ECLI:NL:RBROT:2025:4951

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
71.159187.21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen van grote geldbedragen met procesafspraken

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van grote geldbedragen. De rechtbank volgde de procesafspraken die met het openbaar ministerie waren gemaakt, waarbij de verdachte een gevangenisstraf van 42 maanden en een geldboete van € 50.000,-- opgelegd kreeg. De verdachte, geboren in 1977 en ingeschreven in de basisregistratie personen, werd bijgestaan door haar raadsman, mr. M.L. van Gessel. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van witwassen, waarbij de verdachte in de periode van 6 juli 2020 tot en met 31 oktober 2021 samen met anderen meer dan € 50.000.000,-- aan geldbedragen heeft gewitwashed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bekend was met de criminele herkomst van de geldbedragen en dat zij een gewoonte had gemaakt van het plegen van witwassen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had geen eerder strafblad voor soortgelijke feiten en de reclassering had een laag recidiverisico vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde straf in verhouding stond tot de ernst van de feiten en de gemaakte procesafspraken. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71.159187.21
Datum uitspraak: 18 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1977,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsman mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Huttenhuis heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3,5 jaar met aftrek van voorarrest, alsmede een geldboete van € 50.000,--

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. De feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Feit 1
Zij inde periode van 6 juli 2020 tot en met 31 oktober 2021, te Rotterdam en te Capelle aan de IJssel, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met meer anderen, meerdere afgeleverde geldbedragen met een totaalwaarde van
ruim € 50.000.000,--te weten:
- geldbedragen met een totaal van
€ 4.704.840,--ontvangen van
" [naam 1] / [naam 2] ", in de periode 20 februari 2021 tot en met 26 oktober 2021;
- geldbedragen met een totaal van
€ 150.000,--overgedragen aan [naam 3] , in de
periode 1 juli 2021 tot en met 6 juli 2021;
- geldbedragen met een totaal van
650.000,-- overgedragen aan [naam 4] en [naam 5] , in de periode 1 juli 2021 tot en met 6 juli 2021;
- geldbedragen met een totaal van
€ 45.142.000,--voorhanden gehad en
overgedragen aan " [naam 6] ", in de periode 6 juli 2020 tot en met 9 juni 2021;
en
sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, en de verplaatsing heeft verhuld, dan wel
- heeft verhuld wie de rechthebbenden op die geldbedragen waren,
en
sub b
-
die geldbedragenheeft verworven, voorhanden heeft gehad
enheeft overgedragen,
terwijl
zij, verdachte, en
haarmededaders wisten dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf
en
zij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt
2
Zijop 3 november 2021, te Capelle aan de
nIJssel,
tezamen en in vereniging met een ander
1) een geldbedrag van
179.6
,--(aangetroffen in de opslag box)
2) een geldbedrag van
31.74
,--(aangetroffen in de woning)
Althans
vaneen of meer geldbedragen
sub a
- de herkomst en de vindplaats, heeft verborgen en heeft verhuld, dan wel
- heeft verhuld wie de rechthebbenden op die geldbedragen waren,
-
en
sub b
-
die geldbedragenheeft verworven en voorhanden heeft gehad,
terwijl
zij, verdachte, en
haarmededader wisten dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten stonden, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
2:
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met haar echtgenoot schuldig gemaakt aan gewoonte-witwassen door geldbedragen, waarvan zij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren, voorhanden te hebben en aan anderen over te dragen. De verdachte heeft voor een aanzienlijk bedrag een essentiële bijdrage geleverd aan het wegsluizen van crimineel geld. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Dit is een ernstig feit, dat de integriteit schaadt van het financiële handelsverkeer en het vertrouwen dat daarin moet worden gesteld. Bovendien heeft de verdachte door haar handelwijze aanzienlijke opbrengsten uit enig misdrijf aan het zicht van onder meer justitie onttrokken. Hierdoor heeft zij de onderliggende strafbare feiten van anderen gefaciliteerd. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport opgesteld daterend van 8 mei 2022. Daaruit blijkt dat verdachte altijd in de horeca heeft gewerkt. In 2022 was er geen sprake van financiële problemen en leken de persoonlijke omstandigheden van de verdachte stabiel. Daardoor werd het recidiverisico als laag ingeschat. Ter terechtzitting is door verdachte bevestigd dat sprake is van stabiliteit op alle leefgebieden en dat er geen financiële problemen zijn.
7.4.
Op te leggen straf
In de onderhavige strafzaak zijn tussen de verdachte en het openbaar ministerie procesafspraken gemaakt. De rechtbank heeft deze procesafspraken op de terechtzitting met de verdachte besproken. Daarbij zijn de vrijwilligheid van haar instemming met deze procesafspraken en haar besef van de (mogelijke) gevolgen hiervan concreet aan de orde geweest.
