ECLI:NL:RBROT:2025:4934

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
ROT 24/3105
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wisseling aanvrager kinderbijslag onder de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en co-ouderschap

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2025, wordt de wijziging van de aanvrager van de kinderbijslag onder de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) beoordeeld. Eiseres, die in een co-ouderschapssituatie verkeert met haar ex-partner, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) dat haar ex-partner vanaf het derde kwartaal van 2023 de aanvrager van de kinderbijslag voor hun dochter is geworden. De Svb had eerder vastgesteld dat er sprake was van co-ouderschap en dat beide ouders recht hadden op de helft van de kinderbijslag. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij de aanvrager van de kinderbijslag moet blijven, omdat haar dochter bij haar woont. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiseres met het invullen van het formulier 'Wijziging van aanvrager' heeft ingestemd met de wijziging. De rechtbank oordeelt dat de Svb terecht heeft gehandeld en dat de gevolgen van de wijziging voor rekening van eiseres komen. De rechtbank benadrukt dat de regels omtrent co-ouderschap en kinderbijslag duidelijk zijn en dat de Svb niet zomaar een eerder besluit kan terugdraaien zonder toestemming van de huidige aanvrager. Eiseres krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3105

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam 1], eiseres

en

de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de Svb

(gemachtigde: mr. P. Stahl).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam] uit [plaatsnaam 2], de ex-partner.

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of de Svb terecht de aanvrager van de kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) vanaf het derde kwartaal 2023 heeft gewijzigd.
1.1.
Met het primaire besluit van 28 september 2023 heeft de Svb bepaald dat eiseres vanaf het derde kwartaal van 2023 geen aanvrager meer is voor de kinderbijslag voor haar dochter en dat haar ex-partner aanvrager is geworden.
1.2.
Met het bestreden besluit van 9 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is de Svb bij dat besluit gebleven.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de Svb en de ex-partner.

Totstandkoming van het besluit

2. Met het besluit van 24 oktober 2022, gericht aan de ex-partner, heeft de Svb vastgesteld dat sprake is van co-ouderschap tussen eiseres en haar ex-partner en bepaald dat beiden met ingang van het vierde kwartaal 2022 de helft van de kinderbijslag voor hun dochter krijgen en eiseres de aanvrager van de kinderbijslag is.
2.1.
Op 11 juni 2023 heeft de ex-partner kinderbijslag voor hun dochter aangevraagd. Als reden heeft hij opgegeven dat zijn dochter thuis woont, maar eiseres sinds 12 mei 2022 niet meer.
2.2.
Met de brief van 20 juni 2023 heeft de Svb eiseres geïnformeerd over het verzoek van haar ex-partner om de aanvrager van de kinderbijslag te laten veranderen en aangegeven meer informatie van eiseres nodig te hebben. Daarbij is eiseres gevraagd om de bijgesloten toelichting ‘Co-ouderschap en kinderbijslag’ eerst te lezen en dan de vragen op het formulier ‘Wijziging van aanvrager’ in te vullen en terug te sturen. Op dit formulier is vooraf door de Svb ingevuld dat eiseres de aanvrager van de kinderbijslag is.
2.3.
Op 9 augustus 2023 heeft eiseres het formulier ‘Wijziging van aanvrager’ ingevuld en ondertekend. Bij de vraag of de aanvrager moet worden veranderd en of beiden ermee akkoord gaan dat de andere ouder aanvrager wordt, heeft eiseres ‘ja’ aangekruist.
2.4.
Met het primaire besluit heeft de Svb bepaald dat eiseres vanaf het derde kwartaal van 2023 geen aanvrager van de kinderbijslag meer is. Eiseres en haar ex-partner blijven ieder de helft van de kinderbijslag ontvangen. Daarbij heeft de Svb toegelicht dat alleen de aanvrager kindgebonden budget van de Belastingdienst kan krijgen. Over de gevolgen voor het kindgebonden budget krijgt eiseres bericht van de Belastingdienst.
2.5.
Op 9 november 2023 heeft eiseres bezwaar gemaakt, waarbij zij heeft aangegeven dat het niet haar bedoeling was om van aanvrager te wisselen.
2.6.
Met het bestreden besluit is de Svb bij het primaire besluit gebleven. De Svb heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiseres akkoord is gegaan met de wijziging van de aanvrager. Dat zij het formulier verkeerd heeft ingevuld, is een risico dat voor haar rekening moet komen. Een wijziging van aanvrager kan alleen nog plaatsvinden met goedkeuring van haar ex-partner.

