9.2.2.Overwegingen ten aanzien van de individuele vorderingen
9.2.2.1.
[slachtoffer 1]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 1] (na aftrek van voor anderen ingelegde bedragen en verminderd met teruggestorte bedragen) een bedrag van (omgerekend) € 169.585,87 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
Wat de gevorderde rente betreft, wordt het volgende overwogen. [slachtoffer 1] heeft op meerdere momenten bedragen ingelegd en daarbij ook bedragen ingelegd voor derden, terwijl er ook bedragen zijn terugbetaald. Hij heeft bij de onderbouwing van de vordering drie onderscheiden transacties aangewezen, namelijk overmakingen vanuit de Coinbase-account, overmakingen vanuit de Binance-account en overmakingen vanuit de Metamask-account. Binnen elk van die drie transacties vinden op diverse data overschrijvingen plaats naar de verdachte (in totaal negentien overschrijvingen), terwijl, als gezegd, die overschrijvingen deels ook zien op betalingen voor derden. Onduidelijk is op welke overschrijvingen die precies in mindering strekken. Er kan om die reden niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld welke inleg van [slachtoffer 1] persoonlijk op welk moment heeft plaatsgevonden. [slachtoffer 1] heeft ook niet onderbouwd vanaf welke datum voor de diverse bedragen de wettelijke rente is verschuldigd. De rechtbank zal de wettelijke rente over
€ 169.585,87 om die reden toewijzen vanaf de datum van de laatste betaling, namelijk 24 augustus 2022.
9.2.2.2.
[slachtoffer 2]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 2] (na omrekening) een bedrag van € 65.814,67 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 30 mei 2021 over € 39.932,10, vanaf 16 juli 2021 over € 10.000,00, vanaf 7 november 2021 over € 3.000,00, vanaf 19 januari 2022 over
€ 4.000,00, vanaf 10 april 2022 over € 5.000,00 en vanaf 2 december 2022 over € 3.882,57.
9.2.2.3.
[slachtoffer 3]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 3] (al dan niet na aftrek van terugbetaalde bedragen) een bedrag van € 1.430,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal voor dat deel worden toegewezen.
Wat de wettelijke rente betreft, wordt overwogen dat op verschillende momenten in de tijd diverse bedragen zijn ingelegd en dat deze voor het grootste gedeelte zijn terugbetaald. Gelet op het bepaalde in artikel 6:43 lid 2 BW zal voor de ingangsdatum van de wettelijke rente worden uitgegaan van de laatste datum van inleg. De wettelijke rente over voornoemd bedrag is daarmee toewijsbaar vanaf 28 december 2021.
Ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op de vergoeding van de kosten die zijn gemaakt voor het doen van aangifte geldt het volgende. Voor zover het hier gaat om een kostenpost die op grond van artikel 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking komt, geldt dat alleen voor redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt. Dat is namens de verdediging betwist: betoogd is dat er geen noodzaak was een advocaat in te schakelen om aangifte te doen. [slachtoffer 3] heeft in reactie daarop naar voren gebracht dat er meer kans op onderzoek en vervolging zou zijn als de aangifte goed zou zijn voorbereid. Dat is onvoldoende om op dit moment te kunnen aannemen dat sprake is van in redelijkheid gemaakte kosten – nog afgezien van de vraag of de kosten redelijk zijn. Daarover is nader debat en wellicht bewijslevering nodig, waarvoor geen plaats is in het strafproces. [slachtoffer 3] zal in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard; het kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
9.2.2.4.
[slachtoffer 4]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 4] (na omrekening) een bedrag van € 24.387,49 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag is toewijsbaar vanaf 17 december 2022.
9.2.2.5.
[slachtoffer 5]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 5] (na omrekening) een bedrag van
€ 44.980,97 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden.
De wettelijke rente over € 24.999,85 is toewijsbaar vanaf 28 december 2021, over
€ 19.281,12 vanaf 6 mei 2022 en over € 700,00 vanaf 10 mei 2022.
9.2.2.6.
[slachtoffer 6]
Met de nader aangeleverde stukken is genoegzaam onderbouwd en niet (nader) betwist dat [slachtoffer 6] een bedrag van € 5.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden.
De wettelijke rente over dat bedrag is toewijsbaar vanaf 16 juli 2021.
9.2.2.7.
[slachtoffer 7]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 2] (na omrekening) een bedrag van € 29.239,62 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen en voor het overige worden afgewezen.
De wettelijke rente over € 29.239,62 is toewijsbaar vanaf 28 juli 2022.
9.2.2.8.
[slachtoffer 8]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 2] (na omrekening) een bedrag van € 4.238,12 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 augustus 2021 over € 1.470,72, vanaf
15 september 2021 over € 1.009,65 en vanaf 5 februari 2022 over € 1.757,75.
9.2.2.9.
[slachtoffer 9]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 1] (na omrekening) een bedrag van € 111.420,56 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 15 juni 2022 over € 95.997,51 en vanaf 15 oktober 2022 over € 15.423,05.
9.2.2.10.
