ECLI:NL:RBROT:2025:4924

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
ROT 23/8482
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een boete opgelegd aan een verzamelcentrum voor het vervoeren van ongeschikte runderen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres tegen een boete van € 3.000,- die haar is opgelegd door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. De boete is opgelegd wegens een overtreding van de Wet dieren, waarbij eiseres runderen heeft aangeboden voor transport die niet geschikt waren voor vervoer. De rechtbank heeft op 26 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de toezichthoudende dierenartsen van de NVWA terecht hebben vastgesteld dat de runderen kreupel waren en niet in staat om zich pijnloos te verplaatsen. Eiseres heeft aangevoerd dat de runderen wel geschikt waren voor transport, maar de rechtbank oordeelt dat de bevindingen van de toezichthouders voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst erop dat de overtreding eiseres kan worden verweten, omdat het verzamelen en vervoeren van dieren tot haar normale bedrijfsvoering behoort. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de boete.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/8482

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. M.I.J. Toonders),
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, voorheen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Peters van Neijenhof).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een boete van € 3.000,- die verweerder haar met het besluit van 23 juni 2023 heeft opgelegd voor een overtreding van de Wet dieren.
1.1.
Met het bestreden besluit van 9 november 2023 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, bijgestaan door [naam] , en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [naam] , toezichthoudend dierenarts bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op een rapport van bevindingen dat op 29 december 2022 is opgemaakt door twee toezichthouders van de NVWA. Daarin wordt verwezen naar de bevindingen van twee andere toezichthouders tijdens een exportcertificering bij eiseres op 28 oktober 2022. Die bevindingen zijn neergelegd in twee veterinaire verklaringen van 4 november 2022 die bij het rapport zijn gevoegd. In beide veterinaire verklaring staat over de keuring het volgende beschreven:

Op vrijdagmorgen 28 oktober 2022 waren wij aanwezig bij verzamelcentrum [eiseres] ten behoeve van keuring en exportcertificering van slachtrunderen naar België. Bij aanvang van de keuring ontvingen wij op kantoor van het bedrijf een lijst met identificatie- en registratienummers (I&R-nummers) van runderen, welke ons ter exportkeuring werden aangeboden. Dit overzichtsdocument wordt aangeboden als overzicht van runderen die ter exportkeuring aan de NVWA worden aangeboden (zie bijlage: overzicht diergegevens). Op deze lijst staan de runderen, welke het bedrijf voornemend iste exporteren. Ook ontvingen wij de paspoorten van de runderen, welke ons ter exportkeuring werden aangeboden. De paspoorten dienen de runderen tijdens het transport naar het buitenland te begeleiden, samen met andere vervoersdocumenten. Op de paspoorten staat het verzamelcentrum genoemd als exporterend UBN.[…]
Vervolgens liepen wij met het "overzicht diergegevens" en de "lijst hoogrisicodieren met afwijkingen" naar de stal. Wij zagen dat de veewagen reeds op de laadplek van het verzamelcentrum klaarstond en wij voerden conform reguliere afspraken een klepkeuring uit. Tijdens een klepkeuring keuren wij de runderen tijdens in inladen van de dieren op de veewagen. Hierbij bekijken we de runderen in de stal, in de drijfgang op weg naar de veewagen en/of op de klep van de veewagen. Aansluitend aan een klepkeuring vertrekt de veewagen, na inladen van de dieren en aansluitend de certificering door de NVWA-dierenarts, direct naar de eindbestemming.
