4.4.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van de medeplichtigheid van de verdachte. In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen die zien op het ontstaan van het dodelijke verkeersongeval nu niet ter discussie staat dat dit ongeval aan de schuld van de medeverdachte te wijten is geweest. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
[medeverdachte] op 1 september 2024 te Rotterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto met kenteken [kentekennummer] ), daarmede rijdende over de weg, de Warande, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
te rijden
- terwijl hij, [medeverdachte] , reed zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat voertuig behoorde en- met het door hem, [medeverdachte] , bestuurde voertuig te rijden met een snelheid van ongeveer 127 km/u, terwijl 50 km/u was toegestaan en
- niet te (blijven) letten op de weg en de overige verkeersdeelnemers en
- terwijl hij een doorsteek voor fietsverkeer en/of voetgangersoversteekplaats naderde en op of nabij die doorsteek voor fietsverkeer en/of voetgangersoversteekplaats [slachtoffer] zich op een fiets bevond, die doorsteek voor fietsverkeer en/of voetgangersoversteekplaats opreed en (daarbij) niet opmerkte dat die [slachtoffer] doende was die doorsteek voor fietsverkeer en/of voetgangersoversteekplaats over te steken en die [slachtoffer] niet heeft laten voorgaan en (vervolgens) tegen die [slachtoffer] aan te botsen , waardoor die [slachtoffer] werd gedood, terwijl hij, [medeverdachte] , onder invloed van alcohol en cocaïne was
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 1 september 2024 te Rotterdam, opzettelijk middelen heeft verschaft, door dat motorrijtuig aan die [medeverdachte] ter beschikking te stellen , terwijl zij wist dat die [medeverdachte] niet in het bezit was van een rijbewijs en terwijl zij wist dat die [medeverdachte] onder invloed was van alcohol, in elk geval onder zodanige invloed van een stof, waarvan zij wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen en dat hij, [medeverdachte] , niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
2
[medeverdachte] op 1 september 2024 te Rotterdam een motorrijtuig (te weten een personenauto met kenteken [kentekennummer] ) heeft bestuurd,
na gebruik van in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en alcohol (ethanol), terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stoffen
- 26 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg en
- 1,08 milligram ethanol per milliliter bloed bedroeg,
in elk geval (telkens) een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij cocaïne en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 1 september 2024 te Rotterdam, opzettelijk middelen heeft verschaft, door dat motorrijtuig aan die [medeverdachte] ter beschikking te stellen en
terwijl zij wist dat die [medeverdachte] onder invloed was van alcohol, in elk geval onder zodanige invloed van een stof, waarvan zij wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij, [medeverdachte] , niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.