[slachtoffer 10]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 10] een bedrag van € 126.327,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
Wat de wettelijke rente betreft, wordt het volgende overwogen. [slachtoffer 10] heeft een deel van de bedragen ingelegd vanaf zijn account bij Knaken Cryptohandel. Uit de overgelegde stukken blijkt niet wanneer dat is gebeurd. De rechtbank zal voor die inleg uitgaan van de laatste datum waarop [slachtoffer 10] heeft ingelegd, namelijk 27 september 2022. De wettelijke rente is daarmee toewijsbaar vanaf 19 mei 2022 over € 30.000,00 en vanaf 27 september 2022 over € 96.327,00.
9.2.2.11.
[slachtoffer 11]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 3] een bedrag van € 10.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar vanaf 15 oktober 2022.
9.2.2.12.
[slachtoffer 12]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 3] een bedrag van € 15.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar vanaf 9 augustus 2021.
9.2.2.13.
[slachtoffer 13]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 13] (na omrekening) een bedrag van € 5.486,40 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar vanaf 23 juni 2022.
9.2.2.14.
[slachtoffer 14]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 14] (na omrekening) een bedrag van € 10.214,70 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar vanaf 18 augustus 2021.
9.2.2.15.
[slachtoffer 15]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 15] (na omrekening) een bedrag van € 7.499,70 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 6 juli 2021 over € 5.000,00, vanaf 6 augustus 2021 over € 1.499,85 en vanaf 8 november 2021 over € 999,85.
9.2.2.16.
[slachtoffer 16]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 16] een bedrag van € 49.500,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar vanaf 13 augustus 2021.
9.2.2.17.
[slachtoffer 17]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 17] (na omrekening) een bedrag van € 97.922,20 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 21 oktober 2021 over € 5.000,00, vanaf 5 november 2021 over € 24.488,23 en vanaf 23 januari 2022 over € 68.433,97.
9.2.2.18.
[slachtoffer 18]
Namens de verdachte is het verweer gevoerd dat een deel van de gestelde schade niet in rechtstreeks verband staat tot het bewezen verklaarde feit en dat voor het overige onvoldoende is onderbouwd dat het gaat om inleg van [slachtoffer 18] zelf, omdat ook is ingelegd voor derden.
Uit de aangifte van [slachtoffer 18] volgt dat hij € 200.000,00 heeft betaald aan de verdachte voor de aanschaf van een brokerslicentie (waarvan de bank € 100.000,00 aan hem heeft teruggestort). Nu de rechtbank de verdachte voor deze betaling partieel heeft vrijgesproken wordt [slachtoffer 18] in zoverre niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. [slachtoffer 18] heeft in zijn verhoor bij de politie verder verklaard dat hij samen met vrienden een account heeft en dat hij daarbij € 30.000,00 heeft ingelegd. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij € 25.000,00 cash heeft betaald om te renderen in Monityx . Aldus is op dit moment onvoldoende gebleken hoeveel geld [slachtoffer 18] als inleg ten behoeve van Monityx heeft betaald, terwijl voorts is betwist dat de verdachte cash geld heeft ontvangen van [slachtoffer 18] . Voor een nadere onderbouwing van de stellingen van [slachtoffer 18] en eventueel bewijslevering is in dit strafproces geen ruimte. [slachtoffer 18] zal dan ook voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering; deze kan aangebracht worden bij de civiele rechter.
9.2.2.19.
[slachtoffer 19]
Namens de verdachte is betwist dat een bedrag van € 5.000,00 is ingelegd. De rechtbank overweegt als volgt. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat daadwerkelijk
€ 5.000,00 aan de verdachte is betaald. Het enkele feit dat de verdachte is gevraagd om geld van [slachtoffer 19] op te halen en dat er een account is op haar naam is onvoldoende om aan te nemen dat genoemd bedrag is ingelegd. Binnen het strafproces bestaat geen ruimte om [slachtoffer 19] in de gelegenheid te stellen alsnog met stukken te onderbouwen dat een bedrag van € 5.000,00 is betaald althans voor bewijslevering op dat punt. [slachtoffer 19] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard; de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.2.2.20.
[slachtoffer 20]
Namens de verdachte is betwist dat door [slachtoffer 20] een bedrag van € 5.000,00 is ingelegd. De rechtbank overweegt als volgt. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat daadwerkelijk (al dan niet via [slachtoffer 18] ) € 5.000,00 aan de verdachte is betaald. Dat er chats zijn en dat [slachtoffer 20] op de eindlijst voorkomt, is onvoldoende om aan te nemen dat genoemd bedrag is ingelegd. Binnen het strafproces bestaat geen ruimte om [slachtoffer 20] in de gelegenheid te stellen alsnog met stukken te onderbouwen dat een bedrag van € 5.000,00 is betaald althans voor bewijslevering op dat punt. [slachtoffer 20] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard; de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.2.2.21.
[slachtoffer 21]
Namens de verdachte is betwist dat door [slachtoffer 21] een bedrag van € 5.000,00 is ingelegd. De rechtbank overweegt als volgt. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat daadwerkelijk (al dan niet via [slachtoffer 18] ) € 5.000,00 aan de verdachte is betaald. Dat [slachtoffer 21] op de eindlijst voorkomt, is onvoldoende om aan te nemen dat genoemd bedrag is ingelegd. Binnen het strafproces bestaat geen ruimte om [slachtoffer 21] in de gelegenheid te stellen alsnog met stukken te onderbouwen dat een bedrag van € 5.000,00 is betaald althans voor bewijslevering op dat punt. [slachtoffer 21] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard; de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.2.2.22.
[slachtoffer 22]
Namens de verdachte is betwist dat door [slachtoffer 22] een bedrag van € 8.000,00 is ingelegd. De rechtbank overweegt als volgt. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat daadwerkelijk (na aftrek van een door de verdachte aan [slachtoffer 22] betaald bedrag)
€ 8.000,00 aan de verdachte is betaald. Er is een proces-verbaal waaruit volgt dat op 15 mei 2023, dezelfde dag als die waarop [slachtoffer 22] volgens de aangifte cash € 10.000,00 aan de verdachte heeft voldaan, eenzelfde bedrag contant is gestort op de rekening van [bedrijf A] B.V.Hoewel dat, zeker in combinatie met het feit dat aan [slachtoffer 22] € 2.000,00 is betaald door de verdachte, een sterke aanwijzing is dat [slachtoffer 22] geld heeft ingelegd, is dat gelet op de betwisting namens de verdachte onvoldoende om aan te nemen dat voornoemd bedrag is ingelegd. Datzelfde geldt voor de screenshots van de grafiek op Monityx . Binnen het strafproces bestaat geen ruimte om [slachtoffer 22] in de gelegenheid te stellen alsnog met (nadere) stukken te onderbouwen dat een bedrag van € 8.000,00 is betaald althans voor bewijslevering op dat punt. De vordering tot vergoeding van immateriële schade is evenmin toewijsbaar gelet op hetgeen hiervoor (bij de algemene overwegingen) is overwogen. [slachtoffer 22] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard; de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.2.2.23.
[slachtoffer 23]
Namens de verdachte is betwist dat door [slachtoffer 23] een bedrag van € 5.000,00 is ingelegd. [slachtoffer 23] heeft een afschrift overgelegd waaruit blijkt dat hij € 5.000,00 heeft gepind. Dat is gelet op de betwisting namens de verdachte onvoldoende om aan te nemen dat daadwerkelijk een bedrag van € 5.000,00 is ingelegd, ook als de overgelegde chats in aanmerking worden genomen. Zoals hiervoor is overwogen is evenmin voldoende dat zijn naam voorkomt op de eindlijst. Er is nadere bewijslevering nodig ten aanzien van de inleg, waarvoor binnen het strafproces geen ruimte is. De vordering tot vergoeding van immateriële schade is evenmin toewijsbaar gelet op hetgeen hiervoor is overwogen. [slachtoffer 23] wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering; de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.2.2.24.
[slachtoffer 24]
Namens de verdachte is de door [slachtoffer 24] gestelde schade betwist. De rechtbank overweegt als volgt. De vordering van [slachtoffer 24] betreft in de eerste plaats de door hem gestelde inleg van € 70.000,00. Die vordering is weliswaar onderbouwd met bankafschriften, maar uit de aangifte volgt dat [slachtoffer 24] ook heeft ingelegd voor andere partijen, zodat onduidelijk is welk deel van dit bedrag schade voor hemzelf betreft. Bovendien zijn er ook forse stortingen door of namens de verdachte aan [slachtoffer 24] gedaan en die zijn niet van de gestelde schade afgetrokken. Een en ander maakt dat op dit moment niet is vast te stellen wat de daadwerkelijke schade van [slachtoffer 24] is in verband met zijn inleg. Binnen het strafproces is geen ruimte hem in de gelegenheid te stellen die schade nader te onderbouwen. Anders dan de officier van justitie heeft voorgesteld, zal de rechtbank de schade niet schatten nu het hier naar de aard niet gaat om schade die niet exact is vast te stellen. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De vordering betreft ook een bedrag van € 90.000,00 aan misgelopen rendement en € 2.000,00 aan immateriële schadevergoeding. Ook die delen van de vordering kunnen gelet op hetgeen hierboven (bij de algemene overwegingen) is overwogen alleen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Datzelfde geldt voor de gevorderde imagoschade; dat en in hoeverre hiervan sprake is, is namens de verdachte betwist en vereist een nader debat waarvoor in het strafproces geen ruimte is. [slachtoffer 24] wordt in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard en kan deze aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2.2.25.
[slachtoffer 25]
heeft betaalbewijzen overgelegd waaruit volgt dat in oktober 2021 € 500,00 is ingelegd, in mei 2022 €1.500,00, in september 2022 € 2.000,00 en in december 2022
€ 850,00. Totaal derhalve € 4.850,00. [slachtoffer 25] heeft gesteld dat in oktober 2021 nog twee maal € 500,00 is betaald, maar dat is betwist en volgt niet uit de overgelegde stukken. Binnen het strafproces bestaat geen ruimte om [slachtoffer 25] in de gelegenheid te stellen alsnog met (nadere) stukken te onderbouwen dat ook het bedrag van
€ 1.000,00 aan de verdachte is betaald althans voor bewijslevering op dat punt. [slachtoffer 25] zal voor dat deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard; de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 29 oktober 2021 over € 500,00, vanaf 9 mei 2022 over € 1.500,00, vanaf 5 september 2022 over € 2.000,00 en vanaf 12 december 2022 over
€ 850,00.
