ECLI:NL:RBROT:2025:4981

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
10/055522-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging van minderjarige kinderen door verdachte met psychische stoornis

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn jonge kinderen heeft mishandeld en bedreigd. De verdachte, geboren in 1988, was ten tijde van het onderzoek gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn kinderen heeft mishandeld door hen te slaan en te bijten, en hen te bedreigen met zware mishandeling en misdrijven tegen het leven. De feiten vonden plaats in de periode van 17 januari 2023 tot 23 februari 2023. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij zijn kinderen op een ongepaste manier heeft toegesproken, maar dat hij niet de intentie had om hen daadwerkelijk pijn te doen. De rechtbank heeft de verdediging verworpen die stelde dat het bewijs onrechtmatig was verkregen en dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, ondanks zijn psychische stoornis, verantwoordelijk is voor zijn daden. De verdachte is vrijgesproken van psychische mishandeling, maar is wel veroordeeld voor de fysieke mishandeling en bedreiging van zijn kinderen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van twee weken opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische toestand en de gevolgen van zijn daden voor de kinderen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/055522-23
Datum uitspraak: 21 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum 1] 1988,
ten tijde van het onderzoek uit anderen hoofde gedetineerd
in [penitentiaire inrichting] ,
raadsman mr. M. Rafik, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.1.
Standpunt verdediging
Primair is aangevoerd dat de verdachte van de beide ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, omdat het verkregen bewijsmateriaal van het bewijs dient te worden uitgesloten wegens schending van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Al het bewijs is verkregen door middel van opnames van vertrouwelijke communicatie (OVC) in de woning van de verdachte. Echter de rechtmatigheid van dit bewijsmateriaal kan niet worden getoetst, omdat zich in het dossier geen stukken bevinden ten aanzien van de inzet van Bijzondere Opsporingsbevoegdheden (BOB).
Subsidiair is aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Uit de geluidsopnames valt niet op te maken dat de kinderen zijn geslagen, als er al vanuit wordt gegaan dat het inderdaad klappen betreft die te horen zijn. De verdachte en zijn medeverdachte (moeder) hebben verklaard dat de verdachte wel eens op voorwerpen sloeg, zoals op de tafel, om zijn woorden kracht bij te zetten. [minderjarige 1] huilde dan mogelijk van de schrik. Het huilen moet ook niet geïnterpreteerd worden als een reactie op pijn. Het zacht met de lippen bijten of happen op de vinger van [minderjarige 1] en het geven van een corrigerende tik, zoals door de verdachte is verklaard, heeft geen pijn of letsel veroorzaakt zodat het geen mishandeling oplevert. Ten aanzien van [minderjarige 2] zijn geen opnames voorhanden die het slaan ondersteunen. Er zijn verder ook geen andere bewijsmiddelen op basis waarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte zijn kinderen heeft mishandeld.
Ook is er onvoldoende wettig bewijs voor de emotionele/psychische mishandeling en de bedreiging van de kinderen. De kinderen, de verdachte en zijn echtgenote zijn allemaal opgegroeid in de Syrisch-Arabische cultuur en zijn allen vloeiende sprekers van de Arabische taal. Bij het vertalen vanuit het Arabisch zijn uitingen en context van groot belang. Er dient terughoudendheid te worden toegepast bij de vertalingen, omdat er sprake kan zijn van een verlies van betekenis. Het Arabisch is een taal vol metaforen en beeldspraak waarbij het gebruik van overdrijvingen zeer gebruikelijk is. Een groot deel van de woorden worden niet letterlijk bedoeld, maar worden gebruikt om kinderen af te schrikken, omdat hun gedrag wordt afgekeurd. De kinderen wisten dat de uitingen niet letterlijk bedoeld waren en dat hen dus niet daadwerkelijk zou worden aangedaan waarmee werd gedreigd. Er was bij de kinderen dan ook geen sprake van redelijke vrees voor een misdrijf, omdat zij zijn opgegroeid in een oorlogsgebied en een dikkere huid hebben dan het gemiddelde kind. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte opzet had – al dan niet in voorwaardelijke zin – op bedreiging van zijn kinderen.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of de OVC-gesprekken bij de beoordeling van de tenlastelegging kunnen worden betrokken.
