ECLI:NL:RBROT:2025:4927

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
ROT 23/5114
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning aanvraag Jeugdwet en ongegrondverklaring beroep tegen besluit van het dagelijks bestuur van Rogplus

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 25 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam Rogplus ongegrond verklaard. Eiser, vertegenwoordigd door zijn ouders, had op 1 november 2022 een aanvraag ingediend voor verlenging van een maatwerkvoorziening voor psychologische zorg. Het primaire besluit van 12 januari 2023 kende een voorziening toe voor de periode van 3 januari 2022 tot en met 30 juni 2023. Eiser's bezwaar tegen dit besluit werd op 14 juni 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, Rogplus, bevoegd was om onderzoek te doen naar de situatie van eiser, ondanks de weigering van de wettelijk vertegenwoordigers om medische informatie te delen. De rechtbank concludeert dat de weigering van de wettelijk vertegenwoordigers om mee te werken aan het onderzoek niet aan de verweerder kan worden tegengeworpen. De rechtbank benadrukt dat de wettelijk vertegenwoordigers zich moeten richten op samenwerking met de verweerder in plaats van op het verleden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst ook de vordering tot schadevergoeding en proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5114

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(wettelijk vertegenwoordigers: zijn ouders [persoon 1] en [persoon 2]),
en
het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam Rogplus, verweerder (gemachtigde: mr. N. Doran).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de toekenning van eisers aanvraag van 1 november 2022. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hierover juist besloten. Voor schadevergoeding is daarom geen reden. Het beroep is derhalve ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2.1.
Eiser heeft op 1 november 2022 een aanvraag ingediend voor verlenging van de maatwerkvoorziening bij Praktijk voor Delft voor de duur van een jaar. Met het besluit van 12 januari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder een voorziening toegekend voor psychologische zorg via de aanbieder Praktijk voor Delft over de periode van 3 januari 2022 (volgens verweerder om te bevestigen dat een eerder toegekende voorziening wordt gehandhaafd) tot en met 30 juni 2023. Met het bestreden besluit van 14 juni 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.2.
Namens eiser hebben zijn wettelijk vertegenwoordigers beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Partijen hebben nadere stukken ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de wettelijk vertegenwoordigers van eiser en namens verweerder zijn gemachtigde en [persoon 3], jeugdconsulent.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
Naar aanleiding van de aanvraag van 1 november 2022 heeft verweerder getracht onderzoek te doen naar de situatie van eiser. Eisers wettelijk vertegenwoordigers hebben daaraan echter niet meegewerkt. Zij stelden zich (onder meer) op het standpunt dat verweerder eigenlijk niets met de zaak te maken heeft: er is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen slechts mandaat verleend aan verweerder. Verder hebben de wettelijk vertegenwoordigers zich herhaaldelijk en expliciet op het standpunt gesteld dat er door voormalige betrokken instanties geen medische informatie gedeeld mag worden met verweerder.
3.2.
Blijkens artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam Rogplus heeft het college van burgemeester en wethouders van (onder meer) de gemeente Vlaardingen vanaf 1 januari 2023 (onder meer) de toegang tot alle vormen van jeugdhulp en de inkoop van alle vormen van jeugdhulp (behoudens enkele thans niet van belang zijnde vormen) gedelegeerd aan Rogplus. De rechtbank vermag tegen deze achtergrond niet in te zien waarom verweerder niet bevoegd zou zijn om onderzoek te doen of te laten doen naar onder meer de medische situatie van eiser. De omstandigheid dat, blijkens de toelichting op de gemeenschappelijke regeling, in het kader van
het algemeen bestuurvan de gemeenschappelijke regeling sprake is van mandaat, doet aan de genoemde delegatiebepaling niet af.
3.3.
