ECLI:NL:RBROT:2025:4938

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
10/302850-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring diefstal met geweld in vereniging en overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van diefstal met geweld in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 februari 2023 samen met anderen een beroving heeft gepleegd waarbij het slachtoffer met geweld en bedreiging werd gedwongen om zijn bezittingen af te geven. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar het bewijs, waaronder DNA-materiaal op de gestolen telefoon, leidde tot een bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal met geweld, waarbij hij en zijn medeverdachten het slachtoffer bedreigden met een vuurwapen en hem fysiek geweld aandeden. De rechtbank heeft de verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf opgelegd van 90 uren, met bijzondere voorwaarden, en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen. Tevens is er rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een vermindering van de op te leggen straf. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die hoofdelijk aansprakelijk is gesteld samen met de medeverdachten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/302850-23
Datum uitspraak: 15 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
raadsman mr. J.H.S. Vogel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 1 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. L.H. de Jong, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 76 dagen, met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. De verdachte was weliswaar aanwezig in het pand aan de [straatnaam], maar hij ontkent dat hij betrokken was bij de tenlastegelegde diefstal met geweld. De beschrijving van verdachten 1 en 2 komt niet overeen met het uiterlijk van de verdachte en hij is, anders dan twee medeverdachten, niet herkend door de aangever en de getuige. De verdachte heeft geen verklaring voor de match van zijn DNA-profiel met het aangetroffen DNA op de Samsung telefoon van de aangever. Hij heeft de telefoon wellicht op enig moment eerder vastgehouden, nu hij vlakbij de aangever woont, of het DNA is mogelijk verplaatst. De verdachte is niet aangehouden op de plek waar de Samsung telefoon is aangetroffen. De aanwezigheid van het DNA op de telefoon en de aanwezigheid van de verdachte aan de [straatnaam] is niet voldoende redengevend om de betrokkenheid van de verdachte bij het primair tenlastegelegde te kunnen vaststellen.
4.1.2.
Beoordeling
Onder verwijzing naar de bewijsmiddelen zoals die in bijlage II zijn uitgewerkt, overweegt de rechtbank het volgende.
Vast staat dat aangever [aangever] op 10 februari 2023 in een pand aan de [straatnaam] in Rotterdam door meerdere personen is beroofd van zijn spullen, waarbij de aangever met een vuurwapen en messen is bedreigd en geweld tegen hem is gebruikt. De verklaring van de aangever wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] , het door verbalisanten geconstateerde letsel in het gezicht van de aangever, het aantreffen van een revolver en messen in een gemeenschappelijke, voor een ieder toegankelijke, ruimte in het pand en de van de aangever weggenomen Samsung telefoon, die na de beroving elders in het pand wordt aangetroffen.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte betrokken is geweest bij deze diefstal met geweld.
De verdachte wordt, circa 40 minuten nadat melding is gedaan van de beroving in het pand aan de [straatnaam], aangetroffen in een gemeenschappelijke doucheruimte in hetzelfde pand. De verdachte droeg een zwarte hoodie en zwarte trainingsbroek. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wel past binnen de door aangever opgegeven signalementen, met name die van verdachte 2. Daar komt bij dat de Samsung telefoon van de aangever, die bij de diefstal is weggenomen, door verbalisanten wordt aangetroffen op een systeemplafondplaat in een toiletruimte op de eerste etage van het pand. Uit DNA-onderzoek blijkt dat het op deze telefoon aangetroffen DNA-profiel overeenkomt met het DNA van de verdachte. Het deskundigenrapport moet aldus gelezen worden dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon dezelfde match heeft, kleiner is dan één op één miljard. De verdachte heeft bij de politie en op de terechtzitting geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor het aantreffen van zijn DNA op de telefoon van aangever. Het kan echter niet anders dan dat hij deze telefoon vast heeft gehad. Ook voor zijn aanwezigheid in het pand aan de [straatnaam] heeft de verdachte geen aannemelijke en verifieerbare verklaring willen geven. De rechtbank komt op grond van dat alles tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de verdachte betrokken was bij de beroving van de aangever.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de op 10 februari 2023 gepleegde diefstal met geweld.
4.1.3.