Vervolgens wordt in de veterinaire verklaringen beschreven welke bevindingen de toezichthouders deden bij twee verschillende runderen. Over rund NL682197061 schrijven de toezichthouders onder meer:

Wij zagen dat rund [rund 1] kreupel liep op de rechterachterpoot. Het rund belastte haar rechterachterpoot in rust niet, en bij het lopen was duidelijk te zien dat ze haar rechter achterpoot slechts zo kort mogelijk belastte en daarbij elke stap op de linkerachterpoot 'viel' (zie bijlage: video rund [rund 1] ). De ondervoet van de rechterachterpoot was verdikt en voelde warm aan. Deze bevindingen wijzen op een ontsteking van de ondervoet van de rechterachterpoot. Tevens hoorden wij het dier knarsentanden. Wij concludeerden, vanuit onze professionele kennis als dierenartsen, door aanwezigheid van ontsteking en hetknarsentanden, dat het rund pijn had aan de rechterachterpoot. Wij weten als dierenartsen dat pijn een kenmerk is van ontsteking. Door aanwezigheid van ontsteking weten wij dat het rund pijn had aan de rechterachterpoot. Het rund probeerde de pijnlijke rechterachterpoot te ontlasten, waardoor het rund kreupel loopt aan de rechterachterpoot.[…]
Wij zagen dat de bespiering van de rechterachterpoot en rechterzijde van het bekken (heup- en bilspieren) sterk in omvang waren afgenomen, in vergelijking met het volume van de bespiering van de linkerachterpoot en de linkerzijde van het bekken. Dit herkenden wij als spieratrofie. Wij weten vanuit onze professionele kennis en ervaring als dierenartsen, dat deze mate van spieratrofie het gevolg is van langdurig, tenminste een week, verminderd belasten en zo min mogelijk gebruiken van de spieren van het betreffende lichaamsdeel. Gezien de mate van spieratrofie concluderen wij vanuit onze professionele kennis alsdierenarts, dat de afwijking vóór transport naar het verzamelcentrum reeds aanwezig was.
Uit de ernst van de kreupelheid, de aanwezigheid van ontsteking en de mate van spieratrofie bleek ons dat er in de rechterachterpoot van deze koe al langere tijd een pijnlijk proces gaande was waarvan de pijnlijkheid van het proces de koe ongeschikt maakte om getransporteerd te worden. Het transport van deze koe veroorzaakte extra en onnodig lijden omdat de koe, bij het lopen naar het transportmiddel, het oplopen van de laadklep en bij het pogen zich staande te houden op de in beweging zijnde vloer van het transportmiddel tijdens het transport, er niet aan kon ontkomen af en toe de pijnlijke poot te moeten belasten. Het genoodzaakt zijn zich te verplaatsen en het zich proberen staande te houden in het transportmiddel veroorzaakte dus extra lijden dat voorkomen had kunnen worden door het dier niet op transport te zetten naar het verzamelcentrum.
Wij hebben de koe rectaal getemperatuurd met een rectale thermometer en zagen dat de lichaamstemperatuur van de koe 40,7 graden Celsius betrof. De normaalwaarde van de rectale temperatuur bij een melkkoe bedraagt 38.0 tot 39.3 graden Celsius. Een lichaamstemperatuur van 40,7 graden Celsius wijst op koorts. Vanuit onze professionele kennis en ervaring als dierenartsen weten wij dat een dier met dergelijke lichaamstemperatuur ziek is. Zieke dieren mogen niet vervoerd worden. Wij hebben de koe uitgezonderd van exportcertificering en dus van verder transport. Koe [rund 1] was niet transportwaardig.
Over rund [rund 2] schrijven de toezichthouders in de andere veterinaire verklaring onder meer:

Wij zagen dat rund [rund 2] kreupel liep op de linkerachterpoot. Het rund belastte haar linkerachterpoot in rust niet, en bij het lopen was duidelijk te zien dat ze haar linkerachterpoot slechts zo kort mogelijk belastte en daarbij elke stap op de rechterachterpoot 'viel' (zie bijlage: video rund [rund 2] ). De ondervoet van de linkerachterpoot was verdikt, rood en voelde warm aan. Deze bevindingen wijzen op een ontsteking van de ondervoet van de linkerachterpoot. Wij weten als dierenartsen dat pijn een kenmerk is van ontsteking. Door aanwezigheid van ontsteking weten wij dat het rund pijn had aan de linkerachterpoot. Het rund probeerde de pijnlijke linkerachterpoot te ontlasten, waardoor het rund kreupel liep aan de linkerachterpoot. Wij concludeerden, vanuit onze professionele kennis als dierenartsen, door aanwezigheid van ontsteking enkreupelheid, dat het rund pijn had aan de linkerachterpoot.