Het voorgaande betekent dat verweerder terecht medewerking aan nader onderzoek naar eiser heeft verlangd. Dat de wettelijk vertegenwoordigers dit hebben tegengehouden en zich hebben verzet tegen het delen van medische gegevens met verweerder, althans het door hem ingeschakelde [naam], moet voor rekening van eiser blijven. Door niettemin, ook in het kader van de overgang van de bevoegdheden naar verweerder, in deze zaak de lopende voorziening van eiser “ambtshalve” te verlengen tot 30 juni 2023, is eiser niet te kort gedaan.
3.4
Ter zitting hebben de wettelijk vertegenwoordigers betoogd dat er naar aanleiding van de aanvraag van 1 november 2022, zoals nader toegelicht in hun brief van 12 december 2022 (“Betreft: Naar aanleiding van uw niet versleutelde e-mail van 17 november 2022”), meerdere voorzieningen hadden moeten worden toegekend: niet alleen de Praktijk voor Delft, maar ook SARR autisme centrum, een verwijzing naar een klinisch geneticus en ambulante hulpverlening thuis en mogelijk ook op school.
3.5.
De rechtbank vermag dit alles niet te lezen in de aanvraag van 1 november 2022. Daarin is als onderwerp vermeld: “Betreft: Aanvraag verlenging maatwerkbeschikking Praktijk voor Delft voor het gehele jaar 2023”. Daarna volgt een uitvoerige schets van de situatie. In de voorlaatste alinea wordt besloten: “Wij ontvangen graag binnen veertien dagen het aangepaste jeugdhulpverleningsplan van uw zijde per e-mail en ontvangen graag uiterlijk 2 januari 2023 de maatwerkbeschikking voor verlenging van de psychologische zorg bij Praktijk voor Delft.”
3.6.
Voor zover de wettelijk vertegenwoordigers bedoelen dat verweerder naar aanleiding van de aanvraag onderzoek had moeten (laten) verrichten en een ondersteuningsplan had moeten laten opstellen, op grond waarvan meer voorzieningen hadden kunnen worden verstrekt of de verstrekte voorziening over een langere periode had kunnen worden toegekend, hebben zij daar op zichzelf gelijk in, maar miskennen zij dat zij zelf hebben geweigerd daaraan mee te werken, reeds door het delen van medische informatie met verweerder, althans [naam], te weigeren. Dit kan niet aan verweerder worden tegengeworpen.
3.7.
Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden en het daartegen gerichte beroep ongegrond moet worden verklaard. Door de wettelijk vertegenwoordigers naar voren gebrachte klachten over het optreden van verweerder en eerder betrokken partijen maken dit niet anders: daarvoor zijn, zoals ook ter zitting opgemerkt, klachtenprocedures. De rechtbank zou, net als eerder de voorzieningenrechter, in dit verband de wettelijke vertegenwoordigers echter in overweging willen geven om zich in het belang van alle betrokkenen te richten op de toekomst en op een materiële oplossing, in plaats van op het verleden en op formaliteiten van soms lang geleden, en om daarbij te kiezen voor samenwerking met verweerder. Die heeft daar een- en andermaal om gevraagd en daartoe ook daadwerkelijk stappen gezet, bijvoorbeeld in de mail van zijn gemachtigde/bezwaarbehandelaar van 27 maart 2023 en in de mailwisseling van de bezwaarbehandelaar met de wettelijk vertegenwoordigers van 13 en 14 juli 2023. Ook ter zitting is dit herhaald. Daarop is echter steeds afhoudend gereageerd door de wettelijk vertegenwoordigers en ook ter zitting hebben zij te kennen gegeven niet naar een finale oplossing te willen zoeken en, integendeel, deze en nog komende procedures te willen voeren.
3.8.
Het is de rechtbank niet geheel duidelijk in welke van de drie zaken waarin heden uitspraak wordt gedaan de wettelijk vertegenwoordigers bedoeld hebben schadevergoeding te vorderen wegens het “gat” in toegekende voorzieningen, maar voor zover zij hun gevorderde schadevergoeding hebben bedoeld te baseren op de onrechtmatigheid van de besluitvorming in de onderhavige zaak – anders dan verweerder heeft betoogd hebben zij daarmee op zichzelf een voldoende procesbelang – bestaat, gelet op wat hiervoor over die besluitvorming is geoordeeld, voor toekenning van schadevergoeding geen grond.
3.9.
Voor toekenning van een proceskostenveroordeling bestaat evenmin grond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van J.G. Mierop, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 25 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.