9.2.2.26.
[slachtoffer 26]
Namens de verdachte is betwist dat door [slachtoffer 26] een bedrag van € 6.000,00 is ingelegd. De rechtbank overweegt als volgt. [slachtoffer 26] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij drie keer gelden heeft ingelegd via [slachtoffer 24] , en € 1.000,00 heeft overgemaakt op de rekening van [bedrijf A] B.V. In het proces-verbaal dat naar aanleiding van de aangifte is opgemaakt wordt beschreven dat op de bankrekening van [bedrijf A] B.V. is terug te zien dat op 28 januari 2023 door [slachtoffer 26] een bedrag van € 1.000,00 is overgemaakt en dat [slachtoffer 26] een account had bij Monityx .Hiermee is voldoende aannemelijk geworden dat [slachtoffer 26] € 1.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. Voor het resterende deel van de vordering zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat daadwerkelijk (via [slachtoffer 24] ) € 5.000,00 aan de verdachte is betaald. Het enkele feit dat [slachtoffer 26] op de eindlijst staat, is in dat verband onvoldoende. Binnen het strafproces bestaat geen ruimte om [slachtoffer 26] in de gelegenheid te stellen alsnog met (nadere) stukken te onderbouwen dat een bedrag van € 5.000,00 is betaald althans voor bewijslevering op dat punt. [slachtoffer 26] zal in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard; dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag van € 1.000,00 is toewijsbaar vanaf 28 januari 2023, de datum dat [slachtoffer 26] volgens hiervoor genoemd proces-verbaal het geld heeft ingelegd.
9.2.2.27.
[slachtoffer 27]
Namens de verdachte is betwist dat door [slachtoffer 27] een bedrag van € 10.000,00 is ingelegd. De rechtbank overweegt als volgt. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat daadwerkelijk € 10.000,00 aan de verdachte is betaald, al dan niet door tussenkomst van [slachtoffer 18] . Het enkele feit dat [slachtoffer 27] op de eindlijst voorkomt en dat er een chat is waaruit blijkt dat twee nieuwe mensen willen meedoen is in dat verband onvoldoende. Binnen het strafproces bestaat geen ruimte om [slachtoffer 27] in de gelegenheid te stellen alsnog met (nadere) stukken te onderbouwen dat een bedrag van € 10.000,00 is betaald althans voor bewijslevering op dat punt. [slachtoffer 27] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard; de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.2.2.28.
[slachtoffer 28]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 28] tweemaal een bedrag van USDC 10.000 heeft ingelegd. Uit de aangifte van [slachtoffer 28] blijkt dat hij een bedrag van € 2.000,00 van de verdachte heeft ontvangen. Daarmee is voldoende gebleken dat [slachtoffer 28] tot een bedrag van (omgerekend) € 17.223,06 schade heeft geleden. [slachtoffer 28] heeft niet onderbouwd waarom de schade hoger zou zijn. Binnen het strafproces is geen ruimte om daartoe alsnog gelegenheid te geven. De vordering is tot een bedrag van € 17.223,06 toewijsbaar en zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard; dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Over de wettelijke rente wordt het volgende overwogen. Er hebben op verschillende momenten betalingen plaatsgevonden en er zijn ook bedragen terugbetaald. Gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW en artikel 6:43 lid 2 BW wordt de wettelijke rente over
€ 7.223,06 toegewezen vanaf 8 april 2022 en over € 10.000,00 vanaf 30 december 2022.
9.2.2.29.
[slachtoffer 29]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 29] een bedrag van € 6.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 17 oktober 2022 over € 1.000,00 en vanaf 14 mei 2023 over € 5.000,00.
9.2.2.30.
[slachtoffer 30]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 30] een bedrag van € 5.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag is toewijsbaar vanaf 13 maart 2023.
9.2.2.31.
[slachtoffer 31]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 31] een bedrag van € 1.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag is toewijsbaar vanaf 23 februari 2022.
9.2.2.32.
[slachtoffer 32]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 32] een bedrag van € 13.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 2 november 2022 over € 2.000,00, vanaf 21 november 2022 over € 2.000,00, vanaf 27 december 2022 over € 1.500,00, vanaf 2 februari 2023 over € 2.000,00, vanaf 17 april 2023 over € 3.500,00 en vanaf 21 april 2023 over
€ 2.500,00.
9.2.2.33.
[slachtoffer 33]
heeft zijn vordering onderbouwd met een rekeningafschrift waaruit volgt dat op 24 januari 2023 een bedrag van € 3.000,00 is betaald. Aldus is genoegzaam gebleken dat [slachtoffer 33] een bedrag van € 3.000,00 heeft ingelegd en aldus ook tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over dat bedrag is toewijsbaar vanaf 24 januari 2023.