Wij zagen dat rund [rund 2] vermagerd was. Tevens zagen wij dat de bespiering van de linkerachterpoot en linkerzijde van het bekken (heup- en bilspieren) in omvang waren afgenomen, in vergelijking met het volume van de bespiering van de rechterachterpoot en de rechterzijde van het bekken. Dit herkenden wij als spieratrofie. Wij weten vanuit onze professionele kennis en ervaring als dierenartsen, dat een dergelijke spieratrofie het gevolg is van langdurig, tenminste een week, verminderd belasten en zo min mogelijk gebruiken van de spieren van het betreffende lichaamsdeel. Tevens zagen wij ronde, kale, roodgekleurde plekken op de rechter heup en de rechter hak van het rund, die wij herkenden als ligplekken.
De aanwezigheid van ligplekken duidt dat dit dier veelvuldig en gedurende een langere periode in dezelfde houding heeft gelegen. Door de aanwezigheid van pijn in de linkerachterpoot, kon het rund deze poot langdurig niet goed belasten in zowel stilstand als gang. Om deze pijnlijke poot te ontzien heeft het rund veel in dezelfde houding op de grond gelegen, waardoor de ligplekken zijn ontstaan. Ligplekken van dusdanige mate ontstaan als een dier minimaal 3 tot 4 dagen in dezelfde houding heeft moeten liggen. De pijn door ontsteking in de linkerachterpoot, met als gevolg het vele liggen en het ontstaan van ligplekken, is dus al langere tijd bij dit dier aanwezig geweest.
Gezien de mate van spieratrofie en de aanwezigheid van ligplekken concluderen wij vanuit onze professionele kennis als dierenarts, dat de afwijking vóór transport naar het verzamelcentrum reeds aanwezig was.
Uit de ernst van de kreupelheid, de mate van spieratrofie en de aanwezigheid van ligplekken bleek ons dat er in de linkerachterpoot van koe [rund 2] al langere tijd een pijnlijk proces gaande was waarvan de pijnlijkheid van het proces de koe ongeschikt maakte om getransporteerd te worden. Het transport van deze koe veroorzaakte extra en onnodig lijden omdat de koe, bij het lopen naar het transportmiddel, het oplopen van de laadklep en bij het pogen zich staande te houden op de in beweging zijnde vloer van het transportmiddel tijdens het transport, er niet aan kon ontkomen af en toe de pijnlijke poot te moeten belasten. Het genoodzaakt zijn zich te verplaatsen en het zich proberen staande te houden in het transportmiddel veroorzaakte dus extra lijden dat voorkomen had kunnen worden door het dier niet op transport te zetten naar het verzamelcentrum. Tevens is het dier ter exportkeuring aangeboden aan ons als dierenartsen van de NVWA. Het verzamelcentrum was dus voornemens het dier verder te gaan vervoeren.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“De houder op de plaats van overladen (verzamelcentrum) had een rund vervoerd en een rund ontvangen en bood deze twee runderen vervolgens weer aan voor verder transport, terwijl de runderen niet geschikt waren voor het voorgenomen transport, omdat de runderen niet in staat waren zich op eigen kracht pijnloos te bewegen.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren, en met artikel 6, derde lid, en artikel 9, eerste lid, en Bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en paragraaf 2, onder a, van de Transportverordening [1] .
