ECLI:NL:RBROT:2025:4963

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
C/10/690927 / JE RK 24-2650
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. drs. H. Biemond
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in een onveilige thuissituatie met alcoholmisbruik en geweld

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 20 maart 2025, wordt de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008, verlengd. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die verzoekt om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor een jaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door een onveilige thuissituatie, waarbinnen de meerderjarige broer van de minderjarige fysiek geweld gebruikt en de moeder alcoholmisbruik vertoont. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar de kinderrechter oordeelt dat de zorgen over de minderjarige onverminderd aanwezig zijn. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 26 augustus 2025 en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tevens is er een pro forma datum vastgesteld voor 1 juli 2025, waarop de GI een rapportage moet overleggen over de stand van zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/690927 / JE RK 24-2650
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres, hierna te noemen de moeder,
[naam vader],
zonder bekende woon- of verblijfplaats, hierna te noemen de vader.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 13 februari 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het proces-verbaal van de zitting van 17 maart 2025.
1.2.
Op 20 maart 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [naam 1].
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter op 17 maart 2025. Op de zitting van 20 maart 2025 heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
1.5.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de taal Somalisch, heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van het verzoek doen plaatsvinden met bijstand van [naam 2], tolk in de taal Somalisch. De tolk heeft, vóór het aanvangen van zijn taak, op de bij de wet voorgeschreven wijze, de belofte afgelegd dat hij zijn taak naar eer en geweten zal vervullen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
[minderjarige] is door de kinderrechter in deze rechtbank onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 26 februari 2024 tot 26 februari 2025. Op 13 februari 2025 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] op verzoek van de GI verlengd tot 26 maart 2025. Het verzoek is voor het overige aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Hiervan is al één maand toegewezen, waardoor nu nog beslist moet worden op de resterende elf maanden, te weten tot 26 februari 2026.
3.2.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De zorgen die aanleiding waren voor de ondertoezichtstelling zijn onverminderd aanwezig. [minderjarige] wordt nog steeds in haar ontwikkeling bedreigd. Er is sprake van een onveilige thuissituatie en zelfbepalend gedrag. In februari 2024 is [minderjarige] naar een crisisopvang gegaan en daarna heeft zij tijdelijk bij een vriendin gewoond. In april 2024 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] afgegeven. [minderjarige] wilde echter niet op een groep wonen. Zij heeft wel een intakegesprek gehad bij een kamertrainingscentrum (KTC), maar zij weigerde vervolgens hier naartoe te gaan. [minderjarige] is toen terug bij de moeder geplaatst en er zijn veiligheidsafspraken gemaakt. De afspraken over school werden aanvankelijk goed nagekomen door [minderjarige], maar nu is er weer sprake van overmatig schoolverzuim. Volgens [minderjarige] is de moeder verantwoordelijk voor de problemen. Bij de moeder zou ook sprake zijn van alcoholmisbruik. Vanuit de GI was er een vaste jeugdbeschermer bij het gezin betrokken, maar deze is onlangs uitgevallen door ziekte. Verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk om de nodige hulpverlening in te zetten. Ook wil de GI nog een keer met [minderjarige] bespreken of het KTC een optie is. De GI gunt het haar om op te groeien in een veilige omgeving, zonder geweld.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
De moeder heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek. Zij heeft het volgende naar voren gebracht. Zolang de meerderjarige broer van [minderjarige] thuis woont, zijn er veel conflicten en is de thuissituatie onveilig. De moeder en [minderjarige] zijn erg angstig voor de broer; de moeder schuilt soms voor hem bij vriendinnen. De broer neemt ten opzichte van [minderjarige] een vaderrol aan: vriendinnen van [minderjarige] mogen niet thuis langskomen en als [minderjarige] niet naar hem luistert dreigt hij met fysiek geweld richting de moeder en [minderjarige]. De moeder heeft de politie ingelicht over de gewelddadige houding van de broer, maar er wordt niets tegen hem ondernomen. De moeder kan niet altijd thuisblijven om [minderjarige] tegen de broer te beschermen. Ondanks haar grote zorgen over de thuissituatie, ziet de moeder geen meerwaarde in een verlenging van de ondertoezichtstelling. Zowel de hulpverlening die in de afgelopen jaren binnen het vrijwillig kader is ingezet als de ondertoezichtstelling hebben geen resultaat. De situatie voor [minderjarige] is enkel verergerd. Door de betrokkenheid van de jeugdbeschermer wordt de moeder namelijk haar autoriteit jegens [minderjarige] ontnomen. [minderjarige] luistert nu niet meer naar de moeder. De moeder wil tijd en ruimte krijgen om zelf de regie terug te pakken en met haar dochter te praten; zij kent [minderjarige] immers het best en kan haar het beste helpen. Inmiddels is de moeder zelfstandig gestopt met het drinken van alcohol.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de 16-jarige [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er is onverminderd sprake van onveiligheid in de opvoedsituatie van [minderjarige]. Er vinden nog steeds regelmatig escalaties plaats tussen de meerderjarige broer van [minderjarige] en [minderjarige] en/of de moeder, waarbij de broer fysiek geweld gebruikt. De moeder heeft ter zitting aangegeven dat [minderjarige] en zij bang zijn voor de broer, omdat de broer in de thuissituatie alles bepaalt en hij, als er niet naar hem wordt geluisterd, dreigt met geweld. Daarnaast zijn er nog steeds veel zorgen over het aanhoudend ongeoorloofd schoolverzuim van [minderjarige]. Ook is er in oktober 2024 nog een Veilig Thuis-melding gedaan over overmatig alcoholgebruik door de moeder.
5.3.
De kinderrechter stelt vast dat de ondertoezichtstelling nog niet heeft geleid tot een afname van voornoemde zorgen. Uit de stukken blijkt evenwel ook niet dat er, in de periode voorafgaand aan en nadat [minderjarige] weer thuis is gaan wonen, hulpverlening in de thuissituatie is ingezet of andere interventies hebben plaatsgevonden om de thuissituatie en de schoolgang van [minderjarige] te verbeteren. Ook op de zitting is niet duidelijk geworden wat er de afgelopen periode is gedaan. Het is van groot belang dat de GI de regie gaat voeren. Er moet zo spoedig mogelijk meer zicht komen op de thuissituatie van [minderjarige] en hulpverlening worden ingezet. Om een vinger aan de pols te houden, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van vijf maanden en de beslissing voor het overig verzochte aanhouden tot de hierna vermelde pro forma datum.
5.4.
De GI wordt verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbenden) te overleggen over de stand van zaken op dat moment, zoals welke stappen er zijn gezet en welke hulpverlening is ingezet. Ook wordt verzocht om in de briefrapportage aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte al dan niet wordt gehandhaafd.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 26 augustus 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
en, alvorens verder te beslissen:
6.3.
houdt de beslissing voor het overig verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 juli 2025 pro forma;
6.4.
bepaalt dat de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.5.
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025 door
mr. drs. H. Biemond, kinderrechter, in aanwezigheid van E.M.P. van de Kamp als griffier, en op schrift gesteld op 1 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.