In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een last onder dwangsom die was opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]. De last was opgelegd wegens het veroorzaken van geluidshinder door het houden van kippen en hanen op het perceel van eiser. Eiser was het niet eens met de opgelegde last en voerde aan dat de gebiedstypering en de meetmomenten niet representatief waren voor het perceel. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college een onjuiste beslissing heeft genomen, omdat uit het rapport van DCMR Milieudienst Rijnmond niet bleek dat er sprake was van een overtreding van artikel 4:6a van de Algemene plaatselijke verordening (APV) voor de kippen. De rechtbank heeft het bestreden besluit 1 vernietigd voor zover het betrekking had op de kippen en het bestreden besluit 2 eveneens vernietigd, omdat de grondslag hiervoor was komen te vervallen. Eiser kreeg gelijk en het beroep werd gegrond verklaard. De rechtbank heeft tevens bepaald dat het college het griffierecht aan eiser moet vergoeden en een vergoeding voor de proceskosten moet betalen.