Artikel 6 EVRM
Door het Landelijk Parket werd onder de naam Lech26 een strafrechtelijk onderzoek verricht naar de verdachte terzake van deelname aan een terroristische organisatie. Binnen dit onderzoek is met machtiging van de rechter-commissaris vertrouwelijke communicatie opgenomen die is gevoerd in de woning van de verdachte, aan [adres] te [plaats] .
Op grond van artikel 126dd van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is door de zaaksofficier van justitie toestemming verleend om de informatie die verkregen is in het onderzoek 26Lech – in de vorm van de OVC’s - te gebruiken voor het onderhavige strafrechtelijk onderzoek.
De verdediging wenst consequenties te verbinden aan het ontbreken van de BOB-stukken uit onderzoek Lech 26. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 1 juni 2023 is het onderzoek op de terechtzitting in onderhavige zaak destijds voor onbepaalde tijd aangehouden. De rechtbank stelt vast dat noch op die zitting, noch in de tussenliggende periode vanaf de zitting van 1 juni 2023 tot onderhavige zitting van 7 maart 2025, noch op de inhoudelijke zitting van 7 maart 2025 er vanuit de verdediging een verzoek is gedaan met betrekking tot het voegen van de betreffende BOB-stukken, terwijl daartoe alle gelegenheid was. Nu de verdachte bijstand heeft is er, bij gebreke aan een dergelijk verzoek, geen sprake van schending van het recht op een eerlijk proces op grond van artikel 6 EVRM, ook omdat er anderszins geen aanwijzingen zijn dat de inzet van de bijzondere opsporingsbevoegdheden niet rechtmatig is geweest.
Overigens blijkt uit het gepubliceerde vonnis van 28 juni 2024 - inzake de verdenking uit het Lech26 onderzoek- ook niet dat er sprake zou zijn van enig vormverzuim in dat strafrechtelijk onderzoek.
Conclusie:
Het verweer wordt verworpen.
Partiële vrijspraak feit 1
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde eerste en tweede gedachtestreepje ten aanzien van zoon [minderjarige 2]
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde opgenomen geweldshandelingen in het eerste en tweede gedachtestreepje - te weten de fysieke mishandeling - ten aanzien van zoon [minderjarige 2] niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1, derde gedachtestreepje ten laste gelegde ten aanzien van beide kinderen
Aan de verdachte is ten laste gelegd de psychische mishandeling van zijn kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het kleinerend en/of denigrerend toespreken van kinderen kan onder omstandigheden psychische mishandeling opleveren op grond van artikel 300, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.). Het komt aan op de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de gedraging van de verdachte en de omstandigheden waaronder deze is verricht of gemaakt (vgl: ECLI:NL:GHDHA:2017:1539).
De verdachte heeft bekend dat de in de tenlastelegging opgenomen woorden, te weten
verstandeloos, dieren, beesten, plaaggeesten en kwelduivelszijn gezegd tegen de kinderen. Op grond van de OVC-gesprekken van 21 t/m 23 januari 2023 en de vertaling daarvan kan worden vastgesteld dat de kinderen door de verdachte en de medeverdachte, zijn echtgenote, op een ongepaste manier worden toegesproken.
