In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Havensteder en [persoon A]. [persoon A] huurt sinds 12 juni 2015 een woning van Havensteder en heeft een huurachterstand opgebouwd. Havensteder vordert betaling van de achterstand en ontbinding van de huurovereenkomst. [persoon A] heeft de huur opgeschort vanwege vermeende gebreken in de woning, waaronder lekkages en schimmel, en heeft een tegeneis ingediend voor compensatie. De kantonrechter oordeelt dat [persoon A] geen geldige reden heeft om de huur op te schorten en krijgt een laatste kans om de ontbinding van de huurovereenkomst te voorkomen. [persoon A] moet binnen een maand een bedrag van € 4.837,29 aan Havensteder betalen, anders wordt de huurovereenkomst ontbonden. De kantonrechter houdt rekening met de belangen van de minderjarige kinderen van [persoon A], maar concludeert dat de huurachterstand ernstig genoeg is om ontbinding te rechtvaardigen. De tegeneis van [persoon A] wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.