ECLI:NL:RBROT:2025:4955

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
10/255384-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging wegens overlijden van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de voorbereiding van de invoer van een grote partij cocaïne. De verdachte, geboren in 1992, was in de periode van 1 tot en met 15 februari 2021 betrokken bij activiteiten die gericht waren op het invoeren van 1329,5 kilogram cocaïne in Nederland. De officier van justitie had de verdachte aangeklaagd op basis van verschillende feiten en omstandigheden die duidden op een georganiseerde aanpak van de cocaïne-invoer. Echter, tijdens de procedure ontving de rechtbank een proces-verbaal van onnatuurlijke dood, waaruit bleek dat de verdachte op 18 april 2025 was overleden. Dit leidde tot de vraag van de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat op grond van artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht het recht op strafvervolging vervalt door de dood van de verdachte. Hierdoor werd het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de oudste rechter buiten staat waren om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10/255384-22
Datum zitting: 8 april 2025
Datum uitspraak: 22 april 2025
Tegenspraak (op grond van art. 279 Sv)

[verdachte],

geboren [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ([geboorteland]), ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres 1].
Advocaat van de verdachte: H. Raza
Officier van justitie: M. Luijpen

Tenlastelegging

De verdachte wordt door de officier van justitie beschuldigd van de voorbereiding van de invoer van een grote partij cocaïne. De volledige beschuldiging houdt in dat de verdachte:
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 15 februari 2021 te Rotterdam en/of Rhoon, gemeente Albrandswaard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen (waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) van 1329,5 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn, en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
  • in persoon, telefonisch en/of via (SkyECC)chatberichten contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne, en/of
  • geregeld dat er (een) voertuig(en) en/of gereedschap en/of zegels beschikbaar was/waren, en/of
  • buiten de ECT Delta Terminal op de uitkijk gestaan met als doel de vrachtwagen met de container (met daarin die cocaïne) te volgen en/of klem te rijden als deze het ECT-terrein zou verlaten, en/of
  • de aankomst en/of de locatie van de container [containernummer 1] gemonitord in het systeem van de ECT en/of informatie uit het systeem van de ECT met betrekking tot de container [containernummer 2] gedeeld met zijn mededader(s), en/of
  • zich (onbevoegd) op het ECT-terrein aan de [adres 2] te Maasvlakte Rotterdam begeven, en/of
  • zich op het ECT-terrein opgehouden in container [containernummer 3], en/of
  • een GPS-tracker geplaatst op de container [containernummer 1] , en/of
  • één of meer (organisatie)telefoon(s) en/of gereedschap en/of (rederij)zegels en/of bivakmutsen en/of handschoenen en/of een powerbank voorhanden gehad, en/of
  • geld in het vooruitzicht gesteld (gekregen).

Ontvankelijkheid officier van justitie

De rechtbank heeft na afloop van de zitting en voorafgaand aan de uitspraak op 22 april 2025 van de officier van justitie een proces-verbaal onnatuurlijke dood ontvangen, waaruit blijkt dat de verdachte op 18 april 2025 is overleden.
Op grond van artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht vervalt het recht op strafvervolging door de dood van de verdachte. Dit betekent dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging van de verdachte.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.

Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door J.H. Janssen, voorzitter,
en J.C. Tijink en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van J.D. Schmahl, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 22 april 2025.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.