Artikel 300 lid 4 Sr spreekt evenwel over “
opzettelijke benadeling van de gezondheid”. De gebezigde uitlatingen zoals ten laste gelegd zijn naar het oordeel van de rechtbank niet van dien aard dat daardoor psychische schade evident is. Verder bevinden zich geen stukken in het dossier op grond waarvan de rechtbank kan vaststellen dat er sprake is van benadeling van de psychische gezondheid van de kinderen op basis van de omstandigheid dat de verdachte zijn kinderen heeft gekleineerd en denigrerend heeft toegesproken. Daarvoor ontbreekt objectief wettelijk bewijs. Zo zijn er geen rapportages over de psychische gesteldheid van de kinderen en gelet op de korte pleegperiode van 21 t/m 23 januari 2023 kan evenmin worden gesteld dat er sprake is geweest van een stelselmatig patroon. Ook de verklaring van [minderjarige 1] tijdens het studioverhoor op 1 maart 2023 biedt geen aanknopingspunt voor het oordeel dat er sprake is van enig psychisch letsel. De verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Nadere bewijsmotivering feit 1
Nadere bewijsmotivering feit 1, eerste en tweede gedachtestreepje ten aanzien van dochter [minderjarige 1]
Op de geluidsopname van 23 januari 2023 zijn meerdere geluiden van klappen te horen alsmede een kind dat aan het huilen is. Op de geluidsopname is te horen dat de verdachte tegen zijn kind zegt “
Wanneer leer je te luisteren? Je werd vorige keer ook in elkaar geslagen omdat je [persoon A] uit de loopstoel had gehaald, Waarom heb je dat vanochtend weer gedaan?”. Vervolgens zijn meerdere geluiden van klappen te horen alsmede een kind dat aan het huilen en kreunen is. De medeverdachte zegt tijdens het gesprek ook
“Laat haar los, het is genoeg. [verdachte] , sla haar alsjeblieft niet meer. Het is genoeg”.De verdachte heeft bij de politie op 25 februari 2023 en ook ter zitting verklaard dat hij [minderjarige 1] lichte tikjes en klapjes heeft gegeven op haar been en voet. Dit heeft de medeverdachte, zijn echtgenote [medeverdachte] , tijdens het politieverhoor op 26 februari 2023 ook bevestigd. Zij heeft - nadat haar de geluidsopname van 23 januari 2023 is voorgehouden - verklaard dat haar man [minderjarige 1] wel een tik gaf op haar hand en op haar voet.
Ook heeft de verdachte bekend dat hij zijn dochter [minderjarige 1] met zijn lippen licht heeft gebeten in haar hand om haar te leren dat ze haar zusje nooit meer mag optillen. Zijn echtgenote [medeverdachte] heeft tijdens het politieverhoor op 26 februari 2023 verklaard dat haar man [minderjarige 1] wel eens licht heeft gebeten en dat dat normaal zou zijn in hun cultuur. Op de geluidsopname van 23 januari 2023 is te horen dat een kind hard huilt en vervolgens is te horen dat de verdachte zegt: “
Weet je nu waarom ik je aan je hand/arm heb gebeten? Zodat je het nooit meer vergeet. Elke keer als je ernaar kijkt, herinner je dat je vader jou gebeten heeft omdat jij [persoon A] had opgetild”waarop daarna het kind huilend ‘
oke’ zegt.
Op grond van de uitwerking van het OVC-gesprek van 23 januari 2023 en de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zijn dochter [minderjarige 1] op 23 januari 2025 heeft geslagen door haar tegen de armen, benen en voeten te slaan. De verklaring van de verdachte dat hij slechts met zijn hand op de tafel en kast heeft geslagen, acht de rechtbank op grond van deze bewijsmiddelen dan ook volstrekt onaannemelijk. Ook is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zijn dochter [minderjarige 1] met kracht in haar hand heeft gebeten. Dat het bijten van de verdachte heel zachtjes was, acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu uit het OVC-gesprek van 23 januari 2025 blijkt dat er een afdruk van het bijten is achtergebleven op de hand/arm van het kind en te horen is dat zij kort daarna huilt.
Nadere bewijsmotivering feit 2
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, dan wel zware mishandeling, onder meer is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij/zij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
De verdachte heeft bekend dat hij de uitlatingen zoals opgenomen in het onder 2 ten laste gelegde heeft geuit, maar dat hij deze niet letterlijk heeft bedoeld. Het was veel meer als een waarschuwing bedoeld. Uit de vertaling van het OVC-gesprek van 23 januari 2023 blijkt dat er wordt geschreeuwd tegen de kinderen, waarbij zowel door de verdachte als zijn echtgenote de in de tenlastelegging opgenomen akelige zinnen zijn gezegd. De inhoud van deze verwensingen van de verdachte en zijn echtgenote richting hun jonge kinderen van destijds respectievelijk acht en vijf jaar oud zijn dusdanig extreem dat de cultureel-sociale context en de Arabische taal-achtergrond van het gezin daarvoor geen enkele rechtvaardiging bieden. De door verdachte en medeverdachte gebruikte woorden, mede in onderlinge samenhang bezien, zijn naar objectieve maatstaven, als bedreigend aan te merken. Dat het gezin gehard zou zijn door de oorlogssituatie in Syrië en hun verblijf in een vluchtelingenkamp, doet hieraan ook niet af.
