaanslagen omzetbelasting en de daarbij opgelegde boetes.
6.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten en met het hiervoor genoemde rekening houdende, acht de rechtbank een taakstraf passend en geboden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van deze taakstraf gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. In het bijzonder is gelet op de inhoud van de procesafspraken die tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie zijn gemaakt. Weliswaar houdt de rechtbank, anders dan de officier van justitie, wel rekening met de overschrijding van de redelijke termijn, maar alles afwegend acht de rechtbank de in de procesafspraken geformuleerde eis, te weten een taakstraf voor de duur van 120 uren, een passende straf.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 urenwaarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Tijink, voorzitter,
en mrs. L. Daum en T. Urbanus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Westhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 20 maart 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
[vennootschap] op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
van 27 november 2018 tot en met 6 maart 2020, te [plaats 2] en/of Amsterdam
en/of (elders) in Nederland,
(telkens) als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voor
raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden en/of (andere)
gegevensdragers en/of de inhoud daarvan,
opzettelijk deze in valse en/of vervalste vorm voor dit doel ter beschikking heeft
gesteld, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
immers heeft [vennootschap] opzettelijk auditfiles en/of (digitale) kopieën van
kassabestanden ter beschikking gesteld voor raadpleging aan de Belastingdienst,
terwijl (de data in) deze auditfiles en/of kassabestanden (gedeeltelijk) was
verwijderd en/of gewist en/of aangepast, althans onvolledige en/of aangepaste
(omzet)gegevens bevatten,
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens)
feitelijke leiding heeft gegeven;
2
[vennootschap] op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
van 21 februari 2017 tot en met 2 juli 2019, te [plaats 2] en/of (elders) in
Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het bewaren van
boeken en/ of bescheiden en/ of andere gegevensdragers,
(telkens) opzettelijk deze niet (volledig) heeft bewaard en/of doen bewaren,
terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
immers heeft [vennootschap] opzettelijk omzetgegevens en/of (contante) betalingen
en/of verkopen aan klanten en/of (digitale) gegevens van kassabonnen uit het
CermePos(kassa)systeem verwijderd en/of gewist en/of aangepast en/of (andere)
(digitale) gegevens verwijderd en/of vernietigd en/of aangepast en/of (andere)
administratie bescheiden en/of andere gegevens niet bewaard,
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte, tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven
dan wel aan welke bovenomschreven gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk
leiding heeft gegeven;