Het gaat in deze zaak om zeer hoge geldbedragen waarmee witwashandelingen zijn gepleegd. Het dossier bevat veel informatie omtrent deze verschillende geldstromen. Om die reden wordt dit type zaken vaak gekenmerkt door lange en complexe procedures. Procesafspraken kunnen een manier zijn om onnodige belasting van de rechtspraak tegen te gaan. De zaak wordt sneller onherroepelijk en de straf wordt sneller geëxecuteerd, waardoor ook de verdachte haar leven sneller weer kan oppakken. Zowel het openbaar ministerie als de verdachte geven aan dat dit voor hen belangrijke argumenten zijn geweest om tot deze procesafspraken te komen.
De rechtbank concludeert op basis van het gesprek ter terechtzitting dat de verdachte weloverwogen en vrijwillig heeft gekozen om in te stemmen met de procesafspraken. De rechtbank heeft getoetst of de procesafspraken, gelet op wat is bepaald in artikel 348 en 350 Sv stand kunnen houden en of de geëiste straf in redelijke verhouding staat tot de ernst van de feiten. In het kader van procesafspraken geldt binnen de rechtspraak als uitgangspunt dat de overeengekomen straf maximaal één derde onder de regulier op te leggen straf mag liggen. Partijen zijn, voor zover hier van belang, overeengekomen dat door de officier van justitie een gevangenisstraf wordt gevorderd van 3,5 jaar alsmede een geldboete van € 50.000,-- en dat de verdachte afstand doet van het in haar woning in beslag genomen geld (in totaal een bedrag van € 285.000,--). Voorts zal – voor zover niet te herleiden tot een legale bron – de overwaarde van de woningen waarop beslag ligt, onderwerp zijn van een aparte ontnemingsprocedure. De rechtbank overweegt met betrekking tot de op te leggen straf als volgt.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van substantiële duur. Hoewel het gaat om zeer grote geldbedragen en de verdachte bij het witwassen daarvan een centrale rol heeft vervuld, zal de rechtbank er in haar voordeel van uitgaan dat geen harde aanwijzingen zijn gevonden dat haar rol hierbij groter was dan die van ‘geldezel’. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat binnen de overeenkomst tussen het openbaar ministerie en de verdachte ook financiële afspraken zijn gemaakt over het financieel voordeel van de verdachte uit de bewezen feiten. Rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, met straffen die voor soortgelijke feiten zijn opgelegd en met de ouderdom van de gepleegde feiten, acht de rechtbank de door partijen overeengekomen straf in dit geval passend. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 42 maanden en daarnaast een geldboete van € 50.000,--.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
Met de verdachte is overeengekomen dat zij afstand zal doen van het in beslag genomen geld, indien de rechtbank de procesafspraken volgt, en dat ten aanzien van de overwaarde van de woningen waarop beslag ligt, zo nodig een ontnemingsprocedure aanhangig zal worden gemaakt. Uitgaand van deze afspraken, hoeft de rechtbank ten aanzien van het beslag geen beslissingen te nemen.
8.2.
Beoordeling
Nu de rechtbank met betrekking tot de op te leggen straf de procesafspraken volgt, zal zij inhoudelijk geen beslissingen nemen over het beslag.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, alsmede tot een
geldboete van € 50.000 euro, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
285 dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Flikweert, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.D. van der Veeke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
Hij op of omstreeks de periode van 6 juli 2020 tot en met 31 oktober 2021, te Rotterdam en/of te Capelle aan de IJssel, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
meermalen, althans eenmaal
(van) meerdere afgeleverde geldbedragen met een totaalwaarde van 51.206.840 euro, te weten:
- geldbedragen met een totaal van EUR 5.204.640 ontvangen van
" [naam 1] / [naam 2] ", in de periode 20 februari 2021 tot en met 26 oktober 2021 (ZD 26Caine p. 41-47 en [kenmerknummer 1] p. 346 bijlagen ZD 26Caine);
- geldbedragen met een totaal van EUR 210.000 overgedragen aan [naam 3] , in de
periode 1 juli 2021 tot en met 6 juli 2021 (ZD 26Caine p. 35-40 en [kenmerknummer 2] p. 304 bijlagen ZD 26Caine);
- geldbedragen met een totaal van EUR 650.000 overgedragen aan [naam 4] en [naam 5] , in de periode 1 juli 2021 tot en met 6 juli 2021 (ZD 26Caine p. 14-27
en [kenmerknummer 3] p. 168 bijlagen ZD 26Caine);
- geldbedragen met een totaal van EUR 45.142.200 voorhanden gehad en/of
overgedragen aan " [naam 6] ", in de periode 6 juli 2020 tot en met 9 juni 2021 (ZD 26Caine p. 18-34 en [kenmerknummer 4] p. 17-54 bijlagen ZD 26Caine).
en/of andere afgeleverde geldbedragen, althans een of meer geldbedragen
sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op die geldbedragen was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie die geldbedragen voorhanden had(den)
en/of
sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt
2
Hij op of omstreeks 3 november 2021, te Capelle aan de IJssel, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
(van)
1) een geldbedrag van 179.600 euro (aangetroffen in de opslag box)
2) een geldbedrag van 31.740 euro (aangetroffen in de woning)
althans een of meer geldbedragen
sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op die geldbedragen was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie die geldbedragen voorhanden had(den)
en/of
sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/ of zijn mededader(s) wist(en) dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf