ECLI:NL:RBROT:2025:5081

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
ROT 24/4772
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan onderneming wegens overtreding van de Wet dieren met betrekking tot voedselveiligheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 29 april 2025, wordt de bestuurlijke boete van € 2.500,- die de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur aan eiseres heeft opgelegd, beoordeeld. De boete is opgelegd vanwege een overtreding van de Wet dieren, waarbij eiseres niet heeft voldaan aan de voorschriften die de bescherming van levensmiddelen tegen verontreiniging waarborgen. Eiseres, een onderneming die zich bezighoudt met de exploitatie van koel- en vrieshuizen en de handel in vlees, heeft stickers gebruikt om beschadigingen aan de verpakkingen van vlees te verhullen. De rechtbank oordeelt dat de minister heeft aangetoond dat eiseres de overtreding heeft gepleegd en dat deze haar kan worden verweten. De rechtbank concludeert dat de stickers niet steriel zijn en dat de verontreiniging van het vlees al zichtbaar was voordat de stickers werden aangebracht. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat de stickers op een juiste manier zijn gebruikt en dat er geen overtreding heeft plaatsgevonden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de bestuurlijke boete in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4772

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F.T.M. Peters),
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, voorheen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister
(gemachtigde: mr. M.M. de Vries).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de bestuurlijke boete van € 2.500,- die de minister met het besluit van 28 juli 2023 (boetebesluit) aan eiseres heeft opgelegd vanwege een overtreding van bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften. Eiseres is het niet eens met die boete. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de rechtmatigheid van de boete.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister heeft bewezen dat eiseres de overtreding heeft gepleegd en dat deze overtreding haar kan worden verweten. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2. staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3. staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.
1.3.
De wettelijke regels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 2 april 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij het boetebesluit gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan
hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiseres is een onderneming die zich bezighoudt met exploitatie van koel- en vrieshuizen en de fabricage van en de handel in ijs alsmede het verrichten van werkzaamheden en diensten op het gebied van transport en logistiek.
3.1.
De minister heeft zijn besluit gebaseerd op een rapport van bevindingen van 9 januari 2023 ( [nummer] ), opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). In het rapport van bevindingen staat onder meer het volgende:
“(…) Naar aanleiding van regulier toezicht bevond ik mij te:
Locatie:
Naam : [eiseres]
(…)
Soort bedrijf : Koel- & vrieshuis
Bevinding(en):
Datum en tijdstip van de bevinding: 8 november 2022 omstreeks 07:15 uur.
Ik heb in het bedrijf aangesproken en ben met naam en functie bekend bij: de heer [persoon A] , functie: vestigingsmanager.
Tijdens mijn inspectie was ik aanwezig op de expeditie in het kader van een regulier toezicht, namelijk de controle van naar China te exporteren in dozen verpakt vlees.
Ik zag daar dat er van de gereedstaande partijen vlees enkele dozen waren dichtgeplakt met witte etiketten/stickers. Aangezien dit er behoorlijk veel waren, was ik in het kader van het vermelde toezicht erg geïnteresseerd hoe het er onder de aangebrachte etiketten uitzag. De eerste partij betrof varkenshammen voor humane consumptie, voorzien van een EG-merk. Na verwijderen van het
bijgeplakte etiket zag ik dat zowel de eindverpakking als het plastic dat onmiddellijk rondom het vlees aanwezig dient te zijn kapot was, dat wil zeggen dat het naakte vlees zichtbaar was. En daarbij was tevens zichtbaar de verontreiniging van het naakte vlees eronder. Dit betreft geen correcte
corrigerende maatregel na het vaststellen van een dusdanige beschadiging (zie foto 1 en 2).
Bij de volgende gereedstaande partij, varkensbuiken voor humane consumptie voorzien van EG-merk, zag ik dat er enkele etiketten waren aangebracht op de wikkelfolie rondom de pallet met dozen. Verwijdering van de folie leverde ook hier een beeld op van een beschadigde doos en een beschadigde plastic beschermlaag (zie foto 3 en 4). Het vlees wordt zo niet beschermd tegen verontreiniging en het kapotte materiaal laat mogelijk resten achter op het vlees.