Naast de inhoud van de verbale uitlatingen zijn de omstandigheden waaronder deze zijn geuit ook van belang. Er werd in de woning door de verdachte en de medeverdachte geschreeuwd tegen de kinderen die gezien hun jonge leeftijd afhankelijk van hen zijn voor hun opvoeding en verzorging. Daarnaast heeft de verdachte [minderjarige 1] ook fysiek mishandeld. Gelet hierop heeft bij de kinderen de redelijke vrees kunnen ontstaan dat het misdrijf waarmee werd bedreigd ook zou worden gepleegd. En dat was ook de strekking van de verdachte en zijn echtgenote; de verdachte wilde naar eigen verklaring vanuit opvoedkundig oogpunt de kinderen bang maken teneinde ze te bewegen iets na te laten. Daarmee staat vast dat de verdachte en zijn medeverdachte ook het opzet hadden om vrees aan te jagen.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de aard van de tenlastegelegde uitlatingen onder de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en een bedreiging met zware mishandeling van de kinderen opleveren.
Nu uit het OVC-gesprek van 23 januari 2023 is komen vast te staan dat de bedreigingen in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte zijn begaan, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen.
4.1.3.
Conclusie
De bewijsverweren worden verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op
23 januari 2023te [plaats] , meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk zijn kind, te weten [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 heeft mishandeld door (telkens) dat kind,
- tegen de arm(en)
en be(e)n(en) en voet(en) te slaan
en
- ( met kracht) in de arm en/of hand te bijten
2
Hij op
23 januari 2023te [plaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 3]
2017, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware
mishandeling, immers hebben hij, verdachte, en zijn medeverdachte,
- die [minderjarige 1] opzettelijk dreigend (onder meer) de woorden toegevoegd: “Ik zal je hoofd eraf rukken als je
weer zo gaat staan” en “Ik laat je niet meer naar school gaan. Klaar,
ik vertel ze dat [minderjarige 1] dood is, en dan blijf je hier. Je blijft hier als
een beest werken, totdat je dood gaat” en “Ik zweer het bij Allah, ik
ga je handen/armen breken” en “Ga weg, ik zweer het, ik ga je verlamde
armen bezorgen” en “Pas op met je gezichtsuitdrukkingen, omdat ik van
plan ben om jou te verminken”, althans woorden van gelijke dreigende aard
of strekking en
- die [minderjarige 2] opzettelijk dreigend (onder meer) de woorden toegevoegd:
“Ik zal je 1 klap geven. Een klap waar je aan dood kan gaan, of je
gehandicapt raakt voor de rest van je leven. Begrijp je?” en “Ik zal je
tong eruit scheuren en jou een trap tegen de hoofd geven als ik
erachter kom dat je je zus lastig hebt gevallen” en “Je krijgt er
spijt van als ik erachter kom dat je haar lastig hebt gevallen. Ik ga je
zo hard slaan dat je een jaar lang daardoor moet gaan huilen”, althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
mishandeling, begaan tegen zijn kind

2.

medeplegen van bedreiging met zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 23 januari 2023 schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn minderjarige dochter door haar tegen haar armen, benen en voeten te slaan en in haar arm/hand te bijten. De verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn dochter. Tevens heeft de verdachte op diezelfde dag samen met zijn echtgenote zich schuldig gemaakt aan bedreigingen van hun minderjarige dochter en minderjarige zoon. Deze feiten vonden plaats in de woning waar de verdachte met zijn gezin woont. Dit is bij uitstek een plek waar de kinderen zich - bij hun eigen ouders - veilig zouden moeten voelen. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen pijn en angst veroorzaakt bij zijn kind(eren), maar ook het vertrouwen bij de kinderen in een veilig thuis geschaad, terwijl de kinderen juist zouden moeten kunnen rekenen op liefde, bescherming en geborgenheid van hun beide ouders. Dit zijn feiten die de rechtbank de verdachte zeer kwalijk neemt. De kinderen zijn na het ontstaan van de verdenking onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel blijkt dat de verdachte bij vonnis van deze rechtbank van 28 juni 2024 is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. Aangezien deze veroordeling later heeft plaatsgevonden dan de pleegdatum in onderhavige zaak, is artikel 63 Sr van toepassing. De rechtbank zal deze omstandigheid dan ook in strafmatigende zin betrekken in de straftoemeting.
