ECLI:NL:RBROT:2025:4967

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
C/10/684090 / JE RK 24-1779 en C/10/694921 / FA RK 25-1444
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en wijziging zorg- en opvoedingstaken van minderjarigen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 25 maart 2025, wordt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 6 oktober 2025. De kinderrechter heeft de beschikking genomen na een zitting met gesloten deuren, waarbij de ouders, de bijzondere curator en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen nog steeds aanwezig zijn en dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI om de zorgregeling voor [minderjarige 1] te wijzigen, in overweging genomen. De kinderrechter heeft besloten dat [minderjarige 1] op dinsdag en vrijdag na school tot na het avondeten bij de vader verblijft, en om de week op zaterdagmiddag bij de vader. De oorspronkelijke regeling voor de vakanties blijft van kracht, met uitzondering van de overnachtingen bij de vader. De bijzondere curator is herbenoemd om [minderjarige 1] te vertegenwoordigen en de situatie te volgen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummers: C/10/684090 / JE RK 24-1779 en C/10/694921 / FA RK 25-1444
datum uitspraak: 25 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling en een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige 1],
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats],
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats],
[naam 1],
hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende in [plaatsnaam].

1.Het (verdere) verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 1 oktober 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verslag van de bijzondere curator van 4 februari 2025, ontvangen op 5 februari 2025;
  • de briefrapportage van de GI van 19 februari 2025;
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 19 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
  • de moeder;
  • de bijzondere curator;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 2].
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter, in het bijzijn van de bijzondere curator. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 oktober 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 6 april 2025. De kinderrechter heeft bij deze beschikking tevens een bijzondere curator voor [minderjarige 1] benoemd tot 6 april 2025.
2.4.
Ouders verklaren in het echtscheidingsconvenant op 8 december 2017 de volgende zorgregeling met elkaar te zijn overeengekomen:
Week-/weekendregeling:
De kinderen verblijven in de oneven weken volgens onderstaande regeling bij de vader: dinsdag en donderdag na school tot 19.00 uur (na het eten). Vrijdag na school tot zondag 19.00 uur (na het eten). De kinderen verblijven in de even weken volgens onderstaande regeling bij de vader: dinsdag en donderdag na school tot 19.00 uur (na het eten). Vrijdag na school tot zaterdag 19.00 uur (na het eten). De verantwoordelijkheid voor de kinderen gedurende de tijd dat de kinderen op school verblijven berust bij de vrouw.
Zomervakantie:
De kinderen verblijven drie aaneengesloten weken bij de vader en drie aaneengesloten weken bij de moeder. In 2018 verblijven de kinderen de eerste drie weken bij de moeder, de daaropvolgende drie weken bij de vader. Deze regeling wisselt jaarlijks. De eventueel resterende weken van de zomervakantie geldt de hiervoor genoemde week-/weekendregeling.
Kerstvakantie:
De kinderen verblijven van het begin van de vakantie tot en met eerste kerstdag en nieuwjaarsdag tot het einde van de vakantie bij de ene ouder. Vanaf tweede kerstdag tot en met oudjaar verblijven de kinderen bij de andere ouder. Deze regeling wisselt jaarlijks. In verband met het werkrooster van de vrouw en in onderling overleg tussen partijen is een afwijking op de bovenstaande regeling voor de kerstvakantie mogelijk.
Overige vakanties:
Voor de overige vakanties geldt de hiervoor genoemde week-/weekendregeling. Afwijkingen hierop zijn mogelijk in onderling overleg.
Vaderdag en Moederdag:
De kinderen verblijven op Moederdag bij de moeder en op Vaderdag bij de vader.
Overige vakantieafspraken:
Op eerste paasdag verblijven de kinderen vanaf 9.00 uur bij de vader, op tweede paasdag verblijven de kinderen vanaf 9.00 uur bij de moeder. Op Koningsdag verblijven de kinderen in de even jaren bij de moeder, in de oneven jaren verblijven de kinderen bij de vader.
Op eerste pinksterdag verblijven de kinderen vanaf 9.00 uur bij de moeder en op tweede pinksterdag verblijven de kinderen vanaf 9.00 uur bij de vader. Op hemelvaart verblijven de kinderen in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren verblijven
de kinderen bij de vader.
Inmiddels verloopt de omgangsregeling tussen vader en [minderjarige 1] als volgt:
Maandag: na school bij moeder;
Dinsdag: van 14.30 uur tot 19.00 uur bij vader;
Woensdag: na school bij moeder;
Donderdag: van 14.30 uur tot 19.00 uur bij vader;
Vrijdag: van 14.30 uur tot zaterdag 19.00 uur bij vader in de ene week en;
Vrijdag: van 14.30 uur tot zondag 19.00 uur bij vader de andere week.

