ECLI:NL:RBROT:2025:5044

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
11462260 CV EXPL 24-32581
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en schadevergoeding in huurovereenkomst bedrijfsruimte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, Woonstad, vorderde betaling van een huurachterstand van € 9.448,30, die was opgebouwd tot en met februari 2025. De gedaagde erkende de huurachterstand en had de huurovereenkomst met ingang van 28 februari 2025 opgezegd, waarna de bedrijfsruimte was opgeleverd. De kantonrechter heeft de huurachterstand toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Daarnaast heeft de kantonrechter de gedaagde aansprakelijk gesteld voor schadevergoeding wegens huurderving tot de expiratiedatum van het huurcontract op 15 juli 2028. De omvang van deze schade wordt in een schadestaatprocedure verder bepaald. De gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.492,72. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonstad het vonnis direct kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11462260 CV EXPL 24-32581
datum uitspraak: 18 april 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert, zonder bijstand van een gemachtigde.
Partijen worden hierna ‘Woonstad’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 10 december 2024, met bijlagen;
  • het mondelinge antwoord;
  • de akte van Woonstad, met bijlage.
1.2.
Op 28 maart 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren de gemachtigde van Woonstad mr. J.A. Wesdijk, [gedaagde] en zijn dochter aanwezig.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] huurt sinds 16 juli 2023 de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres] in Rotterdam van Woonstad. De huur bedroeg laatstelijk € 873,26 per maand. Op dit moment is er een huurachterstand van € 9.448,30 berekend tot en met de maand februari 2025. [gedaagde] erkent de huurachterstand. Ter zitting is gebleken dat de huurovereenkomst met ingang van 28 februari 2025 is opgezegd en dat de bedrijfsruimte inmiddels is opgeleverd door [gedaagde] .
2.2.
Woonstad vordert dat [gedaagde] de huurachterstand betaalt en zij maakt tevens aanspraak op schadevergoeding wegens huurderving ter hoogte van de maandelijkse huurprijs tot aan 15 juli 2028, de expiratiedatum van het huurcontract. De kantonrechter wijst de huurachterstand toe en verwijst de zaak naar de schadestaatprocedure voor wat betreft de gevorderde schadevergoeding wegens gemiste huurtermijnen tot de expiratiedatum van het huurcontract per 15 juli 2028. Hieronder wordt uitgelegd waarom de kantonrechter tot deze beslissing gekomen is.
[gedaagde] moet de huurachterstand van € 9.448,30 betalen
2.3.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 9.448,30 aan Woonstad te betalen. Partijen zijn het er namelijk over eens dat dit de huurachterstand was op het moment van de zitting. De huur tot en met de maand februari 2025 is daarbij inbegrepen.
2.4.
[gedaagde] is ook aansprakelijk voor de schade van Woonstad over de periode vanaf de opzegging tot de oorspronkelijke einddatum van het huurcontract (artikel 6:277 BW). De omvang van deze schade kan nu nog niet worden begroot, aangezien van Woonstad verlangd wordt dat zij zich inspant om een nieuwe huurder te vinden en op die manier de schade voor [gedaagde] probeert te beperken. Daarom wordt [gedaagde] veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet (artikel 612 Rv).
Ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde
2.5.
De kantonrechter leidt uit hetgeen ter zitting is besproken af dat Woonstad de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde ter zitting niet langer vordert. Tijdens de zitting is immers gebleken dat [gedaagde] de huurovereenkomst met ingang van 28 februari 2025 heeft opgezegd en de bedrijfsruimte leeg heeft opgeleverd.
[gedaagde] moet rente betalen
2.6.
De rente van € 2,95 wordt toegewezen, omdat Woonstad genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij grotendeels in het ongelijk wordt gesteld (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Woonstad moet betalen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 543,00 aan griffierecht, € 678,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.492,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonstad dat vordert en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonstad te betalen € 9.451,25 ter zake van huurachterstand berekend tot en met de maand februari 2025, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 9.448,30 vanaf 10 december 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om de schade van Woonstad vanaf de beëindiging van de huurovereenkomst tot de expiratiedatum van het huurcontract per 15 juli 2028 te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Woonstad worden begroot op € 1.492,72;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
64363