9.2.2.34.
[slachtoffer 34]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 34] een bedrag van € 2.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag is toewijsbaar vanaf 27 mei 2022.
9.2.2.35.
[slachtoffer 35]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 35] een bedrag van € 4.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 7 november 2022 over € 2.000,00 en vanaf
21 januari 2023 over € 2.000,00.
9.2.2.36.
[slachtoffer 36]
Namens de verdachte is betwist dat [slachtoffer 36] schade heeft geleden in de vorm van een inleg van € 2.300,00. [slachtoffer 36] heeft ter onderbouwing van de vordering twee bankafschriften overgelegd waaruit volgt dat hij op 24 november 2022 € 2.300,00 heeft overgemaakt aan [slachtoffer 24] en dat [slachtoffer 24] op 25 november 2022 eenzelfde bedrag heeft overgemaakt aan de verdachte, onder vermelding van “ [naam] ”, de voornaam van [slachtoffer 36] . Verder zijn screenshots bijgevoegd waaruit blijkt dat [slachtoffer 36] een account had bij Monityx . Aldus is genoegzaam onderbouwd dat [slachtoffer 36] een bedrag van € 2.300,00 heeft ingelegd en daarmee dat hij tot dat bedrag schade heeft geleden. Dat als omschrijving bij de overschrijving aan [slachtoffer 24] staat dat het om een “cadeau” gaat, doet hieraan niet af nu gelet op de daarop volgende gebeurtenissen voldoende duidelijk is dat het geld was bedoeld als inleg. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen. [slachtoffer 36] zal in het deel van de vordering dat ziet op immateriële schade onder verwijzing naar hetgeen hierboven (bij de algemene overwegingen) is overwogen niet-ontvankelijk worden verklaard; dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag van € 2.300,00 is toewijsbaar vanaf
25 november 2022.
9.2.2.37.
[slachtoffer 37]
Namens de verdediging is aangevoerd dat [slachtoffer 37] ten onrechte geen rekening heeft gehouden met betalingen die door de verdachte aan [slachtoffer 37] zijn gedaan. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken volgt dat [slachtoffer 37] een bedrag van € 10.000,00 heeft ingelegd. In de aangifte heeft hij verklaard dat er een bedrag van € 4.500,00 en een bedrag van
€ 1.200,00 door de verdachte aan hem is betaald, en nog eens een bedrag van € 500,00. Aldus is op dit moment voldoende gebleken dat [slachtoffer 37] schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit tot een bedrag van € 3.800,00. [slachtoffer 37] heeft niet onderbouwd waarom de schade hoger zou zijn. Binnen het strafproces is geen ruimte om hem daartoe alsnog gelegenheid te geven. De vordering is tot een bedrag van € 3.800,00 toewijsbaar en zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard; dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Zo ook, gelet op hetgeen hiervoor (bij de algemene overwegingen) is overwogen, ten aanzien van de gevorderde immateriële schade.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag van € 3.800,00 is toewijsbaar vanaf 6 januari 2023.
9.2.2.38.
[slachtoffer 38]
Namens de verdachte is betwist dat door [slachtoffer 38] een bedrag van € 7.000,00 is ingelegd. De rechtbank overweegt als volgt. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat daadwerkelijk cash € 7.000,00 aan de verdachte is betaald. Het enkele feit dat [slachtoffer 38] een account had bij Monityx en dat er chats zijn overgelegd over de aanmelding bij Monityx is in dat verband onvoldoende. Binnen het strafproces bestaat geen ruimte om [slachtoffer 38] in de gelegenheid te stellen alsnog met (nadere) stukken te onderbouwen dat een bedrag van
€ 7.000,00 is betaald althans voor bewijslevering op dat punt. [slachtoffer 38] zal in de vordering
niet-ontvankelijk worden verklaard; de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.2.2.39.
[slachtoffer 39]
Namens de verdachte is betwist dat [slachtoffer 39] een bedrag van € 6.000,00 heeft betaald. Daarbij is betoogd dat niet is gebleken dat de betaling die [slachtoffer 39] aan [slachtoffer 42] heeft gedaan ook is doorbetaald aan de verdachte en dat bovendien het risico bestaat op dubbeltelling gezien de vordering van [slachtoffer 42] . De rechtbank overweegt als volgt. Bij de aangifte heeft [slachtoffer 39] rekeningafschriften overgelegd waaruit blijkt van een betaling van € 2.000,00 aan [slachtoffer 42] op 31 december 2022, en voorts van twee betalingen aan de verdachte resp. aan [bedrijf A] B.V. van elk € 2.000,00. Ter zitting heeft [slachtoffer 42] verklaard dat het bedrag van € 2.000,00 dat hij aan de verdachte heeft doorbetaald voor [slachtoffer 39] , niet is doorberekend in zijn eigen vordering zodat van een dubbeltelling geen sprake is. Hiermee is genoegzaam onderbouwd dat [slachtoffer 39] een bedrag van € 6.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden; de vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 31 december 2022 over € 2.000,00, vanaf 18 januari 2023 over € 2.000,00 en vanaf 27 april 2023 over € 2.000,00.