3.De (aangehouden) verzoeken

Ten aanzien van C/10/684090:
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van één jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Van dit verzoek resteert een periode van zes maanden.
Ten aanzien van C/10/694921:
3.2.
De GI verzoekt op grond van artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de zorgregeling als het gaat om [minderjarige 1] als volgt vast te stellen: [minderjarige 1] gaat iedere dinsdag en donderdag vanuit school naar vader tot na het avondeten en op vrijdag vanuit school tot 20.00 uur naar haar vader. Op zaterdag gaat [minderjarige 1] van 11:00 uur tot na het avond eten (uiterlijk 20.00) naar haar vader toe. De vakanties blijft de oorspronkelijke regeling, behalve dat [minderjarige 1] niet bij vader blijft slapen. Mits vader op vakantie gaat en [minderjarige 1] mee gaat, dan blijft zij, als zij niet thuis zijn, slapen bij vader. Verder geldt dat [minderjarige 1], ook op momenten dat ze bij de andere ouder verblijft, vrij contact kan hebben met de ouder waar ze op dat moment niet is. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.3.
De GI heeft beide verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [minderjarige 1] heeft behoefte aan duidelijkheid over de zorgregeling met de vader. Zij heeft zelf aangegeven tegen een aantal dingen aan te lopen ten aanzien van die zorgregeling. Zo is er een aantal situaties geweest waar zij zich niet prettig bij voelde. [minderjarige 1] is 14 jaar en het is belangrijk dat er naar haar wensen geluisterd wordt. Tegelijkertijd is het niet wenselijk dat zij geheel zelf mag bepalen wanneer ze wel of niet naar de vader gaat. Mogelijk is het fijner voor [minderjarige 1] om iets minder verplichte momenten te hebben, zodat zij niet die druk vanuit de vader ervaart en de omgang als positief ervaart. In dat kader is het behoud van de dinsdag en vrijdagavond het meest wenselijk, omdat [minderjarige 1] die dagen zelf het leukste vindt. Daarnaast is de zaterdag ook praktisch, omdat de moeder dan werkt en dus niet thuis is. Als [minderjarige 1] daarnaast op andere momenten nog naar de vader wenst te gaan, dan zal dat vanuit de moeder niet worden tegengehouden.

4.De standpunten

4.1.
De bijzondere curator heeft ter zitting het volgende aangegeven. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten klem tussen twee ouders die niet met elkaar kunnen praten. De communicatie tussen de ouders is moeizaam en beperkt, maar van de kinderen wordt wel verwacht dat zij overal soepel mee omgaan. Dat vind ik altijd bijzonder. Met name [minderjarige 1] heeft daar last van. [minderjarige 1] is een puber en wil logischerwijs meer regie. Hoe strikter er een regeling voor [minderjarige 1] afgesproken wordt, hoe meer problemen dat zal gaan opleveren. Het is belangrijk dat [minderjarige 1] geen druk ervaart en niet overvraagd wordt, maar tegelijkertijd moet ervoor gewaakt worden dat het contact tussen [minderjarige 1] en de vader niet verdwijnt als de regie bij [minderjarige 1] wordt belegd. De bijzondere curator stelt daarom voor om nog geen definitieve zorgregeling vast te leggen, maar de komende maanden een proces aan te gaan waarbij gekeken wordt welke definitieve zorgregeling het meest in het belang van [minderjarige 1] is. [minderjarige 1] wil zelf graag de dinsdagavond en vrijdagavond behouden. Op dinsdag ziet zij de partner van de vader en op vrijdag eet het gezin bij de opa en oma vz. Daarnaast stelt de bijzondere curator voor om vast te leggen dat [minderjarige 1] om de week op zaterdagmiddag en avond bij de vader is, zodat de ‘quality time’ met de vader behouden blijft, maar zij ook op de andere zaterdagen haar eigen plan kan trekken. Met alle veranderingen die er de komende tijd aankomen, is het van belang om de komende maanden, met betrokkenheid van de jeugdbeschermer, te kijken hoe de zorgregeling dan verloopt. De bijzondere curator verzoekt zijn benoeming te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
4.2.
De moeder heeft ter zitting ingestemd met de verzoeken en de ter zitting door de bijzondere curator voorgestelde zorgregeling. De moeder vindt het belangrijk dat [minderjarige 1] gehoord wordt in haar wensen. De moeder zal het contact tussen [minderjarige 1] en de vader nooit tegenhouden. De moeder werkt op zaterdag, maar er is goed contact met de buren, waardoor er alsnog toezicht op [minderjarige 1] is als zij op zaterdag thuis zou zijn. [minderjarige 1] is zelf ook verantwoordelijk. Als de moeder werkt is zij rond 18.30 uur thuis.
4.3.
De vader heeft ter zitting verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling. De vader heeft weinig contact met de jeugdbeschermer en voelt zich niet gehoord. De vader heeft meermalen zijn zorgen over [minderjarige 1] geuit en heeft daarbij ook voorstellen voor hulpverlening gedaan, maar daar wordt door de GI niet op gereageerd. Ten aanzien van de zorgregeling zou de vader het liefste zien dat de oorspronkelijke regeling behouden blijft. Hij heeft zich al neergelegd bij het feit dat [minderjarige 1] niet meer bij hem wil blijven slapen. Hij heeft daar ook gelijk gevolg aan gegeven. Op de vraag van de kinderrechter welke dagen hij het belangrijkste vindt, geeft de vader aan dat met name de eetmomenten bij hem thuis voor hem belangrijk zijn. De uren daaromheen is [minderjarige 1] veel weg met vriendinnen, waardoor hij haar dan weinig ziet. De vader zou graag zien dat [minderjarige 1] ook op zaterdag en zondag bij hem is. Op zaterdag werkt de moeder, waardoor er anders geen toezicht is op haar. Op zondag zijn de kinderen van de partner van de vader aanwezig. De vader vindt het belangrijk dat [minderjarige 1] ook met hen een band heeft, maar is bereid deze dag op te geven als [minderjarige 1] dat zelf niet prettig vindt. Het klopt dat de partner van de vader zwanger is en over enkele maanden is uitgerekend.