Ik heb opdracht gegeven aan de aanwezige heftruckchauffeurs om desbetreffende dozen te verwijderen uit de partijen. Ik heb gezien dat dit is gebeurd.
Vervolgens heb ik één en ander besproken met de heer [persoon A] , vestigingsmanager van het bedrijf, mij persoonlijk bekend, die aangaf dat hij dit breder zou gaan uitzetten, waarbij hij zich afvroeg of de medewerker die toezicht dient te houden op de kwaliteit mogelijk was overruled door een andere, mogelijk al langer bij het bedrijf werkzame medewerker, om aldus de dozen te "herstellen". Ik heb dat niet gezien, maar ik heb wel de beschreven feiten geconstateerd: niet correct
herstel van beschadigde verpakkingen. (…)
De exploitant van het koel- & vrieshuis had er niet voor gezorgd dat voor of tijdens het laden van het diepgevroren product (vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren) geschiedt volgens de geldende eisen. (…)”
3.2.
Op 27 juni 2023 heeft de minister zijn voornemen kenbaar gemaakt om aan eiseres een bestuurlijke boete op te leggen. Eiseres heeft op 10 juli 2023 een zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht.
3.3.
Bij besluit van 28 juli 2023 ( [boetezaaknummer] ) heeft de minister aan eiseres een bestuurlijke boete van € 2.500,- opgelegd vanwege het volgende beboetbare feit:
Levensmiddelen werden niet in alle stadia van de productie, verwerking en distributie beschermd tegen elke vorm van verontreiniging waardoor het vlees ongeschikt kan worden voor menselijke consumptie, schadelijk kan worden voor de gezondheid, dan wel op een zodanige wijze kan worden verontreinigd dat het redelijkerwijze niet meer in die staat kan
worden geconsumeerd.
Volgens de minister heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 2.4, eerste lid, onder c, van de Regeling dierlijke producten, in verbinding met artikel 4, tweede lid, in verbinding met Bijlage II, hoofdstuk IX, onder 3, van de Verordening (EG) 852/2004 (Vo. 852/2004).
3.4.
Het bestreden besluit berust – samengevat – op de volgende overwegingen. Uit het rapport van bevindingen blijkt dat eiseres heeft geprobeerd de blauwe folie te repareren door met witte stickers het gat dicht te plakken. De stickers zijn echter niet steriel en zijn daarom ongeschikt om in aanraking te komen met vlees. Eiseres heeft met deze stickers dan ook het vlees juist mogelijk (meer) verontreinigd in plaats van beschermd tegen verontreiniging. De bevindingen geven de minister geen aanleiding om tot halvering van het boetebedrag over te gaan. Er is namelijk geen gering risico of gevolg voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu. Eiseres heeft verder geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de minister de boete zou moeten matigen.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft de minister bewezen dat eiseres de overtreding heeft gepleegd?
4. Eiseres voert aan dat dat de minister ten onrechte heeft overwogen dat stickers niet steriel zijn en daarom ongeschikt zijn om in aanraking te komen met vlees. Stickers worden bij vlees, verpakt ten behoeve van humane consumptie, veelvuldig gebruikt. Zo worden in de slachterij op goedgekeurde karkassen vergelijkbare stickers met gewichts- en herkomstvermeldingen aangebracht. Ook worden vergelijkbare stickers gelegd op naakt vlees voordat dit vlees vacuüm wordt ingepakt. Zowel de doorzichtige als de blauwe folie waren slechts gescheurd. Dat is goed zichtbaar op foto 3. Op foto 4 is duidelijk zichtbaar dat door het lostrekken van de sticker door de toezichthouder de doos uit elkaar getrokken werd en de scheur in de folie vergroot werd doordat er een stuk folie door de stickerverwijdering is losgetrokken. Ten slotte doet zich ook nog de bijzondere omstandigheid voor dat het vlees nog voorzien is van een zwoerdlaag, die bij verdere bewerking door de ontvanger nog verwijderd wordt. Dit betekent dat geen sprake is van een overtreding.