7.3.2.
Rapportage
Triple Pro Justitia-rapportage
[psychiater] , [GZ-psycholoog] en [forensisch milieuonderzoeker] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 november 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde sprake van een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressgerelateerde stoornis. De verdachte zou in de ten laste gelegde periode onder druk staan. Daarnaast hebben traumatisering en de gedwongen migratie zowel fysieke als psychische sporen achtergelaten.
Er is vanuit gedragsdeskundig oogpunt enige doorwerking te beredeneren tussen de bij de verdachte beschreven pathologie en het hem ten laste gelegde. Tegelijkertijd hebben onderzoekers geen aanwijzingen dat hij heel sterk, laat staan volledig, ontregeld was en dat hij volledig door zijn pathologie in zijn denken en handelen werd gestuurd. Onderzoekers adviseren derhalve om de verdachte de hem ten laste gelegde feiten, in (enigszins) verminderde mate toe te rekenen. Wanneer bij de verdachte de draaglast zijn draagkracht overschrijdt, is het risico op (vooral verbaal) agressief gedrag aanwezig. Tegelijkertijd ontstaat ook niet het beeld van een patroon van terugkerend agressief of impulsief gedrag. Er zijn ook vooral veel beschermende factoren. Alles overziend schatten onderzoekers het risico op vergelijkbaar delictgedrag in als (hooguit) matig. Onderzoekers adviseren om hulpverlening in te zetten en deze te richten op het gehele gezin als systeem. Hierbij kan ook overwogen worden om de verdachte enkele handvatten te geven om om te gaan met de onderliggende traumatisering en bijkomende emoties. De verwachting is dat dit geen langdurige of intensieve behandeling vergt.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een psychische stoornis in verband waarmee de ten laste gelegde feiten hem in (enigszins) verminderde mate kunnen worden toegerekend. Dit is een omstandigheid waar de rechtbank in strafmatigende zin rekening zal houden.
7.4.
Overschrijding redelijk termijn
Bij de berechting van een verdachte, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting binnen 24 maanden na aanvang van de redelijke termijn dient te zijn afgerond met een eindvonnis. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 23 februari 2023 aangehouden en op 24 februari 2023 in verzekering gesteld. Tussen die datum en de datum van het vonnis – 21 maart 2025 – ligt een periode die de redelijke termijn met 27 dagen overschrijdt. Dit betreft een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Met deze overschrijding zal de rechtbank rekening houden bij op te leggen straf.
7.5
Wijze van aanhouding van de verdachte
Anders dan de verdediging heeft betoogd, zal de rechtbank niet in strafmatigende zin rekening houden met de wijze waarop de verdachte is aangehouden op 23 februari 2023.
De verdachte werd destijds verdacht van terroristische misdrijven (waarvoor hij inmiddels door de rechtbank is veroordeeld) en stond hij bij de politie daarom ook bekend als gevaarlijk, aldus de officier van justitie. Uit het proces-verbaal volgt ook dat het arrestatieteam was ingezet, omdat redelijkerwijs mocht worden aangenomen dat er levensbedreigende omstandigheden tegen de politie of anderen dreigden. Gelet hierop is in overeenstemming met de gegeven instructies van die veiligheidsprocedure de verdachte aangehouden waarbij hij werd geblinddoekt en geboeid.
Gezien de aard van de feiten waarvan hij op dat moment werd verdacht in het onderzoek Lech26 bood de ambtsinstructie ook de mogelijkheid voor het aanleggen van handboeien en het aanbrengen van een blinddoek, en daarmee is de wijze van aanhouding niet onrechtmatig te achten. Er is dus op die grond geen sprake van een vormverzuim ex artikel 359a Sv dat zou moeten leiden tot strafvermindering.