Conclusie
Het primair tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 10 februari 2023, te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen een mobiele telefoon en geld en een portemonnee en meerdere pasjes, die aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- zich (terwijl hij, verdachte en zijn mededaders een bivakmuts droegen) dreigend aan
die [slachtoffer] op te dringen en
- een mes en een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dreigend aan die [slachtoffer] te tonen
en- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
,tegen het hoofd en
de neus en het linkeroog van die [slachtoffer] te houden en daarop te
richten en- die [slachtoffer] naar de grond te trekken en te voorkomen dat die [slachtoffer] kon
opstaan en/of weg
komen en- dreigend de woorden toe te voegen “geef me je kankergeld” en “niet kijken, niet kijken”
en “geef je kankergeld” en “We zoeken je op” en “ik schiet je kankerdood” en
“je houdt je kankerbek dicht” en “bel je maat op, we willen meer geld” en “als je
blauw belt schieten we je kankerdood” en “stil, hou je kankerbek” en “begin je
kankermattie te bellen en snel” en- die [slachtoffer] in het gezicht te slaan
en- meermalen die
[slachtoffer]met een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd en/of het
lichaam van die [slachtoffer] te slaan en- uit de zakken van die [slachtoffer] dat geld en die telefoon en die portemonnee en die pasjes te pakken en
- in het zicht van die [slachtoffer] dreigend een vuurwapen door te laden
,althans te laten lijken
alsof hij, verdachte en/of zijn mededaders een vuurwapen doorladen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte, destijds 17 jaar oud, heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een beroving op 10 februari 2023 in Rotterdam. Het slachtoffer is een woningcomplex ingelokt waar vervolgens zijn spullen werden ontnomen. Hierbij werd het slachtoffer bedreigd, woordelijk en met wapens, en is fysiek geweld tegen hem gebruikt. Er is onder meer een wapen op het slachtoffer gericht en hij is geslagen tegen het hoofd, waardoor hij letsel heeft opgelopen. De beroving door de verdachte en zijn medeverdachten is voor de aangever zeer beangstigend geweest. De wijze waarop de verdachte en zijn medeverdachten hebben gehandeld getuigt van een volledig gebrek aan respect voor de bezittingen en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Naast de gevolgen voor het slachtoffer, leiden zulke strafbare feiten bovendien tot onrust en angst in de maatschappij. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 februari 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Omdat de verdachte het tenlastegelegde ontkent, heeft de Raad weinig zicht verkregen op aanwezige risicofactoren die mogelijk een rol hebben gespeeld ten tijde van het delict. Indien het aandeel van de verdachte groter is dan dat hij verklaart, heeft hij agressief gedrag laten zien en toont hij hiervoor weinig berouw. Dit vergroot de kans op herhaling, omdat hij dan onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag en de impact van zijn handelen op aangever. Er bestonden zorgen over zijn omgang met antisociale jongeren, schoolverzuim en het ontbreken aan een structurele, zinvolle vrijetijdsbesteding. In het afgelopen half jaar heeft de verdachte een positieve gedragsverandering laten zien. Hij heeft een bijbaan en wordt begeleid door een jongerencoach.
Gelet op de ernst en de zwaarte van het delict adviseert de Raad het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, zal meewerken aan de begeleiding door een jongerencoach, openheid en inzage zal geven over relaties en vrijetijdsbesteding, een dagbesteding zal hebben (werk, onderwijs en/of ander soort dagbesteding), zich zal houden aan een contactverbod met de medeverdachten en het slachtoffer, zo lang de jeugdreclassering dit nodig acht, en zal meewerken aan een delictanalyse of aan andere door de jeugdreclassering te bepalen hulpverlening. De verwachting is dat begeleiding door de jeugdreclassering de kans op recidive zal verminderen. Daarnaast adviseert de Raad om aan de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, omdat er een duidelijk signaal dient te worden afgegeven dat zijn gedrag onacceptabel is.
De Raadheeft een nieuw adviesrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 maart 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er worden met name beschermende factoren gezien in het persoonlijke leven van de verdachte. De verdachte lijkt ten tijde van het tenlastegelegde omgang te hebben gehad met antisociale vrienden. Gezien wordt dat de verdachte in het afgelopen jaar zijn leven een positieve wending heeft gegeven. Hij werkt fulltime en start binnenkort met een leerwerk-traject tot lasser. Hij is sinds de huidige verdenking niet opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie en wil zich richten op zijn opleiding en heeft plannen om een eigen bedrijf te starten. Er is sprake van een positieve vrijetijdsbesteding. Op dit moment is de Raad van mening dat er weinig risico’s zijn voor zijn verdere ontwikkeling. De Raad ziet weinig tot geen aanknopingspunten voor jeugdreclasseringstoezicht. Gezien de zwaarte van het delict en de uitkomsten van het onderzoek, komt de Raad tot het advies om – bij een bewezenverklaring en indien zijn aandeel het toelaat – een geldboete op te leggen. Hierdoor ondervindt hij zelf de consequenties van zijn handelen.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 maart 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het recidiverisico wordt laag ingeschat. De verdachte heeft goed contact met de betrokken jongerencoach vanuit het wijkteam. Er zijn geen nieuwe politiemeldingen. Een stok achter de deur kan de verdachte helpen om hem te activeren, bijvoorbeeld bij het halen van zijn startkwalificatie. De verdachte kan snel overvraagd worden. JBRR adviseert een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd van één jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte wordt begeleid door de jeugdreclassering en zal meewerken aan coaching. De begeleiding door de jeugdreclassering dient te worden voortgezet om te werken aan de doelen. Het afstand nemen van antisociale contacten en het maken van verstandige keuzes zal onderwerp van gesprek blijven.
J. Ekkel, werkzaam als jeugdreclasseerder bij JBRR, heeft op de terechtzitting het rapport nader toegelicht. De verdachte heeft aangegeven dat hij zich bewust heeft afgekeerd tegen de groep jongens waar hij destijds mee omging. Indien er teveel druk is, wordt het de verdachte snel te veel. Het is op die momenten lastiger om in contact met hem te komen. Dit is echter na een waarschuwing hersteld. JBRR ziet dat de verdachte nog gebaat is bij de begeleiding door de jongerencoach, onder meer bij het regelen van praktische zaken.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportages en de toelichting van de deskundige op de terechtzitting.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit en gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, opleggen. Bij de bepaling van de duur van de werkstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Daarnaast heeft de rechtbank in deze zaak rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn die hier fors is overschreden. Bij de berechting van een jeugdstrafzaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De verdachte is in de onderhavige zaak op 11 februari 2023 in verzekering gesteld. Tussen de datum van inverzekeringstelling en de datum van het eindvonnis ligt een periode van 26 maanden. Er is daarmee sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de deskundigen aanleiding om een deel van de werkstraf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank zal een deels voorwaardelijke werkstraf met aftrek van voorarrest opleggen. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de hierna te noemen bijzondere voorwaarden verbonden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Nu de verdachte al langere tijd in een schorsing van de voorlopige hechtenis loopt en in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, ziet de rechtbank aanleiding om de proeftijd vast te stellen op één jaar.
Anders dan is gevorderd door de officier van justitie, ziet de rechtbank geen gronden om te bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dit wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] , ter zake van het primair ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.935,00 aan materiële schade en een bedrag van € 250,00 aan immateriële schade, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het deel van de vordering dat ziet op de (materiële) kosten voor nieuwe pasjes en de parkeerkosten toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade is geheel toewijsbaar. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij] door het primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, bestaande uit kosten voor de aanvraag voor nieuwe pasjes (à € 202,00) en parkeerkosten Slachtofferhulp
(à € 8,00), dit deel van de vordering voldoende is onderbouwd en door de verdediging niet is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de kosten van de gouden ketting, het contant geld en de portemonnee is niet voldoende onderbouwd. Dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,00, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 februari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet, hoofdelijk met de mededaders, de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 460,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
56 (zesenvijftig) urente verrichten werkstraf resteren;
bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf groot
26 (zesentwintig) uren, subsidiair 13 (dertien) dagen vervangende jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk deel van de werkstraf, te weten
30 (dertig) uren, niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
15 (vijftien) dagen;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
1 (één) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
zal meewerken aan de begeleiding door een jongerencoach, indien en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s), om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij] , te betalen een bedrag van
€ 460,00 (zegge: vierhonderdzestig euro), bestaande uit € 210,00 aan materiële schade en € 250,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij [benadeelde partij] , zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader(s)
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] te betalen
€ 460,00(hoofdsom,
zegge: vierhonderdzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.S. van den Berge en A. Wolthuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 april 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 10 februari 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meerdere althans een (mobiele)telefoon(s) en/of geld en/of een (goude)ketting en/of een portemonnee en/of meerdere althans een pasje(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich (terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een bivakmuts droeg(en)) dreigend aan
die [aangever] op te dringen en/of
- ( daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerpen en/of een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (dreigend) aan die [aangever] te tonen
en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd en/of
de neus en/of het (linker)oog en/of het lichaam van die [aangever] te houden en/of daarop te
richten en/of
- die [aangever] naar de grond te trekken, althans naar de grond te werken en/of (vervolgens)
op die [aangever] te gaan zitten, althans te voorkomen dat die [aangever] kon opstaan en/of weg
komen en/of
- dreigend de woorden toe te voegen “geef me je kankergeld” en/of “niet kijken, niet kijken”
en/of “geef je kankergeld” en/of “We zoeken je op” en/of “ik schiet je kankerdood” en/of
“je houdt je kankerbek dicht” en/of “bel je maat op, we willen meer geld” en/of “als je
blauw belt schieten we je kankerdood” en/of “stil, hou je kankerbek” en/of “begin je
kankermattie te bellen en snel”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of
strekking en/of
- meermalen althans eenmaal die [aangever] in het gezicht en/of tegen/op het lichaam te slaan
en/of (met gebalde vuist) te stompen en/of
- meermalen althans eenmaal die [aangever] met een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een voorwerp op/tegen het hoofd en/of het
lichaam van die [aangever] te slaan en/of
- uit de (broek)zak(ken) van die [aangever] dat geld en/of die telefoon(s) en/of die
portemonnee en/of dat/die pasje(s) te trekken, althans te pakken en/of
- in het zicht van die [aangever] (dreigend) een vuurwapen door te laden althans te laten lijken
alsof hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een vuurwapen doorladen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 10 februari 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
meerdere althans een (mobiele)telefoon(s), althans een goed
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.