ECLI:NL:RBROT:2025:4933

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
ROT 24/3636
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Wmo-arrangement en zorgvuldige besluitvorming in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Wmo-arrangement beoordeeld. Eiseres, die in een beschermde woonvorm van zorgaanbieder Stichting Perspektief verbleef, had zich niet gehouden aan de gemaakte afspraken. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam beëindigde het arrangement met twee besluiten, waarvan het laatste op 13 april 2023. Eiseres betwist de zorgvuldigheid van de besluitvorming en stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar kwetsbaarheid. De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van het arrangement op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Er waren meerdere incidenten waarbij eiseres zich agressief gedroeg en niet voldeed aan de voorwaarden van de zorg. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft besloten het arrangement te beëindigen, gezien de herhaalde waarschuwingen en de onhoudbare situatie die was ontstaan. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3636

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. A.L. Kuit),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, het college
(gemachtigden: mrs. A.M.H. Dellaert en [naam]).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van het arrangement dat op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) aan haar was toegekend.
1.1.
Met het primaire besluit van 7 april 2023 heeft het college het Wmo-arrangement van eiseres met ingang van 17 april 2023 beëindigd.
1.2.
Met het primaire besluit van 13 april 2023 heeft het college het Wmo-arrangement van eiseres met ingang van 13 april 2023 beëindigd.
1.3.
Met het bestreden besluit van 27 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is het primaire besluit van 7 april 2023 ingetrokken en is het college bij het primaire besluit van
13 april 2023 gebleven.
1.4.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 24 november 2019 is eiseres in de beschermde woonvorm van zorgaanbieder Stichting Perspektief komen wonen.
2.1.
Met het besluit van 11 juli 2022 is het GGZ MO intramuraal arrangement van eiseres verlengd. De ondersteuning is toegekend voor de periode van 23 mei 2022 tot en met 16 mei 2027 en bestond (opnieuw) uit ondersteuning in natura van Perspektief.
2.2.
Met het primaire besluit van 13 april 2023 heeft het college het Wmo-arrangement van eiseres per 13 april 2023, na vele incidenten en meerdere waarschuwingsbrieven, op verzoek van Perspektief beëindigd.
2.3.
Met het bestreden besluit is het college met aanvulling van de wettelijke grondslag en motivering bij het primaire besluit van 13 april 2023 gebleven. Daarbij heeft het college toegelicht dat het primaire besluit van 13 april 2023 in de plaats is gekomen van het primaire besluit van 7 april 2023. Het college heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de ondersteuning door eigen toedoen van eiseres zodanig problematisch verliep dat van de zorgaanbieder in redelijkheid niet meer kon worden gevraagd om de ondersteuning voort te zetten.

Het beroep van eiseres

3. Eiseres betoogt - samengevat - in beroep dat het besluit tot de beëindiging van haar zorg niet terecht en op de juiste wijze tot stand is gekomen. Daarnaast is er geen sprake geweest van een zorgvuldige belangenafweging, waarbij onvoldoende rekening gehouden met de kwetsbaarheid van eiseres. Eiseres is bij brief van 6 april 2023 gesommeerd om de woning uiterlijk op 13 april 2023 te verlaten, maar op dat moment was er nog geen besluit genomen waarop de beëindiging van de zorg per 13 april 2023 kon worden gebaseerd. Het besluit van 7 april 2023 heeft haar pas in bezwaar bereikt. Verder zitten er in het dossier meerdere waarschuwingen, maar eiseres heeft alleen de brieven van 14 oktober 2021 en 15 november 2021 voor ontvangst ondertekend. De andere waarschuwingen kan zij zich niet herinneren. Ook dit maakt de besluitvorming onzorgvuldig. Tot slot betwist eiseres dat Perspektief haar voldoende alternatieve oplossingen heeft aangedragen. De plaatsing via de reclassering in een forensische setting, was geen passend alternatief. De beëindiging van de zorg was dan ook prematuur en onrechtmatig.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het college het Wmo-arrangement van eiseres per
13 april 2023 heeft kunnen beëindigen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
6. Op grond van artikel 2.3.5, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wmo beslist het college op een aanvraag van een ingezetene van Nederland om een maatwerkvoorziening ten behoeve van opvang en beschermd wonen. Op grond van artikel 2.3.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wmo kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 herzien dan wel intrekken, als het college vaststelt dat de cliënt niet voldoet aan de voorwaarden die aan de maatwerkvoorziening zijn verbonden.