9.2.2.40.
[slachtoffer 40]
Namens de verdachte is betwist dat door [slachtoffer 40] een bedrag van € 10.000,00 is ingelegd. De rechtbank overweegt als volgt. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat daadwerkelijk € 10.000,00 aan de verdachte is betaald, al dan niet door tussenkomst van
[slachtoffer 18] . Het enkele feit dat [slachtoffer 40] op de eindlijst voorkomt en dat er een chat is waaruit blijkt dat twee nieuwe mensen willen meedoen is in dat verband onvoldoende. Binnen het strafproces bestaat geen ruimte om [slachtoffer 40] in de gelegenheid te stellen alsnog met (nadere) stukken te onderbouwen dat een bedrag van € 10.000,00 is betaald althans voor bewijslevering op dat punt. [slachtoffer 40] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard; de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.2.2.41.
[slachtoffer 41]
Namens de verdachte is betwist dat door [slachtoffer 41] een bedrag van € 5.000,00 is ingelegd. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de aangifte is onder meer een factuur overgelegd gericht aan [slachtoffer 41] en een chat waaruit blijkt dat er door [slachtoffer 41] vragen zijn gesteld over de partij aan wie betaald moest worden. Er zijn echter geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat deze factuur ook is voldaan. Binnen het strafproces bestaat geen ruimte om [slachtoffer 41] in de gelegenheid te stellen alsnog met stukken te onderbouwen dat een bedrag van € 5.000,00 is betaald. [slachtoffer 41] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard; de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.2.2.42.
[slachtoffer 42]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 42] een bedrag van (omgerekend) € 27.890,00 heeft ingelegd en een bedrag van € 4.200,00 heeft ontvangen van de verdachte en aldus tot een bedrag van € 23.698,00 schade heeft geleden. Ten aanzien van het verweer dat mogelijk sprake is van een dubbeltelling met de vordering van [slachtoffer 39] wordt verwezen naar hetgeen aldaar is overwogen. De vordering zal worden toegewezen.
Over de wettelijke rente wordt het volgende overwogen. Er hebben op verschillende momenten betalingen plaatsgevonden en er zijn ook bedragen terugbetaald. Gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW en artikel 6:43 lid 2 BW zal de wettelijke rente over € 8.498,00 worden toegewezen vanaf 21 oktober 2022, over € 9.700,00 vanaf 8 november 2022 en over € 5.500,00 vanaf 19 december 2022.
9.2.2.43.
[slachtoffer 43]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 43] een bedrag van € 15.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag is toewijsbaar vanaf 18 april 2023.
9.2.2.44.
[slachtoffer 44]
heeft bij haar vordering afschriften gevoegd van overschrijvingen naar een crypto wallet. Namens de verdachte is betwist dat het hier gaat om een wallet van de verdachte. Gelet op deze betwisting is thans onvoldoende komen vast te staan dat [slachtoffer 44] aan de verdachte heeft betaald en aldus schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. Binnen het strafproces is geen ruimte de vordering nader te onderbouwen en/of voor bewijslevering. [slachtoffer 44] zal in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard; de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.2.2.45.
[slachtoffer 45]
Namens de verdachte is betwist dat door [slachtoffer 18] een bedrag van € 5.000,00 is ingelegd. De rechtbank overweegt als volgt. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat daadwerkelijk € 5.000,00 aan de verdachte is betaald. Er is een proces-verbaal waaruit volgt dat op 15 mei 2023, mogelijk dezelfde dag – de aangifte is daarover niet eenduidig – als die waarop [slachtoffer 18] volgens de aangifte cash € 5.000,00 aan de verdachte heeft voldaan,
€ 10.000,00 contant is gestort op de rekening van [bedrijf A] B.V.Dat is, gelet op de betwisting namens de verdachte, onvoldoende om aan te nemen dat voornoemd bedrag is ingelegd. Datzelfde geldt voor het feit dat [slachtoffer 18] op de eindlijst voorkomt. Binnen het strafproces bestaat geen ruimte om [slachtoffer 18] in de gelegenheid te stellen alsnog met (nadere) stukken te onderbouwen dat een bedrag van € 5.000,00 is betaald althans voor bewijslevering op dat punt. [slachtoffer 18] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard; de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.2.2.46.
[slachtoffer 46]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 46] een bedrag van € 5.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag van € 5.000,00 is toewijsbaar vanaf 20 april 2022.
9.2.2.47.
[slachtoffer 47]
Namens de verdachte is betwist dat [slachtoffer 47] schade heeft geleden in de vorm van een inleg van € 10.000,00. [slachtoffer 47] heeft bij zijn aangifte een factuur en een bankafschrift overgelegd waaruit volgt dat € 10.000,00 is betaald aan de verdachte. Dat bij de omschrijving staat dat het om een lening gaat, doet hieraan niet af omdat alleen al uit de ook bij de aangifte overgelegde chats genoegzaam blijkt dat de gelden waren bestemd voor inleg. Hiermee is voldoende onderbouwd dat [slachtoffer 47] tot een bedrag van
€ 10.000,00 schade heeft geleden. De vordering is tot dat bedrag toewijsbaar en zal voor het overige (gemist rendement) niet-ontvankelijk worden verklaard; dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag van € 10.000,00 is toewijsbaar vanaf 7 oktober 2022.
