ECLI:NL:RBROT:2025:4928
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Wmo-arrangement zorg in natura en de vraag naar procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, zonder bekende woon- of verblijfplaats, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De zaak betreft de beëindiging van een arrangement op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo), dat aan eiser was toegekend voor ondersteuning in natura. Het college had op 15 december 2022 een arrangement toegekend, maar beëindigde dit met een primair besluit op 24 juli 2023, omdat eiser niet wilde meewerken aan schulddienstverlening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen procesbelang is, omdat de ondersteuning in natura over een al verstreken periode ging. De rechtbank heeft vastgesteld dat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit niet meer van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Eiser heeft geen onderbouwing gegeven voor de gestelde schade die hij zou hebben geleden door de beëindiging van de opvang. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.