6.1.
Op grond van artikel 2.5, eerste lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp Rotterdam 2018 (de Verordening) wordt een aanvraag voor een maatwerkvoorziening of individuele voorziening ingediend door middel van ondertekening van het in artikel 2.4, tweede lid genoemde ondersteuningsverslag waarin naast het gespreksverslag een ondersteuningsplan is opgenomen. Op grond van artikel 3.2.3, eerste lid, aanhef en onder e, van de Verordening hanteert het college, in aanvulling op artikel 3.2.2, voor een maatwerkvoorziening het criterium dat de cliënt binnen zijn vermogen in voldoende mate meewerkt aan het opstellen en nakomen van het ondersteuningsplan en de afspraken met de aanbieder van de maatwerkvoorziening.
De zorgvuldigheid van de besluitvorming
7. De rechtbank is van oordeel dat de besluitvorming om het Wmo-arrangement van eiseres te beëindigen op voldoende zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het college heeft aan de besluitvorming informatie van de zorgaanbieder ten grondslag gelegd. Daaruit blijkt dat er over de periode van 1 november 2022 tot en met 2 april 2023 acht incidenten hebben plaatsgevonden, waarbij eiseres zich (in de meeste gevallen) onder invloed van alcohol en/of drugs agressief en grensoverschrijdend gedroeg en/of overlast veroorzaakte, ook richting haar medebewoners. Eiseres ontving bezoek van personen die een pandverbod hadden, terwijl zij alleen haar ouders mocht ontvangen. Uit de meldingen blijkt ook dat de politie meerdere keren moest komen om een escalatie van de situatie te voorkomen. Eiseres is veelvuldig schriftelijk gewaarschuwd, waarbij zij er op is gewezen dat de zorg wordt beëindigd als zij zich niet aan de afspraken houdt. Ook zijn er gesprekken met haar gevoerd. Dat eiseres de in deze periode gegeven waarschuwingen niet voor ontvangst heeft ondertekend en zij zich de waarschuwingen (ook) niet kan herinneren, maakt niet dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest. Het is de rechtbank niet gebleken van regelgeving dat er vanuit de zorgaanbieder eerst (schriftelijke en/of voor ontvangst getekende) waarschuwingen moeten worden gegeven, voordat het college tot beëindiging van een Wmo-arrangement kan overgaan. Voor de beoordeling of het college de zorg mocht beëindigen is, gelet op artikel 2.3.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wmo, (alleen) relevant of eiseres zich aan haar verplichtingen heeft gehouden. Het college heeft op grond van de vele incidenten terecht geconcludeerd dat eiseres dat niet heeft gedaan. Bovendien geldt dat het, na zoveel incidenten, voor eiseres voldoende duidelijk moet zijn geweest dat de zorg op een bepaald moment zou stoppen. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar betoog dat de zorg abrupt werd beëindigd en de besluitvorming daarmee prematuur en onzorgvuldig was.
7.1.