4.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) [1] rust in gevallen als deze, waarin een boete is opgelegd, de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. In beginsel mag een bestuursorgaan uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig worden voorbijgegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.
4.3.
Er is geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid en constateringen van de toezichthouder. In het rapport is voldoende duidelijk omschreven welke constateringen hij heeft gedaan. Volgens de toezichthouder was sprake van twee gereedstaande partijen vlees: een partij varkenshammen en een partij varkensbuiken. Over de partij varkenshammen (te zien op foto’s 1 en 2 bij het rapport van bevindingen) schrijft de toezichthouder dat hij na het verwijderen van het bijgeplakte etiket zag dat zowel de eindverpakking (de kartonnen doos) als de (blauwe) folie die onmiddellijk rondom het vlees aanwezig dient te zijn kapot was. De toezichthouder zag dat het naakte, verontreinigde vlees zichtbaar was. Over de partij varkensbuiken (te zien op foto’s 3 en 4 bij het rapport van bevindingen) schrijft de toezichthouder dat hij zag dat enkele etiketten waren aangebracht op de wikkelfolie rondom de pallet met dozen. Verwijdering van de folie leverde volgens hem ook hier een beeld op van een beschadigde doos en een beschadigde plastic beschermlaag.
4.4.
Wat eiseres heeft aangevoerd geeft de rechtbank om de volgende redenen geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het rapport van bevindingen.
4.4.1.
Net als de toezichthouder, ziet ook de rechtbank op foto’s 1 en 2 onder de sticker een verontreiniging in de vorm van lange zwarte strepen op de kartonnen doos. Die verontreiniging zit ook op de plaklaag van de sticker en moet dus al aanwezig zijn geweest op het moment dat die sticker op de kartonnen doos werd geplakt. Ook ziet de rechtbank dat die zwarte strepen doorlopen op het naakte vlees. Dat betekent dus dat de verontreiniging op het naakte vlees terecht is gekomen. Dat eiseres stelt dat de kartonnen doos en blauwe folie is gescheurd door het wegtrekken van de sticker door de toezichthouder, verklaart niet waarom die verontreiniging aan de onderkant van de sticker en op het naakte vlees te zien is. Bovendien ziet de rechtbank op de plaklaag van de sticker naast het stuk blauwe folie een roze afdruk, afkomstig van het naakte vlees. Dat wijst erop dat de folie al voor het verwijderen van de sticker kapot was
4.4.2.
Eveneens net als de toezichthouder, ziet de rechtbank op foto’s 3 en 4 dat er witte stickers zijn geplakt op de doorzichtige folie die om een partij dozen zit gewikkeld. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres toegelicht dat dat omwikkelen van een pallet gebeurt door middel van robots en dat één van de dozen uit het lood heeft gestaan, waardoor deze niet volledig is gevuld. Wat daar ook van zij, de gemachtigde van de minister heeft er terecht op gewezen dat de stickers zijn geplakt op de wikkelfolie die om de hele partij heen zit en niet op een individuele doos. Op foto 3, waarop die wikkelfolie nog intact is, is dat duidelijk te zien. Volgens de gemachtigde van de minister wilde de toezichthouder weten wat er achter die stickers te zien was. Na het verwijderen van die stickers werd zichtbaar dat één kartonnen doos beschadigd was en dat de blauwe folie om het vlees in die doos ook beschadigd was. Dat is duidelijk te zien op foto 4, waarop volgens de omschrijving bij de foto dezelfde doos is afgebeeld. De rechtbank ziet niet in welk doel het plakken van de stickers kan hebben gehad, anders dan het aan het zicht onttrekken van die beschadiging van de kartonnen doos en de blauwe folie om het vlees. Anders dan eiseres lijkt te betogen, kan het lostrekken van deze stickers door de toezichthouder op geen enkele manier van invloed zijn geweest op de beschadiging van de doos die op foto’s 3 en 4 te zien is, omdat die stickers zaten op de folie waarmee de hele partij strak was omwikkeld en niet op die ene kartonnen doos.