9.2.2.48.
[slachtoffer 48]
Namens de verdachte is betwist dat [slachtoffer 48] schade heeft geleden in de vorm van een inleg van € 2.000,00. De rechtbank overweegt als volgt. [slachtoffer 48] heeft bij zijn aangifte afschriften overgelegd waaruit volgt dat € 2.500,00 is ingelegd en door de verdachte
€ 500,00 aan [slachtoffer 48] is uitgekeerd. Hiermee is genoegzaam onderbouwd dat [slachtoffer 48] tot een bedrag van € 2.000,00 schade heeft geleden; de vordering is toewijsbaar.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag is toewijsbaar vanaf 17 januari 2023.
9.2.2.49.
[slachtoffer 49]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 49] een bedrag van € 2.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag is toewijsbaar vanaf 6 februari 2023.
9.2.2.50.
[slachtoffer 50]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 50] , omgerekend en na gedeeltelijke terugbetaling, een bedrag van € 2.263,40 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank is daarbij uitgegaan van de koersberekening van het openbaar ministerie. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen en voor het overige worden afgewezen.
De bedragen zijn op diverse momenten ingelegd en er heeft ook gedeeltelijk terugbetaling plaatsgevonden. Gelet op het bepaalde in artikel 6:43 lid 2 BW zal voor de ingangsdatum van de wettelijke rente worden uitgegaan van de laatste datum van inleg. De wettelijke rente over € 2.263,40 is daarmee toewijsbaar vanaf 20 mei 2023.
9.2.2.51.
[slachtoffer 51]
Namens de verdachte is betoogd dat geen schade is geleden althans dat de schade onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank overweegt als volgt. [slachtoffer 51] heeft naar voren gebracht dat hij samen met zijn ex-partner € 10.000,00 heeft ingelegd en dat zijn ex-partner inmiddels € 8.500,00 heeft ontvangen van de verdachte. Niet is onderbouwd welke afspraken [slachtoffer 51] en zijn ex-partner hebben gemaakt over de verdeling van de inleg en de verdeling van de opbrengst. Er kan niet zonder meer tot uitgangspunt worden genomen, zoals de officier van justitie heeft betoogd, dat de helft van de inleg en ook de helft van de terugbetaling voor rekening van [slachtoffer 51] is. Aldus kan niet worden vastgesteld welk bedrag
- al dan niet na verrekening van (een gedeelte van) de opbrengst - door [slachtoffer 51] daadwerkelijk is betaald. Binnen het strafproces is geen ruimte voor een nadere onderbouwing op dit punt. [slachtoffer 51] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering; deze kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht
9.2.2.52.
[slachtoffer 52]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 52] een bedrag van € 100.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 18 januari 2023 over € 10.000,00, vanaf 20 januari 2023 over € 45.000,00 en vanaf 21 januari 2023 over € 45.000,00.
9.2.2.53.
[slachtoffer 53]
Namens de verdachte is betwist dat [slachtoffer 53] een bedrag van € 5.000,00 heeft betaald. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de aangifte heeft [slachtoffer 53] een afschrift gevoegd van een overschrijving van € 5.000,00 aan [bedrijf A] B.V. Hiermee is genoegzaam onderbouwd dat [slachtoffer 53] een bedrag van € 5.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden; de vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag is toewijsbaar vanaf 28 juni 2023.
9.2.2.54.
[slachtoffer 54]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 54] een bedrag van € 5.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag is toewijsbaar vanaf 13 september 2022.
9.2.2.55.
[slachtoffer 55]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 55] een bedrag van (omgerekend) € 1.956,20 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal tot dit bedrag worden toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag is toewijsbaar vanaf 28 juli 2022.
9.2.2.56.
[slachtoffer 56]
Namens de verdachte is betwist dat [slachtoffer 56] schade heeft geleden, nu de gelden zijn ingelegd door twee vennootschappen. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat [slachtoffer 56] schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. Weliswaar is gebleken dat gelden zijn overgeschreven naar de verdachte maar dat is gedaan op naam van twee vennootschappen die weliswaar op hetzelfde adres zijn gevestigd als het woonadres van [slachtoffer 56] , maar dat is onvoldoende om aan te nemen dat [slachtoffer 56] in privé schade heeft geleden. Binnen het strafproces is geen ruimte om [slachtoffer 56] in de gelegenheid te stellen nader te onderbouwen dat hij de schade heeft geleden in zijn privé vermogen. [slachtoffer 56] wordt in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard; de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.2.2.57.