5.De beoordeling

Ten aanzien van C/10/684090:
5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De zorgen zoals benoemd in de beschikking van 1 oktober 2024 zijn nog onverminderd aanwezig. Het lukt de ouders tot op heden onvoldoende om in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te communiceren en afspraken te maken. De ouders maken over en weer verwijten en hebben weinig vertrouwen in elkaar. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten hier tussenin en hebben hier last van. Met name over [minderjarige 1] zijn er zorgen. Zij kampt met psychische problemen. Hoewel er op dit moment geen concrete zorgen zijn over [minderjarige 2], bevindt zij zich wel midden in de strijd van de ouders. Als deze strijd zich voortzet is de kans groot dat ook [minderjarige 2] hier psychisch onder gaat lijden, als zij dit niet al doet. Het is daarom voor beide kinderen belangrijk dat de jeugdbeschermer betrokken blijft om de situatie tussen de ouders en het welzijn van de kinderen te monitoren en de noodzakelijk te achten hulpverlening in te zetten. Ook is de betrokkenheid van de jeugdbeschermer nog noodzakelijk om de hierna te noemen zorgregeling voor wat betreft [minderjarige 1] te volgen.
5.3.
De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de resterende duur van zes maanden.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Ten aanzien van C/10/694921:
5.5.
Voor de duur van de ondertoezichtstelling kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is (artikel 1:265g, eerste lid, BW).
5.6.
De kinderrechter is van oordeel dat de afspraken zoals neergelegd in het echtscheidingsconvenant niet langer passend zijn. [minderjarige 1] bevindt zich inmiddels in een andere levensfase. Waar zij ten tijde van het convenant nog naar de basisschool ging, is zij inmiddels een puber, volop in haar ontwikkeling naar volwassenheid. Een andere levensfase brengt andere wensen met zich, zo ook bij [minderjarige 1]. [minderjarige 1] is duidelijk in haar wens om niet meer bij de vader te willen overnachten. De vader heeft daar gevolg aan gegeven en ermee ingestemd dat [minderjarige 1] niet meer bij hem overnacht. De vader verdient daarvoor een compliment. Daarnaast heeft [minderjarige 1] aangegeven niet meer op vier, en recent soms zelfs vijf, dagen naar de vader toe te willen. Zij voelt zich thuis in het huis van de moeder en wil daar meer verblijven. Deze wens komt ook voort uit haar groeiende behoefte aan regie, conform haar leeftijd, en een combinatie van verschillende gebeurtenissen bij de vader waar zij zich niet prettig bij heeft gevoeld. De kinderrechter merkt op dat het - zeker bij pubers - meer gaat om de kwaliteit van de contactmomenten met een ouder, dan om de kwantiteit. Het dwingen van een puber tot omgang tegen haar zin, zal averechts werken en komt de invulling en kwaliteit van de contactmomenten niet ten goede. De kinderrechter is tegelijkertijd van oordeel dat het evenmin wenselijk is als de regie volledig bij [minderjarige 1] komt te liggen. De kinderrechter zal daarom een voorlopige zorgregeling vaststellen, zoals ter zitting is geadviseerd door de bijzondere curator, waarbij [minderjarige 1] op minder vaste dagen naar de vader toe gaat. Positief is dat partijen met elkaar op zitting overeengekomen zijn welke dagen voor [minderjarige 1] het prettigst zijn; de dinsdag en vrijdag. Daarnaast zal worden vastgelegd dat [minderjarige 1] om de week op zaterdagmiddag tot begin van de avond bij de vader zal zijn. Dit geeft [minderjarige 1] meer vrijheid op de zaterdagen dat zij thuis is bij de moeder en zorgt er hopelijk ook voor dat [minderjarige 1], op de zaterdagen dat ze bij de vader is, meer leuke dingen met de vader en kan en wil ondernemen. Ook voor wat betreft de vakanties zal de kinderrechter het advies van de bijzondere curator overnemen.