4.4.3.
Op grond van het voorgaande stelt de minister zich terecht op het standpunt dat eiseres het vlees niet in alle stadia van de productie, verwerking en distributie heeft beschermd tegen verontreiniging en dat een deel van het vlees (namelijk de varkenshammen op foto’s 1 en 2) al zichtbaar verontreinigd was. Verder stelt de minister terecht dat bij de vraag of de norm is overtreden, niet relevant is of het vlees nog verder verwerkt wordt door de ontvanger van het vlees. [2] De rechtbank ziet in wat eiser heeft gesteld over de zwoerdlaag dan ook geen aanleiding voor een ander oordeel.
4.5.
De conclusie is dan ook dat de minister deugdelijk heeft vastgesteld dat eiseres de overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 2.4, eerste lid, onder c, van de Regeling dierlijke producten, in verbinding met artikel 4, tweede lid, juncto Bijlage II, hoofdstuk IX, onder 3, van Vo. 852/2004 heeft begaan. De minister was daarom bevoegd voor die overtreding een bestuurlijke boete aan eiseres op te leggen. Wat eiseres heeft aangevoerd, maakt niet dat de overtreding haar niet, of minder, kan worden verweten.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de bestuurlijke boete van € 2.500,- in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Verordening (EG) nr. 852/2004
Artikel 4, tweede lid
Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die zich bezig houden met enigerlei stadium van productie, verwerking en distributie van levensmiddelen dat volgt op de stadia waarop lid 1 van toepassing is, houden zich aan de algemene hygiënevoorschriften van bijlage II, als mede aan alle specifieke voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004.
Bijlage II, Hoofdstuk IX, onder 3
In alle stadia van de productie, verwerking en distributie moeten levensmiddelen worden beschermd tegen elke vorm van verontreiniging waardoor de levensmiddelen ongeschikt kunnen worden voor menselijke consumptie, schadelijk worden voor de gezondheid, dan wel op een zodanige wijze kunnen worden verontreinigd, dat zij redelijkerwijze niet meer in die staat kunnen worden geconsumeerd.
Wet dieren
Artikel 6.2, eerste lid
Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.
Artikel 8.7
Onze Minister kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
Artikel 8.8, eerste lid
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen kan worden opgelegd.
Regeling dierlijke producten
Artikel 2.4, eerste lid, onder c
Voorschriften van EU-verordeningen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet zijn de artikelen 3 en 4, eerste, tweede en derde lid, 5, eerste lid, tweede lid, laatste alinea, en vierde lid, 6, tweede lid, laatste alinea, en derde lid, van verordening (EG) nr. 852/2004.
Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren
Artikel 2.2, eerste lid onder c en derde lid
1. De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze Minister aan een overtreder voor
een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën
vastgesteld:
c. categorie 3: € 2500.
3. Bij ministeriële regeling worden de bepalingen waarvoor in geval van overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, ingedeeld overeenkomstig de daarbij aangewezen boetecategorie.
Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Artikel 1.2
De hoogte van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit, wordt
vastgesteld overeenkomstig de bedragen die horen bij de boetecategorieën die in de bijlage bij deze regeling voor desbetreffende overtredingen zijn vastgelegd.
Bijlage als bedoeld in artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Regeling dierlijke producten categorie
Artikel 2.4, eerste lid, onderdeel c, voor zover dat onderdeel betrekking heeft 3
op de artikelen (…) 4, eerste tot en met derde lid (…) van verordening (EG)
nr. 852/2004.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 25 maart 2025, ECLI:NL:CBB:2025:182.
2.De minister verwijst naar r.o. 6.5 van de uitspraak van het CBb van 13 augustus 2024, ECLI:NL:CBB:2024:566.