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 3.000,-. Dit is een verhoging van het standaardboetebedrag omdat sprake is van recidive.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert aan dat zij geen overtreding heeft begaan. De runderen waren wel geschikt voor transport, althans verweerder heeft onvoldoende bewezen dat dit niet zo was. Het enkel klinisch keuren van de runderen een dag na aankomst op het verzamelcentrum is onvoldoende om te stellen dat de dieren al vóór het vervoer naar het verzamelcentrum ongeschikt waren voor transport. Voorts zijn de runderen op de verzamelplaats geëuthanaseerd en is dus verder transport uitgebleven. Ten aanzien van rund [rund 1] wijst eiseres erop dat het dier bij aankomst op het verzamelcentrum op vier poten voortbewoog en dat zowel chauffeur [naam] als veehouder [naam] verklaren dat het rund geschikt was voor transport. De chauffeur van eiseres heeft bovendien een vervoersdiploma en enkele jaren ervaring en eiseres instrueert haar medewerkers duidelijk dat bij twijfel over transportwaardigheid een rund niet wordt vervoerd. Ten aanzien van rund [rund 2] wijst eiseres op de verklaring van dierenarts Van de Poel dat het dier geschikt was voor transport en op de verklaring van vervoerder [naam] dat het rund bij het laden en bij het lossen geschikt was voor transport. Verder zijn de door de toezichthouders gestelde ontstekingen en spieratrofie niet nader onderzocht; er heeft geen pathologisch onderzoek plaatsgevonden en bij een van de runderen is de temperatuur niet gemeten. Bovendien hebben de toezichthouders de runderen niet bij aanvoer gecontroleerd. Mogelijk is de gezondheid van de runderen in de nacht op het verzamelcentrum verslechterd, maar dat kan eiseres niet worden tegengeworpen. Voorts voert eiseres aan dat haar geen verwijt te maken valt. Zij laat geen runderen vervoeren waarvan de transportwaardigheid kan worden betwijfeld. Om die reden maakt zij ook altijd een voorselectie van de runderen die voor exportcertificering worden aangeboden. Aangezien het vervoeren van dieren in strijd met de regelgeving niet past binnen de normale bedrijfsvoering van eiseres, kan de overtreding haar niet worden toegerekend. Ten slotte voert eiseres aan dat verweerder de termijn van artikel 5:51 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft overschreden. Bijna een half jaar na de dagtekening van het rapport is de boete opgelegd. Deze aanzienlijke overschrijding dient te leiden tot matiging van de boete, aldus eiseres.
6.1.
In een geval als het onderhavige, waarin een boete is opgelegd, rust de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) [2] mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
6.2.
Verweerder verwijt eiseres dat zij rund [rund 1] op 27 oktober 2022 heeft vervoerd naar haar verzamelcentrum en op 28 oktober 2022 heeft aangeboden voor verder transport terwijl het dier daar niet geschikt voor was. Naar het oordeel van de rechtbank is in het rapport van bevindingen en de betreffende veterinaire verklaring voldoende duidelijk en gedetailleerd beschreven wat de toezichthouders op 28 oktober 2022 bij het rund hebben waargenomen. De rechtbank ziet geen reden om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Uit de veterinaire verklaring volgt dat het rund bij het lopen de rechter achterpoot zo kort mogelijk belastte en dat de ondervoet van deze poot verdikt was en warm aanvoelde, wat volgens de toezichthoudend dierenartsen wijst op een ontsteking. Ook is beschreven dat het dier knarsetandde, wat duidt op pijn, en dat sprake was van spieratrofie aan de zijde van de betreffende achterpoot. Bij het rapport zit ook een filmpje van het rund dat deze waarnemingen ondersteunt. Naar het oordeel van de rechtbank is in het rapport en de betreffende veterinaire verklaring ook voldoende gemotiveerd dat het rund al voorafgaande aan het transport naar eiseres op 27 oktober 2022 kreupel moet zijn geweest door er onder meer op te wijzen dat de waargenomen spieratrofie het gevolg is van ten minste een week verminderd belasten van de poot. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd, geen reden om te twijfelen aan de bevindingen van de toezichthouders. Dat de chauffeur en de veehouder het rund wel geschikt achtten voor transport, kan niet afdoen aan de gedetailleerde en gemotiveerde bevindingen van de twee toezichthoudend dierenartsen, die concluderen dat rund [rund 1] al voorafgaand aan het vervoer op 27 oktober 2022 kreupel was en zich niet op eigen kracht pijnloos kon voortbewegen. De door eiseres genoemde nadere onderzoeken waren niet nodig om tot die conclusie te kunnen komen.