5.7.
De kinderrechter is van oordeel dat het wenselijk is dat de hiervoor benoemde zorgregeling de komende maanden wordt uitgevoerd en daarna geëvalueerd. Om de mogelijkheid te behouden nog aanpassingen aan deze zorgregeling te kunnen doen, zal de kinderrechter voornoemde zorgregeling vastleggen als voorlopige regeling. De kinderrechter houdt de beslissing op een definitieve zorgreling aan tot de hierna te noemen pro forma datum.
5.8.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor hierna te noemen pro forma datum te rapporteren (met afschrift aan de belanghebbenden en de bijzondere curator) over de dan huidige stand van zaken en daarbij te vermelden of het verzoek voor het overige verzochte al dan niet wordt gehandhaafd en of er anderszins processuele wensen zijn.
5.9.
De kinderrechter verzoekt de bijzondere curator eveneens uiterlijk twee weken voor hierna te noemen pro forma datum te rapporteren (met afschrift aan de GI en de belanghebbenden) met een toelichting over het verloop van de voorlopige zorgregeling en een advies te geven over het vervolg van de zorgregeling.
5.10.
De kinderrechter verklaart deze beslissing eveneens uitvoerbaar bij voorraad.
Ten aanzien van de herbenoeming van de bijzondere curator:
5.11.
De kinderrechter ziet aanleiding om de bijzondere curator voor [minderjarige 1] opnieuw te benoemen nu nog steeds wordt voldaan aan de gronden hiervoor.
5.12.
[naam 1] heeft zich bereid verklaard de herbenoeming tot bijzondere curator van [minderjarige 1] te aanvaarden. De rechtbank herbenoemt hem daarom als bijzondere curator van [minderjarige 1], met als opdracht [minderjarige 1] in en buiten rechte te vertegenwoordigen, de situatie te volgen en al het nodige te doen wat in het belang van [minderjarige 1] is.
5.13.
De benoeming tot bijzondere curator geldt voor de huidige duur van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1], te weten tot 6 oktober 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van C/10/684090:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 6 oktober 2025;
Ten aanzien van C/10/694921:
6.2.
stelt als verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van [minderjarige 1] vast als
voorlopige regeling:
- [minderjarige 1] verblijft iedere dinsdag en vrijdag na school tot na het avondeten bij de vader;
- [minderjarige 1] verblijft om de week op zaterdag vanaf 14.00 uur tot na het avondeten bij de vader;
- De vakanties blijft de oorspronkelijke regeling, behalve dat [minderjarige 1] niet bij vader blijft slapen. Als vader op vakantie gaat en [minderjarige 1] mee gaat, dan blijft zij, als zij niet thuis zijn, slapen bij vader.
ten aanzien van de herbenoeming van de bijzondere curator:
6.3. (
(her)benoemt tot bijzondere curator teneinde [minderjarige 1] in en buiten rechte te vertegenwoordigen [naam 1], kantoorhoudende te [adres];
6.4.
bepaalt dat deze (her)benoeming geldt tot 6 oktober 2025;
6.5.
verklaart deze beschikking tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.6.
houdt de behandeling van zaaknummer C/10/694921 voor een definitieve zorgregeling aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 september 2025 pro forma;
6.7.
bepaalt dat de GI, de belanghebbenden en de bijzondere curator op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.8.
verzoekt de GI en de bijzondere curator uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan elkaar en de belanghebbenden) de verzochte rapportages te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025 door mr. A.L Pöll, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier, en op schrift gesteld op 2 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.