7.6.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de toepassing van artikel 63 Sr, de overschrijding van de redelijke termijn en de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden zal de rechtbank aan de verdachte een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist. Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank tevens acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Verder is redengevend dat rechtbank, anders dan door de officier van justitie is gerekwireerd, de verdachte van de onder 1 ten laste gelegde psychische mishandeling heeft vrijgesproken. Bij de straftoemeting is ook rekening gehouden met het feit dat door de bewezen feiten alle drie de jonge kinderen inmiddels bijna twee jaar uit huis zijn geplaatst en thans in verschillende pleeggezinnen verblijven, en dat de verdachte in die zin dus ook al de gevolgen van zijn handelen heeft ondervonden. Daarnaast betrekt de rechtbank bij het bepalen van de straf de aard van de feiten en dat het hier niet gaat om de meest ernstige vorm van mishandeling en bedreiging. Bovendien blijkt uit de deskundigenrapportage dat de kans op herhaling laag wordt ingeschat. Ter zitting heeft de verdachte bovendien verklaard dat hij door de uithuisplaatsing van zijn kinderen ervan doordrongen is dat zijn opvoeding van de kinderen niet de manier is hoe in Nederland met kinderen dient te worden omgegaan en dat hij openstaat voor hulpverlening, zodat hij zijn kinderen een goede toekomst kan geven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twee weken passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 63, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.M. Janssen, voorzitter,
en mr. L. Daum en mr. F. Tosun, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. mr. N. Jallal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 21 maart 2025.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
Hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 januari 2023 tot 23 februari 2023 te [plaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
opzettelijk zijn kinderen, te weten [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 en/of [minderjarige 2]
, geboren op [geboortedatum 3] 2017,
heeft mishandeld door (telkens) die kinderen, althans een van die kinderen,
- in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of op/tegen de arm(en)
en/of be(e)n(en) en/of voet(en) en/of elders op het lichaam te slaan
en/of te stompen en/of
- ( met kracht) in de arm en/of hand te bijten en/of
- kleinerend en/of denigrerend toe/aan te spreken door hem/haar/hen (onder
meer) verstandeloos, dieren, beesten, plaaggeesten en kwelduivels te
noemen, althans woorden van gelijke kleinerende/denigrerende aard en/of
strekking waardoor één of meer van voornoemde kind(eren) pijn en/of letsel en/of psychisch letsel heeft/hebben bekomen en/of een hevige onlust veroorzakende lichamelijke en/of geestelijke gewaarwording bij hen is veroorzaakt en/of waardoor opzettelijk de gezondheid van één of meer van voornoemde kind(eren) (ernstig) werd benadeeld;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht )
2
Hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 januari 2023 tot 23 februari 2023 te [plaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 en/of [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 3]
2017, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte,
- die [minderjarige 1] opzettelijk dreigend (onder meer) de woorden toegevoegd: “Ik
hoop dat je valt en dood gaat “ en/of “Ik zal je hoofd eraf rukken als je
weer zo gaat staan” en/of “Ik laat je niet meer naar school gaan. Klaar,
ik vertel ze dat [minderjarige 1] dood is, en dan blijf je hier. Je blijft hier als
een beest werken, totdat je dood gaat” en/of “Ik zweer het bij Allah, ik
ga je handen/armen breken” en/of “Ga weg, ik zweer het, ik ga je verlamde
armen bezorgen” en/of “Pas op met je gezichtsuitdrukkingen, omdat ik van
plan ben om jou te verminken”, althans woorden van gelijke dreigende aard
of strekking en/of
- die [minderjarige 2] opzettelijk dreigend (onder meer) de woorden toegevoegd:
“Ik zal je 1 klap geven. Een klap waar je aan dood kan gaan, of je
gehandicapt raakt voor de rest van je leven. Begrijp je?” en/of “Ik zal je
tong eruit scheuren en jou een trap tegen de hoofd geven als ik
erachter kom dat je je zus lastig hebt gevallen” en/of “Je krijgt er
spijt van als ik erachter kom dat je haar lastig hebt gevallen. Ik ga je
zo hard slaan dat je een jaar lang daardoor moet gaan huilen”, althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )