ECLI:NL:RBROT:2025:4946

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
C/10/686371 / HA ZA 24-829
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar kantonrechter in arbeidsongevalzaak met hoofdelijk aansprakelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2025 vonnis gewezen in een geschil tussen Allianz Nederland N.V. en de vennootschappen Porthandling en Freighthammer. Allianz vorderde dat Freighthammer en/of Porthandling hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die is ontstaan door een arbeidsongeval dat de heer [persoon A] op 11 juni 2021 is overkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van Allianz een onderwerp betreft dat op grond van artikel 93 onder c Rv door de kantonrechter behandeld dient te worden, ongeacht de waarde van de vordering. Dit is omdat de vordering verband houdt met een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:658 lid 4 BW. Aangezien Allianz haar vordering niet bij de kamer voor kantonzaken heeft ingediend, heeft de rechtbank besloten de zaak ambtshalve naar die kamer te verwijzen. De mondelinge behandeling is afgelast en partijen zijn geïnformeerd over de procedurele stappen die volgen. Porthandling is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. De rechtbank heeft partijen erop gewezen dat gedaagden tegen wie verstek is verleend, de mogelijkheid hebben om alsnog in het geding te verschijnen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat Allianz de datum van de rolzitting bij exploot moet aanzeggen aan de gedaagde tegen wie verstek is verleend. Tot slot is vermeld dat het griffierecht zal worden verlaagd en dat teveel betaald griffierecht zal worden teruggestort.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/686371 / HA ZA 24-829
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. C. Banis te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1]

in zijn hoedanigheid van curator van de besloten vennootschap
Controlebedrijf Porthandling B.V. te Rotterdam,
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
niet verschenen,
2. de vennootschap naar Belgisch recht
FREIGHTHAMMER BELGIUM B.V.,
gevestigd te Etten-Leur,
gedaagde,
advocaat mr. O. Lenselink te Breda.
Partijen worden hierna Allianz, Porthandling en Freighthammer genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 september 2024, met producties 1 tot en met 14;
  • de conclusie van antwoord van Freighthammer, met producties 1 tot en met 6;
  • de akte overlegging producties van Allianz, met producties 15 en 16;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 19 november 2024;
  • het bericht van de rechtbank aan partijen met betrekking tot mogelijke verwijzing van de zaak;
  • de schriftelijke reacties van Allianz en Freighthammer op het bericht van de rechtbank.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft geen doorgang gevonden.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1.
Allianz vordert – samengevat – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
teverklaren voor recht dat Freighthammer en/of Porthandling hoofdelijk aansprakelijk zijn ter zake van het aan [persoon A] overkomen arbeidsongeval en dat Freighthammer en/of Porthandling dientengevolge volledig, althans in ieder in gelijke of in een bij nadere justitie te bepalen mate, bijdrageplichtig zijn jegens Allianz ter zake van de geleden en nog te lijden ongevalsschade van [persoon A] ;
Freighthammer en/of Porthandling, al dan niet hoofdelijk, te veroordelen tot vergoeding aan Allianz van het volledige bedrag van € 139.327,41, althans in ieder geval tot vergoeding van een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen deel daarvan, vermeerderd met de wettelijke rente;
Freighthammer en/of Porthandling te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
Freighthammer en/of Porthandling te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
Freighthammer voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Allianz, met veroordeling van Allianz in de kosten van de procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.3.
Porthandling is niet in de procedure verschenen.

3.De beoordeling

3.1.
In deze zaak staat centraal de vraag of Porthandling en/of Freighthammer (mede) aansprakelijk kunnen worden gehouden voor het arbeidsongeval dat de heer [persoon A] op 11 juni 2021 is overkomen.
3.2.
Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank betreft de vordering een onderwerp dat op grond van artikel 93 onder c Rv door de kantonrechter wordt behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering. De vordering van Allianz vanwege het arbeidsongeval betreft namelijk een arbeidsovereenkomst dan wel het laten verrichten van arbeid in de zin van artikel 7:658 lid 4 BW.
3.3.
Nu Allianz haar vordering niet heeft ingediend bij de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, zal de rechtbank de zaak op de voet van artikel 71 lid 2 Rv ambtshalve naar die kamer verwijzen. De rechtbank merkt op dat Allianz in haar dagvaarding er wel melding van heeft gemaakt dat de kantonrechter in de onderhavige kwestie exclusief bevoegd is. De rechtbank heeft partijen om een reactie gevraagd op het verwijzingsvoornemen. Allianz en Freighthammer hebben na het bericht van de rechtbank ingestemd met de verwijzing naar de kantonrechter, zodat de geplande mondelinge behandeling is afgelast.
3.4.
Porthandling, althans haar curator, is niet in deze procedure verschenen en aan haar is dus verstek verleend. De rechtbank wijst partijen er op dat gedaagden tegen wie verstek is verleend, de bevoegdheid hebben om alsnog in het geding te verschijnen zolang het eindvonnis nog niet is gewezen op grond van artikel 142 Rv.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank op
donderdag 10 april 2025,
4.2.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
4.3.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
4.4.
beveelt dat Allianz de datum van de hiervoor vermelde rolzitting bij exploot zal aanzeggen aan de gedaagde tegen wie verstek is verleend, onder betekening van deze beslissing tot verwijzing,
4.5.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge artikel 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus. Het is getekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.
3304/638