Het betoog van eiseres dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest, omdat de feitelijke zorg al was beëindigd terwijl er op dat moment nog geen besluit van het college voorhanden was, slaagt ook niet. De rechtbank is met het college van oordeel dat de gang van zaken rondom de besluitvorming niet de schoonheidsprijs verdient, maar dit maakt de besluitvorming niet onzorgvuldig. Uit het dossier blijkt dat er op 5 april 2023 contact is geweest tussen Perspektief en de Wmo-adviseur van de gemeente die akkoord was met de beëindiging van de zorg. Op 6 april 2023 is er door Perspektief een brief naar eiseres verstuurd waarin staat dat de beëindiging van de zorg door de Wmo-afdeling van de gemeente is goedgekeurd en zij haar woning uiterlijk zeven dagen later, op 13 april 2023, moet verlaten. Daarna heeft het college twee primaire besluiten genomen, waarbij de beëindiging van de zorg op verschillende momenten is aangezegd. Voor zover de besluitvorming om die reden onzorgvuldig zou zijn, geldt dat dit gebrek in het bestreden besluit is gerepareerd nu het primaire besluit van 7 april 2023 is ingetrokken en duidelijk is geworden dat de beëindiging is gebaseerd op het primaire besluit van 13 april 2023. Dat het primaire besluit van 13 april 2023 op dezelfde dag is genomen als de dag waarop de zorg is beëindigd, maakt ook niet dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest. Het was voor eiseres al duidelijk uit de brief van Perspektief van 6 april 2023 en het besluit van 7 april 2023 dat de zorg zou worden beëindigd. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting betoogd dat eiseres hierdoor de mogelijkheid is ontnomen om een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen. De rechtbank volgt dit standpunt niet, nu het eiseres ook vrij stond om na het besluit van 7 april 2023 en ook na het besluit van 13 april 2023 een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen. Dit heeft eiseres niet gedaan.
De bevoegdheid en de belangenafweging
8. Nu eiseres zich niet heeft gehouden aan de met Perspektief gemaakte afspraken, was het college op grond van artikel 2.3.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wmo bevoegd om het Wmo-arrangement van eiseres te beëindigen. De vraag die vervolgens opkomt is of het college in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
8.1.
Uit de gang van zaken zoals beschreven onder 7. blijkt dat eiseres meerdere keren is gewaarschuwd. Zij heeft, ook na verschillende incidenten, kansen gekregen om bij Perspektief te blijven en de aangeboden zorg te accepteren, maar deze kansen heeft zij niet benut. De rechtbank stelt op basis van het formulier ‘Verzoek instemming zorgbeëindiging’ van 14 april 2023 en het bericht van de kwaliteitsmedewerker van Stedelijke zorg (zie het bestreden besluit) verder vast dat Perspektief heeft geprobeerd om andere locaties voor eiseres te vinden. Uit het ondersteuningsverslag van 30 juni 2022 volgt echter ook dat bij aanvang van het ondersteuningstraject al duidelijk was dat dit een lastige opgave zou worden vanwege de problematiek van eiseres. Eiseres kon op een bepaald moment toch (via de reclassering) geplaatst worden in een forensische setting, maar zij heeft dit zelf geweigerd. Eiseres heeft in beroep niet onderbouwd waarom dit geen geschikte locatie zou zijn. Verder heeft het college in de belangenafweging kunnen betrekken dat eiseres na de beëindiging van de zorg nachtopvang is aangeboden, zodat zij niet op straat terecht hoefde te komen. Dat eiseres hier niet naar toe wilde, is niet onbegrijpelijk, maar maakt niet dat het college tot een andere belangenafweging had moeten komen. Op de zitting heeft eiseres nog verteld dat de gevolgen van de beëindiging van de zorg groot voor haar zijn (geweest). Tegelijkertijd concludeert de rechtbank dat er door haar eigen houding en gedrag een onhoudbare situatie was ontstaan. Dat het nu goed gaat met eiseres en zij daar ook hard voor heeft gewerkt valt haar te prijzen, maar maakt niet dat het college destijds niet tot de beëindiging van de zorg heeft kunnen overgaan. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat er een zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden, waarbij het college de belangen van de andere bewoners en Perspektief zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het persoonlijke belang van eiseres bij behoud van de ondersteuning.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.G.J. Roset, rechter, in aanwezigheid van
E.J. van den Doel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.