6.3.
Ten aanzien van rund [rund 2] verwijt verweerder eiseres alleen dat zij het dier heeft aangeboden voor verder transport vanaf haar verzamelcentrum terwijl het dier daar niet geschikt voor was. Niet in geschil is dat eiseres dit rund niet heeft vervoerd of laten vervoeren naar haar verzamelcentrum. In zoverre was de toestand van het dier voorafgaand of tijdens dit transport dus niet relevant. Naar het oordeel van de rechtbank is in het rapport van bevindingen en de betreffende veterinaire verklaring ook ten aanzien van dit rund voldoende duidelijk en gedetailleerd beschreven wat de toezichthouders op 28 oktober 2022 hebben waargenomen. De rechtbank ziet geen reden om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Uit de veterinaire verklaring volgt dat het rund bij het lopen de linker achterpoot zo kort mogelijk belastte en dat de ondervoet van deze poot verdikt en rood was en warm aanvoelde, wat volgens de toezichthoudend dierenartsen wijst op een ontsteking. Ook is beschreven dat sprake was van spieratrofie aan de zijde van de linker achterpoot terwijl sprake was van ligplekken aan de andere zijde. Bij het rapport zit ook een filmpje van het rund dat deze waarnemingen ondersteunt. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd, geen reden om te twijfelen aan de bevindingen van de toezichthouders. Ook de overgelegde verklaring van een dierenarts is daarvoor onvoldoende. Deze verklaring is op 31 oktober 2022 opgesteld. Volgens eiseres heeft de dierenarts het rund op 29 oktober 2022 onderzocht, maar dit blijkt niet uit de verklaring zelf. Volgens eiseres is de dierenarts erbij gekomen toen duidelijk was geworden dat het rund moest worden geëuthanaseerd. De verklaring is summier en geeft een volstrekt ander beeld van de toestand van het rund dan dat de toezichthouders hebben geschetst. Deze summiere verklaring is een onvoldoende weerlegging van de gedetailleerde, gemotiveerde en door een filmpje ondersteunde bevindingen van de twee toezichthoudend dierenartsen, die concluderen dat rund [rund 2] op 28 oktober 2022 kreupel was en zich niet op eigen kracht pijnloos kon voortbewegen. De door eiseres genoemde nadere onderzoeken waren niet nodig om tot die conclusie te kunnen komen.
6.4.
Gelet op het voorgaande staat voor de rechtbank voldoende vast dat eiseres rund [rund 1] op 27 oktober 2022 heeft vervoerd naar haar verzamelcentrum terwijl het daarvoor niet geschikt was en dat eiseres daarmee een overtreding heeft begaan. Wel wijst eiseres er terecht op dat dit rund op 28 oktober 2022 uiteindelijk niet naar België is getransporteerd. Dit geldt ook voor rund [rund 2] . De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of in die situatie, waarbij de dieren feitelijk niet in een wagen zijn vervoerd, wel sprake kan zijn van de gestelde overtreding van artikel 9, eerste lid, en Bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en paragraaf 2, onder a, van de Transportverordening. Uit deze voorschriften, in samenhang gelezen, volgt dat exploitanten van verzamelcentra er onder meer voor moeten zorgen dat alleen dieren die geschikt zijn voor het voorgenomen transport worden vervoerd, waarbij geldt dat dieren die niet in staat zijn zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen, niet in staat worden geacht om te worden vervoerd. Deze voorschriften zien dus op het ‘vervoer’. In artikel 2, aanhef en onder w, van de Transportverordening is vervoer als volgt gedefinieerd: “