Gronden van het beroep

3. Eiseres betoogt - samengevat - in beroep dat zij aanvrager van de kinderbijslag moet blijven omdat haar dochter al die tijd bij haar heeft verbleven. In 2022 is zij vanwege fysieke en mentale mishandeling naar een opvangtehuis gegaan. Haar dochter stond toen nog wel ingeschreven op het oude adres bij haar vader, maar dat kwam niet overeen met de werkelijke situatie. Haar dochter is nu wel, sinds 7 maart 2024, op haar adres in Schiedam ingeschreven. Sinds zij de kinderbijslag en het kindgebonden budget is kwijtgeraakt, is het financieel erg moeilijk voor haar geweest. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een brief van de gemeente Schiedam overgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de Svb de aanvrager van de kinderbijslag terecht met ingang van het derde kwartaal van 2023 heeft gewijzigd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
6. In de beleidsregel 'Kinderbijslagbetaling bij gescheiden huishoudens; echtscheiding en co-ouderschap van de Svb’ (SB1096) zijn regels over de betaling van de kinderbijslag bij co-ouderschap opgenomen. De co-ouder wiens recht op kinderbijslag gesplitst wordt uitbetaald, wordt de aanvrager genoemd. De andere co-ouder kan aan de Svb vragen om van aanvrager te wisselen. Hiervoor is toestemming van de huidige aanvrager nodig.
6.1.
In artikel 2, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget is bepaald dat de ouder aan wie op grond van artikel 18 van de AKW kinderbijslag wordt betaald, aanspraak heeft op kindgebonden budget. In het tiende lid is bepaald dat als aan twee ouders kinderbijslag wordt uitbetaald op basis van het recht op kinderbijslag van één van die ouders, alleen de ouder wiens recht op kinderbijslag wordt uitbetaald, aanspraak heeft op een kindgebonden budget.
6.2.
Uit de onder 6.1. genoemde artikelen volgt dat het recht op kindgebonden budget is gekoppeld aan het recht op uitbetaling van de kinderbijslag. De aanvrager van de kinderbijslag wordt gezien als rechthebbende van het kindgebonden budget.
Beoordeling
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres de helft van de kinderbijslag is blijven ontvangen, maar dat zij vanwege de wisseling van de aanvrager vanaf het derde kwartaal 2023 geen recht meer heeft op het kindgebonden budget.
7.1.
De rechtbank merkt allereerst op dat de wisseling van de aanvrager komt doordat eiseres met het invullen van het formulier ‘Wijziging van aanvrager’ ermee heeft ingestemd dat haar ex-partner aanvrager zou worden. De rechtbank is met de Svb van oordeel dat het verkeerd invullen van het formulier, dat voor eiseres het onbedoelde gevolg heeft gehad dat zij in de te beoordelen periode geen recht meer had op het kindgebonden budget, voor haar rekening en risico moet komen. Daarvoor is van belang dat eiseres van te voren goed is geïnformeerd over de gevolgen van de wisseling van de aanvrager en de gevolgen haar dus duidelijk waren of hadden kunnen zijn. De Svb heeft eiseres met de brief van 20 juni 2023 de toelichting ‘Co-ouderschap en kinderbijslag’ toegestuurd en haar gevraagd om deze toelichting eerst te lezen en pas daarna het formulier in te vullen. In de toelichting is uitgelegd dat er maar één ouder de aanvrager van de kinderbijslag kan zijn en dat alleen de aanvrager van de kinderbijslag kindgebonden budget krijgt. Verder is van belang dat de Svb van de juistheid van een verleende toestemming moet kunnen uitgaan en een eerder genomen besluit niet zomaar kan terugdraaien gelet op de (rechts)gevolgen van een besluit (in dit geval voor de ex-partner).
7.2.
Voor zover eiseres met haar beroep bedoelt dat er in de te beoordelen periode geen sprake was van co-ouderschap en (alleen) zij daarom recht had op kinderbijslag (en kindgebonden budget), slaagt deze grond niet. Met het besluit van 24 oktober 2022 is immers bepaald dat er sprake is van co-ouderschap tussen eiseres en haar ex-partner. Dat besluit is in rechte vast komen te staan. De Svb heeft daarom bij de beoordeling terecht de regels over het co-ouderschap (zie ook onder het toetsingskader) toegepast.
7.3.
Gelet op het voorgaande heeft de Svb de aanvrager van de kinderbijslag met ingang van het derde kwartaal 2023 terecht gewijzigd.
7.4.
Op de zitting heeft de Svb nog toegelicht dat eiseres vanaf het tweede kwartaal van 2024 weer aanvrager is geworden. De rechtbank merkt ter informatie voor eiseres nog op dat deze uitspraak gaat over de periode vanaf het derde kwartaal van 2023 tot en met
9 februari 2024. Deze uitspraak maakt de besluiten van de Svb die na 9 februari 2024 zijn genomen dus niet anders.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.G.J. Roset, rechter, in aanwezigheid van
E.J. van den Doel, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.