[slachtoffer 57]
Namens de verdachte is betwist dat [slachtoffer 57] een bedrag van € 5.000,00 heeft betaald. De rechtbank overweegt als volgt. [slachtoffer 57] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij samen met zijn vriendin [persoon B] heeft besloten om geld te storten en dat dit geld is betaald via de creditcard van [persoon B] . Bij de aangifte zijn overgelegd twee screenshots van betalingen aan de verdachte door [persoon B] via het [bedrijf B] -account van de verdachte ( [accountnaam 1] ) alsmede chats van [persoon B] met de verdachte over het account op naam van haar vriend [slachtoffer 57] . Hiermee is genoegzaam onderbouwd dat de benadeelde partij schade heeft geleden in de vorm van de ingelegde gelden. Een bedrag van € 5.000,00 zal worden toegewezen.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 30 december 2022 over € 2.500,00 en vanaf
2 januari 2023 over € 2.500,00.
9.2.2.58.
[slachtoffer 58]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 58] een bedrag van € 10.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag is toewijsbaar vanaf 20 januari 2023.
9.2.2.59.
[slachtoffer 59]
Namens de verdachte is betwist dat [slachtoffer 59] een bedrag van € 1.500,00 heeft betaald. De rechtbank overweegt als volgt. [slachtoffer 59] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij via zijn creditcard € 1.500,00 heeft geïnvesteerd. Bij de aangifte is overgelegd een afschrijving van de creditcard waaruit volgt dat een bedrag van € 1.500,00 is betaald aan de [bedrijf B] -account van de verdachte ( [accountnaam 1] ). Hiermee is genoegzaam onderbouwd dat [slachtoffer 59] een bedrag van € 1.500,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden; de vordering is toewijsbaar.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag is toewijsbaar vanaf 3 januari 2023.
9.2.2.60.
[slachtoffer 60]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 60] een bedrag van € 5.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal tot dit bedrag worden toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard; dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De wettelijke rente over € 5.000,00 is toewijsbaar vanaf 3 maart 2023.
9.2.2.61.
[slachtoffer 61]
Genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 61] een bedrag van € 4.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden. De vordering zal tot dit bedrag worden toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard; dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De wettelijke rente over € 4.000,00 is toewijsbaar vanaf 10 februari 2023.
9.2.2.62.
[slachtoffer 62]
Namens de verdachte is betwist dat [slachtoffer 62] schade heeft geleden. De rechtbank overweegt als volgt. Uit zijn aangifte volgt dat [slachtoffer 62] € 10.000,00 heeft ingelegd en dat hij dit bedrag en nog eens € 4.000,00 heeft terugontvangen. Onvoldoende is onderbouwd dat en waarom [slachtoffer 62] overigens schade heeft geleden. In zijn vordering verwijst hij naar zijn account ( [accountnaam 2] ). Voor zover hij daarmee het gemiste rendement vordert, is voor toewijzing van de vordering geen plaats gelet op hetgeen hiervoor (bij de algemene overwegingen) is overwogen. Binnen het strafproces bestaat geen ruimte om [slachtoffer 62] in de gelegenheid te stellen alsnog met (nadere) stukken te onderbouwen dat hij schade heeft geleden. [slachtoffer 62] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard; de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.2.2.63.
[slachtoffer 63]
Namens de verdachte is betwist dat door [slachtoffer 63] een bedrag van € 20.000,00 is ingelegd. De rechtbank overweegt als volgt. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat daadwerkelijk € 20.000,00 aan de verdachte is betaald. Het enkele feit dat [slachtoffer 63] op de eindlijst staat is in dat verband onvoldoende. Binnen het strafproces bestaat geen ruimte om [slachtoffer 63] in de gelegenheid te stellen alsnog met (nadere) stukken te onderbouwen dat een bedrag van € 20.000,00 is betaald althans voor bewijslevering op dat punt. [slachtoffer 63] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard; de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.2.2.64.
[slachtoffer 64]
Namens de verdachte is betwist dat [slachtoffer 64] daadwerkelijk schade heeft geleden in de vorm van een inleg van € 70.000,00. [slachtoffer 64] heeft ter onderbouwing van zijn vordering een factuur en bankafschriften overgelegd waaruit volgt dat € 70.000,00 is betaald. Dat bij de omschrijving staat dat het om een lening gaat doet hieraan niet af. Kennelijk was dat op verzoek van de verdachte, die namens [bedrijf A] B.V. een factuur heeft verstuurd met als omschrijving “lening”. Uit het dossier is gebleken dat de verdachte vaker heeft verzocht gelden over te maken onder de noemer lening (zie bijvoorbeeld ook [slachtoffer 47] ). Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat [bedrijf A] B.V. een bedrijfsvoering had die het aantrekken van leningen noodzakelijk en mogelijk maakte en dat van het daadwerkelijk aantrekken van leningen sprake is geweest. De rechtbank neemt dan ook tot uitgangspunt dat de door [slachtoffer 64] overgemaakte gelden waren bestemd voor inleg, zoals overigens ook blijkt uit de toelichting op zijn vordering. Hiermee is genoegzaam onderbouwd dat [slachtoffer 64] een bedrag van € 70.000,00 heeft ingelegd en aldus tot dat bedrag schade heeft geleden; de vordering zal worden toegewezen.
De wettelijke rente over voornoemd bedrag is toewijsbaar vanaf 5 oktober 2022.