de verplaatsing van dieren met behulp van een of meer vervoermiddelen en de daarmee samenhangende activiteiten, zoals laden, lossen, overladen en rusten, tot aan het moment waarop alle dieren op de plaats van bestemming zijn uitgeladen”. Weliswaar zijn de twee runderen op 28 oktober 2022 niet verplaatst met een vervoermiddel, maar naar het oordeel van de rechtbank was er op het moment dat de toezichthouders de dieren keurden, al wel sprake van vervoer in de zin van de Transportverordening. Eiseres heeft deze runderen namelijk samen met andere te vervoeren dieren verzameld in de stal met het doel ze te laden in de (gereedstaande) wagen en naar België te transporteren. Zij heeft de dieren beschikbaar gehouden en aangeboden voor de exportkeuring door de toezichthouders. Die keuring vond vlak voor het laden in de wagen plaats en was noodzakelijk om de dieren naar België te kunnen transporteren. Bij de keuring hebben de toezichthouders vastgesteld dat deze twee runderen niet geschikt waren voor het transport dat daarop aansluitend zou plaatsvinden. De runderen stonden op het moment van die vaststelling nog niet in de wagen of op de laadklep maar naar het oordeel van de rechtbank moet in dit geval het verzamelen en beschikbaar houden ervan in verband met het laden en het aanbieden voor de exportcertificering worden aangemerkt als een met het verplaatsen per vervoermiddel samenhangende activiteit en dus als vervoer in de zin van de Transportverordening. Nu de runderen (ook) op dat moment niet geschikt waren voor transport, heeft verweerder terecht vastgesteld dat (ook) op 28 oktober 2022 sprake was van overtreding van voornoemde voorschriften.
6.5.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich ook terecht op het standpunt dat eiseres deze overtreding kan worden verweten. Het verzamelen en (laten) vervoeren van dieren behoort tot de normale bedrijfsvoering van eiseres en het kan eiseres worden verweten dat zij voorafgaande aan de (geplande) transporten niet heeft gecontroleerd, dan wel opgemerkt dat de betreffende runderen niet in staat waren om te worden vervoerd. Eiseres wijst erop dat zij de dieren bij aankomst op het verzamelcentrum als transportwaardig heeft beoordeeld en vervolgens heeft geselecteerd voor export naar België de volgende dag. Maar mogelijk is die controle dan niet deugdelijk geweest of is daarbij een verkeerde beoordeling gemaakt. En voor zover de toestand van de runderen pas in de nacht achteruit is gegaan – zoals eiseres stelt, maar de rechtbank gelet op de bevindingen van de toezichthoudend dierenartsen niet aannemelijk acht – kan eiseres de overtreding nog steeds worden verweten. Zij had immers in de ochtend opnieuw de transportwaardigheid van de voor de exportkeuring aangemelde dieren kunnen beoordelen. Niet in geschil is dat eiseres dat niet heeft gedaan. De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, geen aanleiding voor het oordeel dat de overtreding eiseres niet kan worden toegerekend.
6.6.
Eiseres stelt terecht dat verweerder de termijn in artikel 5:51, derde lid, van de Awb heeft overschreden. Op grond van dit voorschrift dient verweerder binnen dertien weken na het opstellen van het boeterapport te beslissen over het opleggen van de boete. In dit geval zit tussen het rapport van bevindingen en het boetebesluit een periode van 25 weken. Overschrijding van die termijn leidt echter niet tot het vervallen van de bevoegdheid om een boete op te leggen. De rechtbank ziet in dit geval ook geen aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat niet is gebleken dat eiseres door het tijdsverloop in haar verdedigingsmogelijkheden is geschaad. Verder heeft eiseres geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan verweerder de boete had moeten matigen dan wel had moeten afzien van de oplegging van een boete. Die feiten of omstandigheden zijn de rechtbank ook niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2025.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG
2.Onder meer herhaald in ECLI:NL:CBB:2022:168 en ECLI:NL:CBB:2024:744